Einde inhoudsopgave
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds
Artikel 782 Tijdelijke bepaling inzake de doorgifte van persoonsgegevens aan het Verenigd Koninkrijk
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
Voor de duur van de gespecificeerde periode wordt de doorgifte van persoonsgegevens vanuit de Unie aan het Verenigd Koninkrijk niet beschouwd als een doorgifte aan een derde land uit hoofde van het recht van de Unie, mits de gegevensbeschermingswetgeving van het Verenigd Koninkrijk op 31 december 2020, zoals die door de European Union (Withdrawal) Act 2018 in het recht van het Verenigd Koninkrijk is opgeslagen en verwerkt en zoals gewijzigd bij de Data Protection, Privacy and Electronic Communications (Amendments etc.) (EU Exit) Regulations 2019 (SI 2019/419)1. (de ‘toepasselijke gegevensbeschermingsregeling’), van toepassing is en mits het Verenigd Koninkrijk de aangewezen bevoegdheden niet uitoefent zonder de instemming van de Unie in de Partnerschapsraad.
2.
Met inachtneming van de leden 3 tot en met 11 is lid 1 ook van toepassing op doorgiften van persoonsgegevens vanuit IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen aan het Verenigd Koninkrijk in de gespecificeerde periode die plaatsvinden uit hoofde van het recht van de Unie zoals dat in die staten wordt toegepast bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gedaan te Porto op 2 mei 1992, voor zolang lid 1 van toepassing is op doorgiften van persoonsgegevens vanuit de Unie aan het Verenigd Koninkrijk, mits die staten beide Partijen schriftelijk in kennis stellen van hun uitdrukkelijke aanvaarding om deze bepaling toe te passen.
3.
Voor de toepassing van dit artikel worden onder ‘aangewezen bevoegdheden’ de bevoegdheden verstaan om:
- a)
regulations vast te stellen op grond van de sections 17A, 17C en 74A van de UK Data Protection Act 2018;
- b)
een nieuw document uit te vaardigen waarin standaardbepalingen inzake gegevensbescherming worden gespecificeerd op grond van section 119A van de UK Data Protection Act 2018;
- c)
goedkeuring te hechten aan een nieuwe ontwerpgedragscode op grond van artikel 40(5) van de UK General Data Protection Regulation (‘UK GDPR’), die geen gedragscode is waarop geen beroep kan worden gedaan om passende waarborgen te bieden voor doorgiften van persoonsgegevens aan een derde land uit hoofde van artikel 46(2)(e) van de UK GDPR;
- d)
goedkeuring te hechten aan nieuwe certificeringsmechanismen op grond van artikel 42(5) van de UK GDPR, die geen certificeringsmechanismen zijn waarop geen beroep kan worden gedaan om passende waarborgen te bieden voor doorgiften van persoonsgegevens aan een derde land uit hoofde van artikel 46(2)(f) van de UK GDPR; e) goedkeuring te hechten aan nieuwe bindende bedrijfsvoorschriften op grond van artikel 47 van de UK GDPR;
- f)
toestemming te verlenen voor nieuwe contractbepalingen bedoeld in artikel 46(3)(a) van de UK GDPR; of
- g)
toestemming te verlenen voor nieuwe administratieve regelingen bedoeld in artikel 46(3)(b) van de UK GDPR.
4.
De ‘gespecificeerde periode’ begint op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst en eindigt, met inachtneming van lid 5, op de vroegst vallende van de volgende datums:
- a)
- b)
op de datum die vier maanden na het begin van de gespecificeerde periode valt, welke periode met nog eens twee maanden wordt verlengd, tenzij een van de Partijen bezwaar maakt.
5.
Indien het Verenigd Koninkrijk in de gespecificeerde periode de toepasselijke gegevensbeschermingsregeling wijzigt of de aangewezen bevoegdheden uitoefent zonder de instemming van de Unie in de Partnerschapsraad, eindigt de gespecificeerde periode, met inachtneming van de leden 6 en 7, op de datum waarop de bevoegdheden worden uitgeoefend of de wijziging in werking treedt.
6.
De verwijzingen naar de uitoefening van de aangewezen bevoegdheden in de leden 1 en 5 omvatten niet de uitoefening van dergelijke bevoegdheden waarvan het effect beperkt is tot aanpassing aan het toepasselijke recht van de Unie inzake gegevensbescherming.
7.
Alles wat anders een wijziging van de toepasselijke gegevensbeschermingsregeling zou zijn die:
- a)
met de instemming van de Unie in de Partnerschapsraad is gedaan, of
- b)
beperkt is tot aanpassing aan het toepasselijke recht van de Unie inzake gegevensbescherming,
wordt niet behandeld als een wijziging van de toepasselijke gegevensbeschermingsregeling voor de toepassing van lid 5 en moet in plaats daarvan worden behandeld als deel uitmakend van de toepasselijke gegevensbeschermingsregeling voor de toepassing van lid 1.
8.
Voor de toepassing van de leden 1, 5 en 7 wordt onder ‘de instemming van de Unie in de Partnerschapsraad’ verstaan:
- a)
een besluit van de Partnerschapsraad als beschreven in lid 11; of
- b)
een veronderstelde instemming als beschreven in lid 10.
9.
Wanneer het Verenigd Koninkrijk de Unie ervan in kennis stelt dat het voorstelt de aangewezen bevoegdheden uit te oefenen, of voorstelt de toepasselijke gegevensbeschermingsregeling te wijzigen, kan elk van de Partijen binnen vijf werkdagen verzoeken om een vergadering van de Partnerschapsraad die binnen twee weken na een dergelijk verzoek moet plaatsvinden.
10.
Indien niet om een dergelijke vergadering wordt verzocht, wordt de Unie geacht met die uitoefening of wijziging in de gespecificeerde periode te hebben ingestemd.
11.
Indien om een dergelijke vergadering wordt verzocht, neemt de Partnerschapsraad op die vergadering de voorgestelde uitoefening of wijziging in overweging en kan hij een besluit vaststellen waarin wordt verklaard dat hij met de uitoefening of wijziging in de gespecificeerde periode instemt.
12.
Het Verenigd Koninkrijk stelt de Unie, voor zover redelijkerwijs mogelijk, in kennis van het feit dat het in de gespecificeerde periode tot een nieuw instrument toetreedt waarop een beroep kan worden gedaan om persoonsgegevens door te geven aan een derde land uit hoofde van artikel 46(2)(a) van de UK GDPR of section 75(1)(a) van de UK Data Protection Act 2018 in de gespecificeerde periode. Na een kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van dit lid kan de Unie verzoeken om een vergadering van de Partnerschapsraad om het desbetreffende instrument te bespreken.
13.
Titel I van deel zes is niet van toepassing op geschillen inzake de uitlegging en de toepassing van dit artikel.
Voetnoten
Zoals gewijzigd bij de Data Protection, Privacy and Electronic Communications (Amendments etc) (EU Exit) Regulations 2020 (SI 2020/1586).