Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.3.3:8.3.3 Verweer tegen opheffing schorsing
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.3.3
8.3.3 Verweer tegen opheffing schorsing
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als de voorlopige hechtenis van een minderjarige eenmaal is geschorst onder voorwaarden, kan het voorkomen dat de officier van justitie vordert dat deze schorsing wordt opgeheven, bijvoorbeeld omdat de minderjarige zich niet aan de voorwaarden zou hebben gehouden. De advocaat verleent bijstand aan de minderjarige tijdens de behandeling van deze vordering bij de rechter-commissaris of raadkamer.
Tijdens het observatieonderzoek namen advocaten verschillende posities in ten aanzien van vorderingen tot opheffing van de schorsing. Zo betwistte een advocaat dat sprake was van een overtreding van een schorsingsvoorwaarde, stelde een advocaat zich op het standpunt dat de overtreding niet los kon worden gezien van fouten van de jeugdreclassering en meende een advocaat dat de excessief lange duur van de schorsing de overtreding rechtvaardigde.1 Tijdens andere voorgeleidingen en raadkamerzittingen erkende de advocaat – evenals zijn cliënt – wel uitdrukkelijk dat sprake was van een (ongerechtvaardigde) overtreding van de schorsingsvoorwaarden, maar bepleitte de advocaat desalniettemin dat zijn cliënt niet naar een justitiële jeugdinrichting zou moeten worden (terug)gestuurd.2
Een advocaat legt tijdens een interview uit dat in de opheffing van de schorsing in jeugdzaken een “pedagogische gedachte” naar voren komt: de minderjarige moet leren dat het niet nakomen van de gemaakte afspraken (lees: voorwaarden) consequenties heeft. De betreffende advocaat werpt hierbij echter de vraag op hoe vergaand die consequentie moet zijn: “Is een overnachting of twee overnachtingen op het politiebureau genoeg of moet je daarvoor echt weer in een JJI [justitiële jeugdinrichting, YB]?”3 Deze vraag kwam ook tijdens het observatieonderzoek naar voren. Tijdens een raadkamerzitting beriep de advocaat zich in zijn verweer tegen de vordering tot opheffing van de schorsing op de proportionaliteit en de (pedagogische) effectiviteit van de reactie op het overtreden van een avondklok die als schorsingsvoorwaarde was opgelegd: “[Cliënt] zit nu al drie dagen vast op het politiebureau, er is consequent gereageerd, de sanctie is duidelijk.” Volgens de advocaat was het noch proportioneel, noch effectief om zijn cliënt vervolgens ook nog naar een justitiële jeugdinrichting te sturen.4
Tijdens een interview stelt ook een andere advocaat dat het bij de opheffing van de schorsing in wezen gaat om het “sanctioneren” van een overtreding van een schorsingsvoorwaarde. De betreffende advocaat legt aan de hand van een voorbeeld uit dat hij in zijn verweer tegen een vordering tot opheffing van de schorsing nog wel eens probeert om de overtreding van de schorsingsvoorwaarde in een context te plaatsen die de rechter(s) meer inzicht geeft in waarom zijn cliënt deze overtreding heeft begaan. Hiermee poogt deze advocaat de overtreding in een ander – voor zijn cliënt gunstiger – perspectief te plaatsen en hoopt hij de rechter(s) ertoe te bewegen zijn cliënt nog een kans te geven.
“Ik heb wel eens een keer meegemaakt dat een jongere zich dan niet echt meer aan de avondklok begon te houden, maar die zat gewoon met heel veel frustratie, want die had nog een training, een activiteit bij [naam behandelcentrum, YB] lopen in een andere zaak, dus die was continu bezig met de hulpverlening. Hij had op een gegeven moment die avondklok, maar eigenlijk was hij overdag alleen maar bezig met dat soort dingen in plaats van dat hij af en toe eventjes naar buiten kon gaan. Zo beleefde hij het in ieder geval. Dus toen heb ik nog even uitgebreid met mijn cliënt gesproken: ‘Wat is er dan precies?’ Toen heb ik hem dat verhaal ook heel uitgebreid laten vertellen, want hij kon ook wel een beetje emotioneel worden. Toen merkte ik toch wel dat er een heel emotioneel gesprek kwam: ‘Ja, maar mijn hoofd loopt gewoon over.’ Dan krijg je op een gegeven moment dat hij allerlei dingen gaat zeggen als: ‘Het is net als een glas water en dan stroomt die over, zo voelt mijn hoofd nu.’ Dan merk je wel dat de rechter-commissaris dan die overtreding toch anders gaat beoordelen dan als het simpelweg de informatie is van de jeugdreclasseerder en jij als advocaat zegt ‘Ja en amen’, dan gaat hij [de verdachte, YB] gewoon naar binnen.”5
Uit zowel de observaties als de interviews komt naar voren dat advocaten de rechter(s) via twee wegen kunnen verzoeken om hun cliënt ‘een nieuwe kans’ te geven. Dit kan allereerst door middel van een verzoek tot afwijzing van de vordering tot opheffing van de schorsing. Daarnaast kan de advocaat (subsidiair) het verzoek doen om, mocht de rechter-commissaris of raadkamer besluiten tot toewijzing van de vordering tot opheffing van de schorsing, de voorlopige hechtenis vervolgens direct opnieuw te schorsen, eventueel onder gewijzigde c.q. aangescherpte voorwaarden. Hierbij vertonen de argumenten die door advocaten worden gebruikt in verweren tegen een vordering tot opheffing van de schorsing, dan wel ter onderbouwing van verzoeken om de voorlopige hechtenis direct na het opheffing van de schorsing opnieuw te schorsen, grote gelijkenissen met de op de persoonlijke belangen van de verdachte toegespitste argumenten die worden gebruikt om reguliere schorsingsverzoeken te onderbouwen (vgl. par. 8.3.2.4).