Regeling van 2 oktober 1996, Stcrt. 1996, 197.
HR, 01-07-2014, nr. 12/02249
ECLI:NL:HR:2014:1576
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-07-2014
- Zaaknummer
12/02249
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1576, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:637, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:637, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1576, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0292
Uitspraak 01‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Stempelvonnis, art. 395a Sv. Verdachte is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld. Dit vonnis is slechts aangetekend op de wijze a.b.i. art. 395a.1 Sv (het zgn. stempelvonnis). Verdachte heeft h.b. ingesteld tegen dit vonnis. Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd. Bij de beoordeling van een cassatieberoep tegen een arrest van een Hof is uitsluitend aan de orde de vraag of dat arrest voldoet aan de wettelijke vereisten van o.m. artt. 350, 358 en 359 Sv. Voor het voldoen aan die vereisten kan het Hof gebruik maken van de mogelijkheid om het vonnis van de rechter in e.a. te bevestigen, zo nodig met aanvulling of verbetering van gronden ex art. 423.1 Sv. Nu het Hof het stempelvonnis van de Kantonrechter - dat niet voldoet aan de motiveringseisen van de artt. 350, 358 en 359 Sv - zonder enige aanvulling heeft bevestigd, voldoet ook het arrest van het Hof niet aan die motiveringseisen.
Partij(en)
1 juli 2014
Strafkamer
nr. 12/02249
Hoge raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 december 2011, nummer 20/002642-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het vonnis van de Kantonrechter ten onrechte heeft bevestigd.
2.2.
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 350 Sv:
"Indien het onderzoek in artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van artikel 349, eerste lid, beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan, en, zoo ja, welk strafbaar feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert; indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is, dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van den verdachte en over de oplegging van straf of maatregel, bij de wet bepaald."
- art. 358 Sv:
"1. In de gevallen van artikel 349, eerste lid, bevat het vonnis de daarbij vermelde beslissingen.
2. In de andere gevallen bevat het vonnis de beslissing der rechtbank over de punten, bij artikel 350 vermeld.
3. Wordt, in strijd met het te dien aanzien door den verdachte uitdrukkelijk voorgedragen verweer, artikel 349, eerste lid, niet toegepast of aangenomen dat het bewezen verklaarde een bepaald strafbaar feit oplevert of dat een bepaalde strafverminderings- of strafuitsluitingsgrond niet aanwezig is, dan geeft het vonnis daaromtrent bepaaldelijk eene beslissing.
4. Het vonnis vermeldt verder, in geval van oplegging van straf of maatregel, de wettelijke voorschriften waarop deze is gegrond.
5. Alles op straffe van nietigheid."
- art. 359 Sv:
"1. Het vonnis bevat het ten laste gelegde alsmede de vordering van de officier van justitie.
2. De beslissingen vermeld in de artikelen 349, eerste lid, en 358, tweede en derde lid, zijn met redenen omkleed. Het vonnis geeft, indien de beslissing afwijkt van door de verdachte dan wel door de officier van justitie uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, in het bijzonder de redenen op die daartoe hebben geleid.
3. De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.
4. Bij toepassing van artikel 9a of artikel 44a van het Wetboek van Strafrecht geeft het vonnis in het bijzonder redenen op die tot de beslissing hebben geleid.
5. Het vonnis geeft in het bijzonder de redenen op, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid.
6. Bij de oplegging van een straf of maatregel die vrijheidsbeneming medebrengt, geeft het vonnis in het bijzonder de redenen op die tot de keuze van deze strafsoort, dan wel tot deze soort maatregel hebben geleid. Het vonnis geeft voorts zoveel mogelijk de omstandigheden aan, waarop bij de vaststelling van de duur van de straf is gelet.
7. Als de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, geeft het vonnis dit onder opgave van redenen aan.
8. Alles op straffe van nietigheid."
wat betreft de eerste aanleg voorts:
- art. 395 Sv:
"1. De kantonrechter geeft na de sluiting van het onderzoek op de terechtzitting hetzij onmiddellijk hetzij diezelfde dag op een door hem bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling vonnis. De artikelen 357 en 359, derde en vijfde lid, blijven buiten toepassing.
2. Het vonnis wordt in het proces-verbaal der terechtzitting aangetekend op de wijze door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen
(...)
c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied of sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid;
(...)"
- art. 395a Sv:
"1. Behoudens het bepaalde in artikel 395, tweede lid, en indien schriftelijk vonnis wordt gewezen, blijft het opmaken van het proces-verbaal der terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen tweemaal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de kantonrechter gewaarmerkt.
2. De gegevens die de aantekening, bedoeld in het vorige lid, moet bevatten, worden, onverminderd het bepaalde in artikel 397a, derde lid, vastgesteld door Onze Minister van Veiligheid en Justitie. De aantekening vermeldt in ieder geval:
1° de naam van de kantonrechter, de dag van de uitspraak en de omstandigheid of de uitspraak bij verstek of op tegenspraak is gedaan;
2° indien een veroordeling is uitgesproken, het strafbare feit dat het bewezenverklaarde oplevert;
3° de opgelegde straf of maatregel.
(...)"
en wat betreft het hoger beroep voorts:
- art. 425 Sv:
"1. Degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 411, tweede lid, heeft de bevoegdheden die aan de voorzitter van de meervoudige kamer toekomen.
2. De enkelvoudige kamer geeft na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting hetzij onmiddellijk hetzij diezelfde dag op een door haar bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling arrest.
3. Het arrest wordt in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen:
(...)
c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het arrest wordt aangewend;
(...)"
- art. 3 van de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep (Stcrt. 1996, 197):
"De aantekening van het mondeling vonnis als bedoeld in artikel 426d, tweede lid, (de Hoge Raad leest - mede gelet op HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2922, NJ 2008/396 - art. 425, derde lid) van het Wetboek van Strafvordering dient de navolgende gegevens te bevatten:
a. beslissing omtrent nietigheid van de dagvaarding in eerste aanleg/de onbevoegdheid van de enkelvoudige kamer tot kennisneming van het (de) telastegelegde feit(en)/de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep/schorsing van de vervolging;
b. beslissing omtrent het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld (gehele of gedeeltelijke bevestiging/gehele of gedeeltelijke vernietiging);
c. inhoud van de telastlegging (verwijzing naar de dagvaarding in eerste aanleg is toegelaten, met vermelding van nadere opgave ter terechtzitting);
d. inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) telastegelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt);
e. de bewezenverklaring (verwijzing naar onder c, met aanduiding van de eventuele beperking of uitlegging, is toegelaten);
f. de kwalificatie van het strafbare feit dat het bewezenverklaarde oplevert;
g. de wettelijke voorschriften die zijn toegepast;
h. beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte(n) en het (de) feit(en), eventueel met de gronden daarvoor;
i. ontslag van rechtsvervolging met de gronden daarvoor;
j. opgelegde straf(fen) of maatregel(en) met vermelding van de bijzondere redenen die de straf(fen) hebben bepaald of tot de maatregel(en) hebben geleid. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv;
k. overige/bijkomende beslissingen, eventueel met de gronden daarvoor."
2.3.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
De verdachte is door de Kantonrechter in de Rechtbank Maastricht bij vonnis van 27 mei 2011 wegens handelen in strijd met art. 30, vierde lid, Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bij verstek veroordeeld tot tien dagen hechtenis. Dit vonnis is slechts aangetekend op de wijze als bedoeld in art. 395a, eerste lid, Sv (het zogenoemde stempelvonnis).
De verdachte heeft blijkens de daarvan opgemaakte akte op 23 juni 2011 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Dit hoger beroep is op 12 december 2011 behandeld en bij mondeling gegeven arrest beslist door de enkelvoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Deze beslissing is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. Die aantekening houdt in:
"Beslissing omtrent het vonnis, waarvan beroep
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep."
Tegen dit arrest heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
2.4.
Bij de beoordeling van een cassatieberoep tegen een arrest van een Hof is uitsluitend aan de orde de vraag of dat arrest voldoet aan de wettelijke vereisten van onder meer de art. 350, 358 en 359 Sv. Voor het voldoen aan die vereisten kan het Hof gebruik maken van de mogelijkheid om het vonnis van de rechter in eerste aanleg te bevestigen, zo nodig met aanvulling of verbetering van gronden op de voet van art. 423, eerste lid, Sv. Nu het Hof het stempelvonnis van de Kantonrechter - dat niet voldoet aan de motiveringseisen van de art. 350, 358 en 359 Sv onder meer doordat het geen bewezenverklaring en bewijsmotivering bevat - zonder enige aanvulling heeft bevestigd, voldoet ook het arrest van het Hof niet aan die motiveringseisen.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2014.
Conclusie 13‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Stempelvonnis, art. 395a Sv. Verdachte is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld. Dit vonnis is slechts aangetekend op de wijze a.b.i. art. 395a.1 Sv (het zgn. stempelvonnis). Verdachte heeft h.b. ingesteld tegen dit vonnis. Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd. Bij de beoordeling van een cassatieberoep tegen een arrest van een Hof is uitsluitend aan de orde de vraag of dat arrest voldoet aan de wettelijke vereisten van o.m. artt. 350, 358 en 359 Sv. Voor het voldoen aan die vereisten kan het Hof gebruik maken van de mogelijkheid om het vonnis van de rechter in e.a. te bevestigen, zo nodig met aanvulling of verbetering van gronden ex art. 423.1 Sv. Nu het Hof het stempelvonnis van de Kantonrechter - dat niet voldoet aan de motiveringseisen van de artt. 350, 358 en 359 Sv - zonder enige aanvulling heeft bevestigd, voldoet ook het arrest van het Hof niet aan die motiveringseisen.
Nr. 12/02249
Mr. Spronken
Zitting: 13 mei 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
De enkelvoudige kamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij mondeling arrest van 12 december 2011 bevestigd het mondeling vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Maastricht van 27 mei 2011, waarbij verdachte wegens “overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverkering motorrijtuigen” is veroordeeld tot hechtenis voor de duur van tien dagen en hem tevens de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd voor een termijn van zes maanden.
Mr. H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, heeft namens verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het bestreden arrest aan nietigheid lijdt, omdat het hof ten onrechte het mondeling vonnis van de kantonrechter heeft bevestigd terwijl dit vonnis in strijd met art. 395, tweede lid, Sv niet is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting.
Het op de procedure bij de kantonrechter betrekking hebbende art. 395, tweede lid, Sv luidde tot 1 januari 2013, voor zover relevant, als volgt:
“Het vonnis wordt in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen (…)
c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied of sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid”.
5. Art. 2 van de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep1.luidt onder meer als volgt:
“De aantekening van het mondeling vonnis als bedoeld in artikel 395, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de navolgende gegevens te bevatten:
a. inhoud van de telastlegging (verwezen kan worden naar de dagvaarding of, in oproepingszaken, naar de oproeping of nadere opgave, met vermelding van eventuele aanvulling ter terechtzitting);
in geval van bewezenverklaring:
a. alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt. Vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan, is in voor hoger beroep vatbare zaken gewenst);
b. de bewezenverklaring (verwijzing naar onder a, met aanduiding van de eventuele beperking of uitlegging is toegelaten);
c. de kwalificatie van het (de) strafbare feit(en) dat (die) het bewezenverklaarde oplevert;
d. de wettelijke voorschriften die zijn toegepast;
e. beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte en het feit, eventueel met de gronden daarvoor;
f. ontslag van rechtsvervolging met de gronden daarvoor;
g. opgelegde straf of maatregel. Opgave van bijzondere redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregelen [hebben] geleid, is in voor hoger beroep vatbare zaken gewenst. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv;
h. bijkomende beslissingen, met eventueel de gronden daarvoor”.
6. Uit de in het dossier aanwezige aantekening van het mondeling vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Maastricht van 27 mei 2011 blijkt dat verdachte in eerste aanleg bij verstek wegens - kort gezegd - onverzekerd rijden op 4 oktober 2010 is veroordeeld tot de hierboven onder 1. vermelde straf. De op dit vonnis betrekking hebbende mededeling uitspraak is op 15 juni 2011 aan verdachte in persoon uitgereikt. Verdachte heeft vervolgens op 23 juni 2011 hoger beroep ingesteld.
7. Uit de gedingstukken volgt dus dat verdachte binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep heeft ingesteld en dat geen sprake is van een verlofzaak als bedoeld in art. 410 Sv omdat verdachte door de kantonrechter is veroordeeld tot een hechtenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Art. 395, tweede lid onder c, Sv schrijft in zo een geval voor dat het vonnis moet worden aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. Een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg heb ik in het dossier echter niet aangetroffen. Ook een verzoek van de griffie van de Hoge Raad aan de griffie van het gerechtshof om het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 mei 2011 alsnog in te sturen, heeft niets opgeleverd. Daarom moet worden aangenomen dat van de genoemde terechtzitting geen proces-verbaal is opgemaakt en de in art. 395, tweede lid, Sv bedoelde aantekening van het mondelinge vonnis niet heeft plaatsgevonden.2.
8. Nu de thans in het dossier aanwezige aantekening mondeling vonnis niet voldoet aan de voorschriften van art. 2 van genoemde Regeling en dus niet blijkt op basis van welke gronden en overwegingen de kantonrechter tot zijn oordelen omtrent de vragen van art. 348 en 350 Sv is gekomen, had het hof het vonnis niet mogen bevestigen. Het middel klaagt hierover terecht.3.
9. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch om de zaak opnieuw te berechten.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑05‑2014
Dit werd bevestigd bij telefonische navraag bij de griffie van de voormalige rechtbank Maastricht.
Vgl. HR 25 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO2956.