Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in hoger beroep (2 oktober 1996, Stcrt. 1996, 197).
HR, 25-01-2011, nr. 09/02997
ECLI:NL:PHR:2011:BO2956
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-01-2011
- Zaaknummer
09/02997
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BO2956
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BO2956, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑01‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BO2956
ECLI:NL:PHR:2011:BO2956, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑01‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BO2956
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2011/86
Uitspraak 25‑01‑2011
Inhoudsindicatie
Aantekening mondeling vonnis (stempelvonnis). Ex art. 395.2 Sv dient een vonnis van de kantonrechter te worden aangetekend in het p.v. van de terechtzitting op een wijze als door de Minister van Justitie te bepalen. Van deze verplichting is ingevolge art. 395.2.c uitgezonderd een vonnis waartegen meer dan drie maanden na de uitspraak een rechtsmiddel is ingesteld en een vonnis als bedoeld in art. 410a.1 Sv. Verdachte heeft binnen drie maanden na de uitspraak van de Kantonrechter tegen het vonnis beroep in cassatie ingesteld. Gelet op art. 404 Sv en de hoogte van de opgelegde geldboeten staat tegen dit vonnis geen hoger beroep open, zodat het niet kan worden aangemerkt als een vonnis als bedoeld in art. 410a.1 Sv. Tot de stukken van het geding behoort niet een proces-verbaal van de terechtzitting met daarin de aantekening van het vonnis zoals voorgeschreven in art. 395.2 Sv, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dat niet is opgemaakt. Nu het ontbreken daarvan aan beoordeling van de middelen in de weg staat, kan het bestreden vonnis niet in stand blijven.
25 januari 2011
Strafkamer
nr. 09/02997
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, locatie 's-Gravenhage, van 23 oktober 2007, nummer 09/630063-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Sandberg-Crommelin, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de Kantonrechter en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. De middelen richten zich met onderscheiden klachten tegen de bestreden uitspraak.
2.2. Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken behoren:
(i) een "aantekening mondeling vonnis" inhoudende dat de verdachte op 23 oktober 2007 door de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage op tegenspraak is veroordeeld tot een geldboete van € 50,-, subsidiair een dag hechtenis, wegens overtreding van art. 2.4.17, eerste lid, APV Wassenaar;
(ii) een "akte instellen rechtsmiddel" inhoudende dat op 26 oktober 2007 door de verdachte beroep in cassatie is ingesteld tegen voornoemd vonnis.
2.3. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- Art. 395 Sv, dat luidt:
"(...)
2. Het vonnis wordt in het proces-verbaal der terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen
(...)
c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied of sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid;
(...)"
- Art. 395a, eerste lid, Sv, dat luidt:
"1. Behoudens het bepaalde in artikel 395, tweede lid, en indien schriftelijk vonnis wordt gewezen, blijft het opmaken van het proces-verbaal der terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen tweemaal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend.
De aantekening wordt door de kantonrechter gewaarmerkt.
(...)"
- Art. 404 Sv, dat luidt:
"2. Tegen de vonnissen betreffende overtredingen, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken, tenzij terzake in de einduitspraak:
(...)
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van € 50.
(...)
4. Tegen de in het tweede lid, onder (...) b, bedoelde vonnissen waartegen geen hoger beroep openstaat, staat evenmin beroep in cassatie open, tenzij zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
(...)."
- Art. 410a, eerste lid, Sv, dat luidt:
"Ingeval hoger beroep openstaat en is ingesteld tegen een vonnis betreffende uitsluitend een of meer overtredingen of misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van niet meer dan vier jaren is gesteld, waarbij geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van € 500, wordt het ingestelde hoger beroep slechts ter terechtzitting aanhangig gemaakt en behandeld indien zulks naar het oordeel van de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist."
2.4. Ingevolge de aanhef van art, 395, tweede lid, Sv dient het vonnis van de kantonrechter in het proces-verbaal van de terechtzitting te worden aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen.
Van de in de aanhef van het tweede lid van art. 395 Sv verwoorde verplichting tot aantekening van het vonnis in het proces-verbaal van de terechtzitting, is ingevolge hetgeen in dat artikellid onder c is vermeld uitgezonderd een vonnis waartegen meer dan drie maanden na de uitspraak een rechtsmiddel is ingesteld en een vonnis als bedoeld in art. 410a, eerste lid, Sv.
De verdachte heeft binnen drie maanden na de uitspraak van de Kantonrechter tegen het vonnis beroep in cassatie ingesteld. Gelet op art. 404 Sv en de hoogte van de opgelegde geldboete staat tegen dit vonnis geen hoger beroep open, zodat het niet kan worden aangemerkt als een vonnis als bedoeld in art. 410a, eerste lid, Sv.
2.5. Tot de stukken van het geding behoort niet een proces-verbaal van de terechtzitting met daarin de aantekening van het vonnis zoals voorgeschreven in art 395, tweede lid, Sv, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dat niet is opgemaakt. Nu het ontbreken daarvan aan beoordeling van de middelen in de weg staat, kan het bestreden vonnis niet in stand blijven.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de inleidende dagvaarding opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 januari 2011.
Conclusie 25‑01‑2011
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
De rechtbank te 's‑Gravenhage, sector kanton, heeft de verdachte bij vonnis van 23 oktober 2007 ter zake van overtreding van art. 2.4.17, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Wassenaar veroordeeld tot een geldboete van vijftig euro (subsidiair één dag hechtenis).
2.
De verdachte heeft (tijdig) beroep in cassatie ingesteld. Mr. M.L. Sandberg-Crommelin, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende drie middelen van cassatie.
3.1.
Aan bespreking van de middelen kom ik echter niet toe op grond van het navolgende. Ingevolge art. 395a, eerste lid, Sv in verbinding met art. 395, tweede lid, aanhef en onder c, Sv dient, indien tegen een vonnis van de kantonrechter binnen drie maanden een gewoon rechtsmiddel is aangewend en art. 410a, eerste lid, Sv niet van toepassing is, van het onderzoek op de terechtzitting van de kantonrechter proces-verbaal te worden opgemaakt en het vonnis in dit proces-verbaal te worden aangetekend zoals vastgesteld in de Ministeriële Regeling van 2 oktober 19961..
3.2.
Onder de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich niet een proces-verbaal van de terechtzitting van de kantonrechter van 23 oktober 2007. Aangenomen moet worden dat van de genoemde terechtzitting geen proces-verbaal is opgemaakt en de in art. 395, tweede lid, Sv bedoelde aantekening van het mondelinge vonnis derhalve niet heeft plaatsgevonden.2. Met dit verzuim hangt samen dat een beoordeling van de in het onderhavige geval voorgestelde middelen van cassatie niet mogelijk is. Het wel in het dossier aanwezige zgn. stempelvonnis is voor een dergelijke beoordeling niet voldoende. Nu evenmin kan worden vastgesteld of de in art. 80, tweede lid, RO bedoelde vormen door de kantonrechter zijn nageleefd, kan het bestreden vonnis niet in stand blijven.3.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank te 's‑Gravenhage, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑01‑2011
Navraag bij de griffie van de rechtbank te 's‑Gravenhage heeft uitgewezen dat alle beschikbare stukken aan de Hoge Raad zijn toegezonden.
Vgl. HR 27 juni 2006, LJN AX6409, HR 3 januari 2006, LJN AU6792, HR 30 januari 2001, LJN ZD2276, HR 15 januari 2002, LJN AD6221 en HR 22 februari 2000, LJN ZD7448.