HR, 03-01-2006, nr. 01040/05
ECLI:NL:PHR:2006:AU6792
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-01-2006
- Zaaknummer
01040/05
- LJN
AU6792
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AU6792, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑01‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AU6792
ECLI:NL:PHR:2006:AU6792, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑01‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AU6792
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑01‑2006
Inhoudsindicatie
Ter terechtzitting is een verweer gevoerd waarop de kantonrechter o.g.v. art. 80.2.c RO jo. art. 358.3 Sv jo. art. 359.2 en 9 (oud) Sv op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak – die niet voldoet aan de eisen van het te dezen toepasselijke art. 395.2 Sv – niet voorkomt, is het middel, voorzover het daarover klaagt, terecht voorgesteld.
3 januari 2006
Strafkamer
nr. 01040/05
AGJ/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, van 8 april 2004, nummer 09/163022-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Kantonrechter heeft de verdachte ter zake van "overtreding van COMPAS/APV" veroordeeld tot een geldboete van € 50,- subsidiair een dag hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de Kantonrechter door en namens de verdachte gevoerde verweren ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen.
3.2. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte bewezenverklaard:
"dat zij op 17 september 2002 te 's-Gravenhage in de Hofvijver, zijnde een openbaar water, heeft gezwommen en/of gebaad."
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de Kantonrechter van 8 april 2004 houdt - voorzover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Door de kantonrechter ondervraagd, verklaart de verdachte - zakelijk weergegeven - als volgt:
Het klopt dat ik in de Hofvijver ben gesprongen. Ik wist niet dat niet mocht. Het gebeurde op Prinsjesdag. Ik was niet alleen maar met een vriendin. Zij kon helaas vandaag niet komen. Zij heeft wel haar visie van het gebeurde op papier gezet. Wij wilden protesteren tegen het beleid van het rechtse kabinet Balkenende. We waren erg boos dat we niet mochten protesteren waar wij dat wilden n.l. op een plek waar we de mensen duidelijk konden maken dat we het niet eens waren met het beleid van het kabinet Balkenende. Op de plek waar wij mochten demonstreren stonden containers. Niemand kon zien waartegen wij protesteerden. Door ons deze plek aan te wijzen voor onze demonstratie konden wij onze mening niet vrij uiten. Mijn vriendin heeft geen boete gekregen. Als de verbalisant ons gewoon gewaarschuwd had, waren we weggegaan. Ik vind dat de Hofvijver, net als een straat, openbaar terrein is. Ik ben al eerder opgepakt en geverbaliseerd voor het demonstreren n.l. tegen het onderwijsbeleid. Daarvoor ben ik vrijgesproken.
Mr. Hummels verklaart:
Ik lees de verklaring voor van de [getuige] en zou graag willen dat dit onderdeel van het dossier gaat uitmaken.
De officier van justitie voert het woord en vordert een geldboete van € 50,- bij niet betalen te vervangen door 1 dag hechtenis. In deze zaak is extra verzwarend dat één en ander op Prinsjesdag heeft plaatsgevonden.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Ik ben het hier niet mee eens. Ik vind dat er een recht moet zijn voor vrije meningsuiting.
Mr. Hummels:
Het is juist dat er niet in openbaar water gezwommen mag worden. Den Haag voert een beleid dat gericht is tegen demonstraties. Politie en burgemeester moeten wel tegemoet komen aan de wensen van de demonstranten. Mijn cliënte is inderdaad in het water gesprongen en daarna op het eiland geklommen. In een commercieel televisieprogramma heeft zij hierover een toelichting mogen geven. Fysieke verhindering valt ook onder de rechten van de mens. Was het nu noodzakelijk dat deze overtreding strafrechtelijk wordt vervolgd?"
3.4. Aldus is verweer gevoerd waaromtrent de Kantonrechter op grond van art. 80, tweede lid aanhef en onder c, RO in verbinding met art. 358, derde lid, Sv juncto art. 359, tweede lid en negende lid (oud) Sv op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak - die niet voldoet aan de eisen van het te dezen toepasselijke art. 395, tweede lid, Sv - niet voorkomt, is het middel, voorzover het daarover klaagt, gegrond.
4. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, opdat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. van Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 3 januari 2006.
Conclusie 03‑01‑2006
Inhoudsindicatie
Ter terechtzitting is een verweer gevoerd waarop de kantonrechter o.g.v. art. 80.2.c RO jo. art. 358.3 Sv jo. art. 359.2 en 9 (oud) Sv op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak – die niet voldoet aan de eisen van het te dezen toepasselijke art. 395.2 Sv – niet voorkomt, is het middel, voorzover het daarover klaagt, terecht voorgesteld.
Nr. 01040/05
Mr. Vellinga
Zitting: 15 november 2005
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage wegens overtreding van artikel 112, lid 1, van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982(1) veroordeeld tot een geldboete van € 50,-, subsidiair een dag hechtenis.
2. Namens verdachte heeft mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Ambtshalve merk ik het volgende op. Ingevolge het bepaalde in art. 395 lid 2 onder c Sv wordt het vonnis van de Kantonrechter in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen indien binnen drie maanden een gewoon rechtsmiddel tegen een op tegenspraak gewezen vonnis is aangewend. In dit geval is beroep in cassatie ingesteld op de dag waarop het vonnis is gewezen. Overeenkomstig het voorschrift van art. 395a lid 1 Sv is van de behandeling ter terechtzitting proces-verbaal opgemaakt. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 april 2004 heeft de Kantonrechter uitspraak gedaan "conform aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis". In het dossier bevindt zich deze aantekening mondeling vonnis. Daaruit blijkt van het feit dat het vonnis op tegenspraak is gewezen, van de kwalificatie van het strafbare feit, de pleegdatum en de opgelegde straf.(2)
4. De wijze waarop het vonnis in het proces-verbaal van de zitting moet worden aangetekend is bepaald in de Ministeriële regeling van 2 oktober 1996.(3) Het tweede lid van die regeling schrijft voor dat het mondeling vonnis als bedoeld in art. 395 lid 2 Sv - kort gezegd en voor zover hier van belang - de volgende gegevens moet bevatten:
a. de inhoud van de tenlastelegging;
b. de bewijsmiddelen;
c. de bewezenverklaring;
d. de kwalificatie;
e. de toegepaste wettelijke voorschriften;
f. de beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte en het feit;
g. ()
5. Uit het bovenstaande volgt dat het vonnis niet op de voorgeschreven wijze is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of de in art. 80 lid 2 RO bedoelde vormen zijn nageleefd. Dit dient te leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak.(4)
6. Het middel behoeft geen bespreking.
7. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigt en de zaak verwijst naar gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Na verbeterde lezing; het vonnis vermeldt als kwalificatie "Overtreding van COMPAS/APV".
2 Zie art. 395a lid 2 onder 1° - 3° Sv.
3 Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in hoger beroep (2 oktober 1996, Stcrt. 1996, 197).
4 Vgl. HR 22 februari 2000, nr. 111.936, HR 1 februari 1985, NJ 1986, 404; HR 20 maart 1984, NJ 1984, 550; HR 27 maart 1979, NJ 1979, 386.