HR 17 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4200; HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6691,NJ 2011/316, m.nt. Mevis.
HR, 10-07-2018, nr. 16/05575
ECLI:NL:HR:2018:1167
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-07-2018
- Zaaknummer
16/05575
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1167, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑07‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:548
ECLI:NL:PHR:2018:548, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑06‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1167
- Vindplaatsen
RvdW2018/940
Uitspraak 10‑07‑2018
Partij(en)
10 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/05575
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 2 november 2016, nummer 21/003795-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2018.
Conclusie 05‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 46 Sr. Voorbereidingshandelingen gericht op autodiefstallen of gekwalificeerde woninginbraak (art. 311 lid 1 sub 4 en 5 Sr)? De AG stelt zich op het standpunt dat het hof voldoende begrijpelijk heeft gemotiveerd dat de voorbereidingshandelingen in casu gericht waren op een woninginbraak ook al kon het aangetroffen gereedschap deels zowel voor het plegen van woninginbraken als voor het plegen van autodiefstallen c.q. inbraken in auto’s worden gebruikt. Daarom geeft de AG de Hoge Raad in overweging het cassatieberoep te verwerpen (81 RO).
Nr. 16/05575 Zitting: 5 juni 2018 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 2 november 2016 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens, onder 1 en 3, “de eendaadse samenloop van voorbereiden van diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en overtreding van artikel 2.44 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Deventer” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken.
Deze zaak hangt samen met de zaken die onder nrs. 16/05402, 16/05439 en 17/01967 bij de Hoge Raad aanhangig zijn. In de laatstgenoemde zaken zal ik vandaag eveneens concluderen.
3. Namens de verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel bevat de klacht dat het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen – mede in het licht van een door de verdediging gevoerd bewijsverweer – niet heeft kunnen afleiden dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het voorbereiden van een woninginbraak gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Wat betreft het onder de verdachte en zijn medeverdachten aangetroffen inbrekersgereedschap heeft de verdediging aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen volgt dat als er al een misdrijf zou worden voorbereid, het om diefstal van auto’s ging en dus niet om het plegen van enig misdrijf ten aanzien waarvan in art. 46, eerste lid, Sr het verrichten van voorbereidingshandelingen strafbaar is gesteld. Dit verweer is door het hof verworpen, hetgeen volgens de steller van het middel zonder nadere motivering niet begrijpelijk is.
4.1. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“1.
hij op 27 maart 2014 te Deventer en Tilburg tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van
A. het misdrijf diefstal met braak verbreking en/of inklimming, in vereniging gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, in een auto ter plaatse is gegaan naar de parkeerplaats van appartementencomplex ‘De Heerlijckheid’ te Deventer en daar opzettelijk inbrekersgereedschappen waaronder:
- (latex)handschoenen en
- een (speciale) tang, (een zogenaamde ‘Key Cutter’ waarmee men uitsparingen in (een) sleutels kan knippen/maken/fabriceren) merk Lishi, kleur oranje en
- 2 (twee) tasjes met meerdere gereedschappen, te weten:
- een (zwarte) kerntrekker(wordt gebruikt om profielcilinders uit het slot te trekken) en
- een ratelringsleutel(maat 17-19 mm) en
- een bithouder (met torxbitje) en
- een oranje/grijze schroevendraaier (vouwbreedte 7 millimeter) en
- een schroevendraaier (vouwbreedte 4 millimeter) en
- een schroevendraaier (vouwbreedte 3 millimeter) en
- een zijkniptang, en
- een bithouder (met een dopsleutel 8 millimeter) en
- een zwart aardappelschilmesje en
- meerdere, althans een hoeveelheid (valse/blanke) sleutels) en/of
- meerdere, althans een, zogenoemde cryptochip(s) (bestemd om de startonderbreker van een auto uit te schakelen)
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 27 maart 2014 te Deventer, op een openbare plaats inbrekerswerktuigen, te weten (latex)handschoenen en/of een (speciale) tang en/of 2 (twee) tasjes met meerdere gereedschappen en/of een bakje met meerdere (blanke en/of valse) sleutels heeft vervoerd en/of bij zich heeft gehad.”
4.2. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2014, pagina 15 e.v. van Regiopolitie IJsselland nr. PL04DC-2014025983-18, inhoudende:
als relaas van verbalisanten althans één hunner:
Op donderdag 27 maart 2014, waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden in uniform gekleed en wij reden in een opvallend politievoertuig. Wij waren met de noodhulp belast.
Op donderdag 27 maart 2014, omstreeks 02:51 uur, kregen wij van de meldkamer Oost Nederland een melding van een verdachte situatie waarbij vier mannen waren gezien.
De mannen zouden donker gekleed zijn. De melder gaf aan dat de personen op het parkeerterrein aan de Omerinkweg te Deventer zouden zijn.
Dit parkeerterrein is een door middel van een slagboom afgesloten privéterrein, behorende bij een verzorgingscentrum, genaamd Heerlijckheid. Dit parkeerterrein heeft een toegang voor autoverkeer, waarvan de slagboom gesloten was. Ook is er een toegang welke alleen per fiets of voet te bereiken is. Deze toegang komt uit via een voetpad aan de Bonenkamp. Aan de noordzijde van het parkeerterrein staan woningen, waarvan de achtertuin grenst aan dat parkeerterrein, en deze tuinen zijn van het parkeerterrein gescheiden door struiken en wat bomen.
Wij gingen met meerdere eenheden ter plaatse, en besloten het parkeerterrein het laatste stuk te voet te benaderen.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], ben via de Bonenkamp het voetpad naar het parkeerterrein opgelopen. Halverwege het voetpad staat een struik, waar ik achter ben gaan staan.
Van hier vandaan zag ik aan de andere kant van het parkeerterrein, op ongeveer 30 meter afstand van waar ik stond, een rij auto’s geparkeerd staan. Ik zag dat tussen twee van die auto’s een lantaarnpaal stond die een fel licht naar beneden toe uitstraalde. Ik zag dat onder deze lantaarnpaal, en dus tussen de twee auto's, een persoon stond. Ik zag dat deze persoon met zijn gezicht in de richting van de slagboom stond. Ik zag dat deze persoon iets voorovergebogen stond, en dat hij met iets in zijn handen bezig was. Ik zag dat deze persoon een capuchon aan zijn jas had, welke niet op zijn hoofd zat, en ik zag dat deze capuchon voorzien was van een bontkraag.
Langs het voetpad waar ik stond, bevonden zich aan mijn rechterzijde, meerdere woningen, en tuinen bij deze woningen. Ik hoorde continu geritsel, en gekraak vanuit de tuinen, gelegen bij de woningen. Ik had hier geen zicht op door de dichte begroeiing.
Ik hield de persoon onder de lantaarnpaal, in de gaten terwijl ik achter het struikje op het voetpad stond. Ik waarschuwde de collega's die nog onderweg waren hoe de situatie was, en vroeg de collega's om op voorhand op alle vluchtroutes een post in te nemen.
Gezien het feit dat er meerdere mannen op het terrein waren gezien, wat een privéterrein is, en is afgesloten door middel van een slagboom, vonden wij dit verdacht. Ik zag dat er tevens borden hingen met verboden voor onbevoegden erop. Er zouden in elk geval vier mannen zijn gezien die bij elkaar hoorden, dit is wat de melder aan de meldkamer had doorgegeven.
Ook hoorde ik geritsel in de tuinen bij woningen, en is het ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat er de laatste weken veel wordt ingebroken in Deventer in de nachtelijke uren.
Ik hoorde dat na enkele minuten voldoende collega’s in de omgeving waren, en ik zei via de portofoon, dat we met zijn allen vanuit zowel het voetpad, als via de toegangsweg met de slagboom, lopend het terrein op zouden gaan.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], rende met versnelde pas richting de persoon onder de lantaarnpaal. Toen ik de persoon tot op ongeveer 15 meter genaderd was, zag ik dat hij zich in mijn richting omdraaide, en dat hij zich vervolgens weer omdraaide en hard wegrende. Ik zag dat hij de struiken aan de zijde van de Omerinkweg in rende.
Op het moment dat hij de struiken in rende, zag ik onder de lantaarnpaal, waar even daarvoor de eerste persoon nog stond, een paar handschoenen, sleuteltjes, en gereedschap liggen. Het is mij ambtshalve bekend dat dit inbrekerswerktuigen zijn.
Ik riep op luide en niet mis te verstane wijze: Stop! Politie! Staan blijven, je bent aangehouden! Ik zag dat de verdachte niet stopte, en doorrende. Ik zag op dat moment vanuit het struikgewas waar de verdachte in rende, ineens nog een persoon rennen. Ik zag dat deze persoon uit de richting van een van de achtertuinen kwam.
Ik rende zelf ook het struikgewas in.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], stond aan de andere zijde van het struikgewas wat zojuist is omschreven door verbalisant [verbalisant 1]. Ik, verbalisant [verbalisant 2], hoorde mijn collega [verbalisant 1] roepen: Stop! Politie! Staan blijven, je bent aangehouden! Ik hoorde veel gekraak uit de struiken komen. Ik zag vervolgens twee, mij onbekende mannen de struiken uit komen rennen. Ik zag dat ze beiden mijn richting op renden. Ik zag dat mijn collega [verbalisant 1] achter deze twee mannen aanrende. Ik zag dat collega [verbalisant 3] inmiddels naast mij stond.
Ik zag dat de twee mannen stopten met rennen toen ze op ongeveer 2 meter van mij verwijderd waren.
Toen ik, verbalisant [verbalisant 1], door de struiken was gerend, zag ik aan de andere kant van de struiken twee collega's, de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staan. Ik zag dat de verdachten bij hen stonden, en hierop hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], de twee verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2], op donderdag 27 maart 2014, 03:07 uur, aangehouden ter zake poging woninginbraak. Ik hoorde over het terrein inmiddels meerdere collega’s schreeuwen, en ik zag veel collega’s rennen.
Ik zag dat aan de andere kant van het terrein, ter hoogte van het voetpad, dat in de struiken grenzend aan de tuinen van de woningen, ook twee verdachten werden aangehouden. Ik zag dat deze twee verdachten uit de struiken kwamen lopen, vanuit de richting van de woningen achter de struiken.
Ik hoorde van de collega’s dat zij ook twee verdachten hadden aangehouden ter zake poging woninginbraak.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], vroeg de verdachte [verdachte], met hoeveel personen ze waren.
Ik hoorde dat de verdachte zei: met 6, met 6.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] heb dit doorgegeven aan de collega’s. De collega’s hebben met vele eenheden, ook vanuit aangrenzende regio’s gezocht naar meerdere verdachten, maar het is uiteindelijk bij 4 aanhoudingen gebleven.
Bijlage: ‘foto 6’ met onderschrift: ‘De situatie waarin de auto van verdachten is aangetroffen. Het geparkeerde voertuig van verdachten, ten name van [betrokkene 1] uit Nijmegen. Deze stond met de portieren open en de autosleutels in het voertuig geparkeerd. De auto stond vlak voor de slagbomen van het verzorgingshuis De Heerlijckheid op de openbare parkeerplaatsen geparkeerd.’
2. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2014, pagina 73 van Regiopolitie IJsselland nr. PL04CB-2014025983-46, inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Door mij, verbalisant [verbalisant 4], werd op donderdag 27 maart 2014 een onderzoek ingesteld aan een voertuig. Dit betrof een grijze Audi A2 voorzien van het kenteken [AA-00-BB].
Dit voertuig is op 27 maart 2014 aangetroffen op de Omerinkweg te Deventer onder verdachte omstandigheden. Hierbij zijn een viertal verdachten aangehouden voor het plegen van voorbereidingshandelingen van ernstige misdrijven.
In de auto trof ik een TomTom navigatiesysteem aan. Deze TomTom was nog aangesloten met de adapter en stond nog aan. Ik heb hierop het navigatiesysteem in beslag genomen. Uit verder onderzoek bleek dat er twee adressen stonden ingesteld bij ‘recente bestemming’. Dit betrof Tilburg stadscentrum en de [a-straat 1] te Deventer.
De tenaamgestelde van het voertuig is [betrokkene 1] van [geboortedatum]-1990, geboren te [geboorteplaats] en woonachtig aan de [b-straat 1] te Tilburg. Op dit zelfde woonadres is verdachte [medeverdachte 2] ook woonachtig.
De [a-straat 1] te Deventer ligt op zeer korte afstand van de Omerinkweg te Deventer.
3. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van inverzekeringstelling d.d. 7 april 2014, pagina 81 van Regiopolitie IJsselland nr. PL04CB-2014025983-54, inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Op donderdag 3 april 2014 heb ik, verbalisant [verbalisant 4], een onderzoek ingesteld aan de [a-straat 1] te Deventer.
Dit naar aanleiding van een inbeslaggenomen navigatiesysteem welke in de inbeslaggenomen Audi A2 lag, voorzien van liet kenteken [AA-00-BB]. In het navigatiesysteem stond het adres [a-straat 1] ingesteld als recente bestemming. De [a-straat 1] is in de directe nabijheid van de Omerinkweg, de locatie waar de verdachten werden aangehouden.
Op bovengenoemde datum omstreeks 13:00 uur heb ik de bewoners van de [a-straat 1] te Deventer gesproken. Men gaf aan dat er niets bijzonders bij hun woning gebeurd is en dat er geen sprake was van verbrekingen of braakschade.
De [a-straat 1] te Deventer betreft een vrijstaande woning, gelegen aan een
fietspad. De [a-straat 1] te Deventer ligt in een buurt waar veel woninginbraken hebben plaatsgevonden.
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2014, pagina 84 e.v. van Regiopolitie IJsselland nr. PL0400-2014025983-26, inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Op donderdag 27 maart 2014 was ik, verbalisant [verbalisant 5], belast met een buurtonderzoek op en rondom een privé parkeerplaats, gelegen aan de Omerinkweg te Deventer. Voornoemde parkeerplaats behoort bij appartementencomplex ‘De Heerlijckheid’, gelegen aan de Omerinkweg.
Op deze privé parkeerplaats heeft zich op donderdag 27 maart 2014 een verdachte situatie voorgedaan, waarbij vier verdachten zijn aangehouden.
Ik, verbalisant, bevond mij aan de zijkant, op het voetpad. Dit voetpad loopt van de Somervaart naar de privé parkeerplaats van het voornoemde appartementencomplex, toen ik werd aangesproken door een manspersoon welke uit een nooduitgang van het appartementencomplex. Ik hoorde de man zeggen dat zijn vrouw vannacht last had gehad van haar heup en uit bed was gegaan. Zij had, toen zij zich in de woonkamer bevond, uit een raam van de woonkamer gekeken. Dit raam kijkt uit op het voetpad welke vanaf de Somervaart naar de privé parkeerplaats op de Omerinkweg loopt.
Ik, verbalisant, heb vervolgens met de vrouw van de man gesproken. Ik hoorde de vrouw zeggen dat zij wakker was geworden omdat zij last kreeg van haar been. Dat was tussen 02.30 uur en 03.00 uur. De vrouw was naar de woonkamer gegaan en had door een kiertje van het gordijn, door het raam naar buiten gekeken. Het raam bevindt zich op de linkerhoek aan de voorzijde van de woning en kijkt aan de voorzijde uit op de privé parkeerplaats en aan de linkerzijde van de woning op het voornoemde voetpad. Ik hoorde de vrouw zeggen dat ze op een afstand van ongeveer 10 meter afstand van haar een man op het voetpad zag staan. De man stond ongeveer twee meter bij een lantaarnpaal vandaan en de vrouw had goed zicht op hem. De vrouw zag dat de man, tussen de 20 en 30 jaar, een licht getinte huidskleur had. De man had een kort gedrongen figuur. De man had een stoppelbaard en droeg een donker mutsje.
De man droeg verder donkere kleding. Het viel de vrouw op dat de man een soort koffertje bij zich had, waarbij de vrouw dacht aan een soort gereedschapskoffertje.
Ik hoorde de vrouw zeggen dat ze enorm schrok van de man en dat ze direct haar man uit bed had gehaald. Toen haar man in de kamer was hebben ze beiden weer om de beurt door een kiertje van het gordijn naar buiten gekeken, uit hetzelfde raam. De vrouw zag nu op de plek waar eerst een (1) man stond, er nu vier mannen stonden, alle mannen droegen donkere kleding en droegen allemaal wat op hun hoofd. De vrouw is toen snel naar de badkamer gelopen en heeft 112 gebeld. De vrouw heeft haar bevindingen meegedeeld aan de centralist van de meldkamer en is toen weer teruggelopen naar de woonkamer.
Toen de vrouw weer door een kiertje van het gordijn keek zag ze dat de mannen niet meer op het voetpad stonden. De vrouw keek toen door het raam wat zicht gaf op de parkeerplaats, en zag dat er twee mannen tussen de auto’s op de parkeerplaats zaten. De mannen zaten aan de kant van de doodlopende gedeelte van de Omerinkweg.
De vrouw zag dat beide mannen op de hurken zaten. De vrouw zag meerdere malen een iets oplichten. De vrouw dacht hierin een beeldscherm te herkennen. De man die het beeldscherm in zijn handen had bleef de gehele tijd op de hurken zitten, de man die erbij was, ging meerdere malen rechtop staan om zich heen te kijken.
Enkele ogenblikken later zag en hoorde de vrouw enorm lawaai en geschreeuw en zag zij dat de politie vanaf het voetpad de parkeerplaats oprende. De vrouw zag dat de twee mannen die gehurkt tussen de auto’s zaten begonnen te rennen en weg renden in de richting van het doodlopende gedeelte van de Omerinkweg. De vrouw vertelde dat ze had gezien dat de politie twee mannen had aangehouden.
5. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2014, pagina 88 van Regiopolitie IJsselland nr. PL0400-2014025983-40, inhoudende:
als relaas van verbalisant:
De Omerinkweg te Deventer betreft een doodlopende weg. Dit wordt kenbaar gemaakt middels een bord ‘doodlopende weg’. Aan het einde van de weg staat een heg. Achter deze heg bevindt zich een gazon met daarnaast een strook zand.
Halverwege de Omerinkweg is een weg naar rechts, welke uitkomt op een privéparkeerplaats welke toebehoort aan appartementen complex ‘De Heerlijckheid’.
De privéparkeerplaats van appartementencomplex ‘De Heerlijckheid’ is voorzien van een slagboom met daarop een bord met de tekst:
‘Eigen terrein De Heerlijkheid. Geen vrije doorgang. Art. 461 W.V.S’.
Het parkeerterrein is met de auto alleen te betreden door middel van een ‘key’ welke in een lezer gestopt moet worden welke even voor de slagboom staat.
Aan de achterzijde van de privé parkeerplaats bevindt zich een voetpad welke langs appartementencomplex de Heerlijckheid loopt en uitkomt op de Somervaart. Vanaf de Somervaart tot halverwege het voetpad, staat een hoge schutting langs het voetpad.
Achter deze schutting bevinden zich woningen. Ter hoogte van Omerinkweg 32 gaat de schutting haaks rechtsaf. Aan het eind van de schutting wordt de tuin van de bewoners, grenzend aan het perceel van ‘De Heerlijckheid’ haaks op de schutting omzoomd met groene afrastering, gelijkend op Heras hekwerk.
6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 7 april 2014, pagina 122 e.v. van Regiopolitie IJsselland nr. PL04TR-2014025983-53, inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Op donderdag 27 maart 2014 werd door [verbalisant 4], hoofdagent in het team Groot Colmschate-Bathmen te Deventer, een vergelijkend werktuigsporenonderzoek aangevraagd.
Aangeboden werktuigen.
Op donderdag 3 april 2014 werd mij hiertoe door [betrokkene 2], forensisch medewerker bij de afdeling Forensische Opsporing in het district IJsselland, het volgende aangeboden:
- Een roze tasje met panterprint, inhoudende:
A. Een zwarte kerntrekker zonder merkaanduiding, met drie bijbehorende zelftappers, waarvan één in een gripzakje;
B. Een ratelringsleutel maat 17-19 mm, merk ‘Proxxon Speeder’
C. Een zwart met gele bithouder merk ‘Sencys’, voorzien van een torx-bitje;
- Een wit nylon tasje met opdruk ‘Dolce & Gabbana’ inhoudende:
D. Een oranje-grijze schroevendraaier, merk ‘Werckmann’, met een vouwbreedte van circa 7 millimeter;
E. Een oranje-grijze schroevendraaier, merk ‘Werckmann’, met een vouwbreedte van circa 4 millimeter en een verbogen steel;
F. Een oranje-grijs-gele schroevendraaier, merk ‘Werckmann’ met een vouwbreedte van circa 3,0 millimeter en een verbogen steel;
G. Een grijs-oranje zijkniptang, merk ‘Werckmann’;
H. Een zwart-gele bithouder, merk ‘Proxxon’, voorzien van een dopsleutel 8 millimeter. In het tasje was tevens een losse dop 10 millimeter aanwezig.
I. Een zwart aardappelschilmesje zonder merkaanduiding.
J. Een oranje ‘keycutter’, merk ‘Lishi’ en een zwart kunststof doosje met daarin blanco sleutels en twee kleine capsules met spoeltjes.
Bij inbraken wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van een kerntrekker, zoals kerntrekker (A) om de profielcilinder uit het slot te trekken. Hierbij wordt eerst een zelftapper, zoals aanwezig in het roze tasje met panterprint, in de cilinder geschroefd met behulp van een torxsleutel, eveneens in het tasje aanwezig. Vervolgens wordt met de kerntrekker de ingeschroefde zelftapper met de cilinder naar buiten getrokken, door met een steek, ring- of dopsleutel van 19 millimeter een moer op een stuk draadeind in de kerntrekker rond te draaien. In het tasje was een ratelringsleutel 17-19 millimeter aanwezig.
De tang ‘Keycutter’ van het merk ‘Lishi’ (J) is bestemd om sleutels na te maken door uitsparingen te maken in blanco sleutels.
7 Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van inverzekeringstelling d.d. 27 maart 2014, pagina 43 van Regiopolitie IJsselland nr. PL04CB-2014025983-30, inhoudende:
als verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik heb iemand afgezet.”
4.3. Het bestreden arrest bevat daarnaast de volgende nadere bewijsoverwegingen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot algehele vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Op donderdag 27 maart 2014 te 02:51 uur kwam er bij de politiemeldkamer een melding binnen van een bewoner van het appartementencomplex ‘De Heerlijckheid’ gevestigd aan de Omerinkweg te Deventer. Er werd gemeld dat er zich vier, in het donker geklede, mannen bevonden op het parkeerterrein van genoemd appartementencomplex aan de Omerinkweg.
Hierop is de politie ter plaatse gegaan en hebben verbalisanten op verschillende mogelijke vluchtroutes een post ingenomen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft zich ter plekke verdekt opgesteld om de situatie te kunnen observeren. Verbalisant [verbalisant 1] zag op een afstand voor hem op ongeveer 30 meter een manspersoon (naar later bleek verdachte [verdachte]), op het afgesloten parkeerterrein, onder een verlichte lantaarnpaal, staan. De man stond voorovergebogen en was met zijn handen met iets bezig. Deze persoon had een capuchon met een bontrand aan zijn jas. Verbalisant [verbalisant 1] had zich opgesteld achter een bosschage naast woningen en hoorde geritsel en gekraak vanuit de tuinen gelegen bij die woningen.
Op een gegeven moment begaf verbalisant [verbalisant 1] zich in de richting van de persoon die onder de lantaarnpaal op het parkeerterrein stond. Deze persoon zag verbalisant en rende weg in de richting van het struikgewas waar op dat moment een tweede verdachte uit de richting van een van de achtertuinen, tevoorschijn kwam en wegrende. De mannen renden in de richting alwaar twee andere verbalisanten zich hadden opgesteld en werden aangehouden. Deze twee mannen bleken verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn. Verdachte ging gekleed in een jas voorzien van een bontrand rondom de capuchon.
Tijdens de achtervolging te voet door verbalisant [verbalisant 1] zag hij op de plaats alwaar de verdachte onder de lantaarnpaal had gestaan, handschoenen, sleuteltjes en gereedschap op de grond liggen. Deze goederen werden later in beslaggenomen. Ongeveer op hetzelfde moment werden aan de andere kant van het terrein nabij de struiken grenzend aan de woningen, nog twee mannen aangehouden. Dit bleken medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] te zijn. [medeverdachte 4] trachtte nog de bosschages in te vluchten. [medeverdachte 3] zat gehurkt achter enkele struiken.
In de omgeving vlakbij de slagboom van het verzorgingstehuis werd een personenauto, merk Audi, type A2 met de portieren open en de autosleutels nog in het voertuig aangetroffen. Deze auto stond op naam van I. [betrokkene 1]. Zij is woonachtig op hetzelfde adres als medeverdachte [medeverdachte 2].
Verdachte en zijn medeverdachten zijn allen afkomstig uit Tilburg. Verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] hebben gebruikt gemaakt van hun zwijgrecht. Zij hebben geen verklaring willen geven voor hun aanwezigheid ter plekke. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij iemand had afgezet maar wil de naam van die persoon niet noemen.
Het hof is van oordeel dat in de omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet en met name de aanwezigheid van inbrekersgereedschap en de voor een snelle vlucht gereedstaande auto, geoordeeld kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten bezig waren met de voorbereiding van een strafbaar feit.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de handelingen van de verdachten hebben gestrekt ter voorbereiding van een in art. 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omschreven misdrijf, te weten een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.
Uit de bewijsmiddelen lijkt naar het oordeel van de raadsman veeleer te volgen dat, als er al een misdrijf zou worden voorbereid, dit de diefstal van auto’s betrof. Er zijn immers goederen aangetroffen die zijn bedoeld om sleutels van auto’s na te maken evenals capsules om de startonderbreker van een auto uit te schakelen. Nu op de diefstal van auto’s geen gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld dient naar oordeel van de raadsman vrijspraak te volgen van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Het hof volgt de raadsman hierin niet. Onder het gereedschap dat is aangetroffen bevond zich onder meer een zogenaamde kerntrekker met drie bijbehorende zelftappers.
In het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek wordt daaromtrent het volgende overwogen: ‘Bij inbraken wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van een kerntrekker, zoals kerntrekker [A]om de profielcilinder uit het slot te trekken. Hierbij wordt eerst een zelftapper, zoals aanwezig in het roze tasje met panterprint, in de cilinder geschroefd met behulp van een torxsleutel, eveneens in het tasje aanwezig. Vervolgens wordt met de kerntrekker de ingeschroefde zelftapper met de cilinder naar buiten getrokken, door met een steek, ring- of dopsleutel van 19 millimeter een moer op een stuk draadeind in de kerntrekker rond te draaien. In het tasje was een ratelringsleutel 17-19 millimeter aanwezig.’
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] volgt dat verbalisant [verbalisant 1], toen hij zich nog schuil hield achter een struik, continu geritsel en gekraak hoorde vanuit de tuinen gelegen bij de woningen. Nabij de plek waar [verbalisant 1] geritsel hoorde werden even later, in de bosjes grenzend aan de achtertuinen van woningen, medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 2] kwam op het moment dat verbalisant [verbalisant 1] verdachte wilde aanhouden rennend vanuit de richting van een achtertuin.
Dit duidt er naar het oordeel van het hof op dat de aandacht en de voorbereidingshandelingen van verdachte en zijn medeverdachten gericht waren op de woningen en niet op de op de parkeerplaats aanwezige auto’s. De enkele aanwezigheid van inbrekersgereedschap bestemd of geschikt voor het inbreken in auto’s, maakt dit niet anders. Verdachte zal derhalve van het eerste feit onder B worden vrijgesproken.”
4.4. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het oordeel van het hof dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten strekten ter voorbereiding van het plegen van woninginbraken met name onbegrijpelijk is, aangezien de bewijsmiddelen niets inhouden waaruit een dergelijk voornemen zou kunnen worden afgeleid, maar eerder duiden op een plan één of meer auto’s te stelen, omdat:
(i) één van de verdachten zich kort voorafgaand aan de aanhouding op het parkeerterrein achter appartementencomplex ‘De Heerlijckheid’ in Deventer onder een lantaarnpaal tussen twee geparkeerde auto’s in bevond (bewijsmiddel 1);
(ii) de betreffende verdachte toen hij bij het zien van een politieagent wegvluchtte een paar handschoenen, sleuteltjes en gereedschap op de genoemde plaats tussen de auto’s achterliet (bewijsmiddel 1); en
(iii) een door de politie gesproken bewoonster van het appartementencomplex vanuit het raam van haar woning twee mannen heeft waargenomen die op het parkeerterrein gehurkt tussen de auto’s zaten en op enig moment ook vanaf die plaats wegvluchtten (bewijsmiddel 4).
In onderlinge samenhang beschouwd wijzen deze omstandigheden volgens de steller van het middel eerder in de richting van de voorbereiding van autodiefstallen c.q. inbraken in auto’s dan van de voorbereiding van een woninginbraak. Wat betreft de door het hof benadrukte geschiktheid van het aangetroffen gereedschap voor het plegen van woninginbraken wordt in de toelichting op het middel betoogd, dat het betreffende gereedschap eveneens geschikt was voor het plegen van autodiefstallen c.q. inbraken in auto’s.
4.5. Bij de beoordeling van de vraag of voorwerpen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf zoals bedoeld in art. 46 lid 2 Sr dient het misdadige doel dat de verdachte bij het gebruik van die voorwerpen had, te worden betrokken. Concretisering van dat misdrijf naar tijd, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist als er maar met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de voorbereidingshandelingen zijn gericht.1.Dat laatste is vooral ook van belang om te kunnen vaststellen of het gaat om een misdrijf met een strafbedreiging van acht jaar of meer, omdat alleen in dat geval voorbereidingshandelingen strafbaar zijn.2.Voorwaarde is dus dat het betreffende delict uit de bewezenverklaring en de kwalificatie moet blijken.3.Aan die voorwaarde is in onderhavige zaak voldaan.
4.6. Waar in cassatie een punt van wordt gemaakt is, dat de verdachte heeft toegegeven dat het zijn plan was auto’s te stelen – géén feit waar acht jaar of meer op staat – en niet om in te breken in een woning en dat het autodiefstalscenario past bij de aangetroffen voorwerpen en de gebruikte bewijsmiddelen. De vraag die dan rijst is of het onbegrijpelijk is dat het hof op grond van dezelfde bewijsmiddelen heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachten in dit specifieke geval alleen de bedoeling hadden om een woninginbraak te plegen.
4.7. Zoals blijkt uit de hierboven onder 4.3 aangehaalde passage van het arrest, heeft het hof ter motivering van zijn verwerping van het verweer van de verdediging dat de voorbereidingshandelingen van de verdachten betrekking moeten hebben gehad op het plegen van autodiefstallen c.q. inbraken in auto’s met name overwogen dat:
(i) (een belangrijk deel van) het bij de verdachten aangetroffen gereedschap in het bijzonder geschikt was voor het openbreken van cilindersloten (bewijsmiddel 6);
(ii) één van de verbalisanten bij aankomst bij het parkeerterrein achter het appartementencomplex continu geritsel en gekraak vanuit de achtertuinen van de tot het complex behorende woningen hoorde (bewijsmiddel 1); en
(iii) twee van de aangehouden verdachten zich op het moment van hun aanhouding in de bosjes grenzend aan de betreffende achtertuinen bevonden en een derde aangehouden verdachte vlak voor zijn aanhouding rennend vanuit de richting van één van de achtertuinen kwam (bewijsmiddel 1).
Deze omstandigheden duiden er naar het oordeel van het hof op dat de aandacht van de verdachten op de tenlastegelegde plaats en tijd gericht was op de woningen van het appartementencomplex en niet op de auto’s die op het parkeerterrein stonden.
4.8. Anders dan de steller van het middel meen ik dat dit oordeel van het hof deugdelijk is gemotiveerd en ook de begrijpelijkheidstoets kan doorstaan.
4.9. In de eerste plaats betekent de (enkele) omstandigheid, dat het gereedschap van de verdachten deels zowel voor het plegen van woninginbraken als voor het plegen van autodiefstallen c.q. inbraken in auto’s kon worden gebruikt niet, dat het hof niet heeft kunnen oordelen dat de verdachte en zijn medeverdachten in dit specifieke geval alleen de bedoeling hadden om een woninginbraak te plegen. In de tweede plaats is het naar mijn mening niet onbegrijpelijk dat het hof de uit de bewijsmiddelen blijkende aanwezigheid van meerdere verdachten tussen de auto’s op de parkeerplaats kennelijk zo heeft opgevat dat de betreffende verdachten daar op een beschutte plek nog enkele laatste voorbereidingshandelingen voor een geplande woninginbraak verrichtten. De door het hof in zijn nadere bewijsoverweging opgesomde omstandigheden ondersteunen het oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten een woninginbraak wilden plegen en zijn niet onbegrijpelijk. Wat dit betreft slaagt het middel niet.
4.10. In de toelichting op het middel wordt er ook nog op gewezen dat de bewezenverklaring van het hof onder meer inhoudt dat de verdachte en zijn medeverdachten “meerdere, althans een, zogenoemde cryptochip(s) (bestemd om de startonderbreker van een auto uit te schakelen) voorhanden hebben gehad”. Dit onderdeel van de bewezenverklaring is tegenstrijdig met het oordeel van het hof dat de voorbereidingshandelingen op de tenlastegelegde plaats en tijd betrekking hadden op een woninginbraak en niet op autodiefstal. Ik meen dat hier sprake is van een kennelijke misslag van het hof om het betreffende gedeelte van de tenlastelegging buiten de bewezenverklaring te laten. De Hoge Raad zal de bewezenverklaring derhalve verbeterd kunnen lezen, zodat het middel ook in zoverre geen doel treft.
5. Het voorgestelde middel kan niet tot cassatie leiden en kan mijns inziens met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑06‑2018
De Hullu, Materieel strafrecht 2015, p. 414; zie ook T. Kooijmans, ‘Voorbereiding: bestemd tot het begaan van dat misdrijf?’, AA 2014, p. 208-213.
HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:179.