Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/2.6.5
2.6.5 Bepalingen over de toetsing van besluiten in het ontwerp Donner
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS601968:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Aan de tekst van art. 46a wordt geen aandacht meer besteed en ook in de memorie van antwoord naar aanleiding van dit verslag wordt het artikel niet meer behandeld. De toelichting op de wijzigingen ten opzichte van het Ontwerp Heemskerk 1925 in de voetnoten bij de tekst van het ontwerp zijn kennelijk voldoende. Alleen tijdens de mondelinge behandeling heeft Minister Donner nog een opmerking gemaakt over het feit dat het niet in acht nemen van de oproepingstermijn geen 'absolute nietigheid' met zich meebrengt. Het niet in acht nemen van de oproepingstermijn hield de mogelijkheid in van een 'beroep op nietigheid' binnen zes maanden. Dit wijst erop dat in de tekst van art. 46a WvK weliswaar het woord nietig wordt gebruikt, doch dat vernietigbaar, in de thans gangbare betekenis, bedoeld is. Handelingen der Staten-Generaal, Tweede Kamer 23 maart 1927, p. 1811.
Belinfante 1929, p. 236. Ontwerp van wet tot wijziging en aanvulling van de bepalingen omtrent de Naamloze Vennootschap en regeling van de aansprakelijkheid voor het prospectus. Ontwerp van wet gelijk het luidt na de daarin tot en met 25 maart 1925 aangebrachte wijzigingen.
In het ontwerp Donner uit 1927 werd aan art. 46a, behoudens een enkele tekstuele wijziging en de toevoeging van een derde lid, niet veel aandacht meer besteed.1 Op twee punten werd de tekst van het artikel nog aangepast. Tegen de voorgestelde tekst van art. 46a werd namelijk als bezwaar aangevoerd dat een besluit steeds aantastbaar zou blijven als het - zo luidde de tekst van het artikel - in rechte werd aangevochten, ook al werd de betwisting door de rechter ongegrond verklaard. Daarom werd in art. 46 de term 'aangevochten' vervangen door 'in rechte betwist'. Verder werd een derde lid toegevoegd dat ten doel had een keten van betwistingen te voorkomen.2 De tekst van art. 46a luidde daarna:
De nietigheid van een besluit der algemeene vergaderingen kan in rechte worden ingeroepen door iederen aandeelhouder en iederen derde-belanghebbende.
Echter kan nietigheid op grond dat een besluit niet op regelmatige wijze of met de door de wet of akte van oprichting vereischte medewerking van aandeelhouders is tot stand gekomen, tenzij in geval van kwade trouw, niet meer worden beweerd, indien, te rekenen van den dag van het besluit, zes maanden zijn verloopen zonder dat de rechtsgeldigheid van het besluit op voormelden grond in rechte is betwist.
Evenmin kan de nietigheid van het besluit op voormelden grond nog worden beweerd, zoodra in de gedingen, waarin, ten tijde dat zulks door het vorig lid niet was buitengesloten, de rechtsgeldigheid van het besluit op bedoelden grond mocht zijn betwist, dit beroep op nietigheid bij gewijsde is verworpen.