Blijkens de toelichting is het voorgestelde middel alleen gericht tegen de teruggave van de auto. De Rechtbank heeft voorts nog de teruggave aan klager gelast van de administratie met betrekking tot [A] en ten aanzien van de overige goederen het onderzoek in raadkamer geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zorg te dragen om nadere stukken aan het dossier toe te voegen.
HR, 17-02-2015, nr. 14/04538
ECLI:NL:HR:2015:341
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-02-2015
- Zaaknummer
14/04538
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:341, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑02‑2015; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:67, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:67, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:341, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑10‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2015/118 met annotatie van
SR-Updates.nl 2015-0079
Uitspraak 17‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. OM-cassatie. De Rb. heeft het beklag gegrond verklaard en daartoe overwogen dat - kort gezegd - uit het handelen en nalaten van de OvJ m.b.t. het beslag moet worden afgeleid dat “blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat”. Mede in het licht van het door de OvJ gedane verzoek tot aanhouding van de behandeling van het klaagschrift teneinde het dossier te kunnen aanvullen met ontbrekende stukken, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk, nu de Rb. niet ervan blijk heeft gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom die gelegenheid niet kon worden geboden.
Partij(en)
17 februari 2015
Strafkamer
nr. S 14/04538 B
IC/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 27 juni 2014, nummer RK 14/850, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegrondverklaring van het klaagschrift en de last tot teruggave voor zover het betreft de administratie van [A] - is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans haar beslissing ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.
De Rechtbank heeft het beklag ten aanzien van een inbeslaggenomen personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, voorzien van kenteken [0001] gegrond verklaard en de teruggave van deze personenauto aan de klager gelast. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"De officier van justitie heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat:
(...)
• er momenteel geen stukken voorhanden zijn t.a.v. het omkatten,
en verzoekt derhalve om aanhouding, teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om het onderhavige dossier aan te vullen met de noodzakelijke stukken.
(...)
De beoordeling
(...)Ten aanzien van de in beslag genomen Volkswagen Polo stelt de rechtbank het volgende vast. Bij brief van 23 april 2014 heeft de raadsman van klager de officier van justitie verzocht om teruggave van dit voertuig. Toen de raadsman hierop geen reactie ontving, heeft hij op 29 april 2014 een klaagschrift bij de rechtbank ingediend en daarbij wederom verzocht om teruggave van - onder meer - de Volkswagen Polo. Bij brief van 14 mei 2014 heeft het parket de raadsman bericht dat de auto niet werd teruggegeven, omdat de auto zou zijn omgekat. Deze mededeling werd verder niet onderbouwd. In het schriftelijk standpunt van de officier van justitie van 18 juni 2014 wordt verder niet gerept over de Volkswagen Polo en wordt meegedeeld dat de inbeslagneming betrekking heeft op "helingsonderzoek naar navigatiesystemen". Enkele dagen vóór de zitting van de raadkamer zijn door de officier van justitie nog wel stukken overgelegd, maar deze betreffen niet de Volkswagen Polo. Gelet op deze gang van zaken concludeert de rechtbank dat blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat. De rechtbank zal het beklag ten aanzien van de auto dan ook gegrond verklaren."
2.3.
De Rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en daartoe overwogen dat - kort gezegd - uit het handelen en nalaten van de Officier van Justitie met betrekking tot het beslag moet worden afgeleid dat "blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat". Mede in het licht van het door de Officier van Justitie gedane verzoek tot aanhouding van de behandeling van het klaagschrift teneinde het dossier te kunnen aanvullen met ontbrekende stukken, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk, nu de Rechtbank niet ervan blijk heeft gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom die gelegenheid niet kon worden geboden.
2.4.
De motiveringsklacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2015.
Conclusie 20‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. OM-cassatie. De Rb. heeft het beklag gegrond verklaard en daartoe overwogen dat - kort gezegd - uit het handelen en nalaten van de OvJ m.b.t. het beslag moet worden afgeleid dat “blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat”. Mede in het licht van het door de OvJ gedane verzoek tot aanhouding van de behandeling van het klaagschrift teneinde het dossier te kunnen aanvullen met ontbrekende stukken, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk, nu de Rb. niet ervan blijk heeft gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom die gelegenheid niet kon worden geboden.
Nr. 14/04538 B
Mr. Harteveld
Zitting 20 januari 2015
Conclusie inzake:
[klager]
1. De Rechtbank Oost-Brabant heeft bij beschikking van 27 juni 2014 het beklag van klager ex art. 552a Sv deels gegrond verklaard en onder meer de teruggave aan klager gelast van een onder hem inbeslaggenomen personenauto, merk Volkswagen Polo, met buitenlands kenteken [0001].1.
2. Tegen deze beschikking is door de officier van justitie, mr. J.M. Kramer, cassatieberoep ingesteld.
3. De plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant, mr. H.H.J. Knol, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
4.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij haar beslissing tot gegrondverklaring van het beklag, althans dat dat oordeel ontoereikend is gemotiveerd.
4.2. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“De officier van justitie heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat:
• de administratie kan worden teruggegeven omdat deze kan worden gekopieerd;
• de herkomst van het geld nog nader moet worden onderzocht;
• er nog een onderzoek loopt naar de navigatiesystemen;
• er momenteel geen stukken voorhanden zijn t.a.v. het omkatten,
en verzoekt derhalve om aanhouding, teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om het onderhavige dossier aan te vullen met de noodzakelijke stukken.
(…)
De beoordeling
(…)
Ten aanzien van de in beslag genomen Volkswagen Polo stelt de rechtbank het volgende vast. Bij brief van 23 april 2014 heeft de raadsman van klager de officier van justitie verzocht om teruggave van dit voertuig. Toen de raadsman hierop geen reactie ontving, heeft hij op 29 april 2014 een klaagschrift bij de rechtbank ingediend en daarbij wederom verzocht om teruggave van - onder meer - de Volkswagen Polo. Bij brief van 14 mei 2014 heeft het parket de raadsman bericht dat de auto niet werd teruggegeven, omdat de auto zou zijn omgekat. Deze mededeling werd verder niet onderbouwd. In het schriftelijk standpunt van de officier van justitie van 18 juni 2014 wordt verder niet gerept over de Volkswagen Polo en wordt meegedeeld dat de inbeslagneming betrekking heeft op “helingsonderzoek naar navigatiesystemen”. Enkele dagen vóór de zitting van de raadkamer zijn door de officier van justitie nog wel stukken overgelegd, maar deze betreffen niet de Volkswagen Polo. Gelet op deze gang van zaken concludeert de rechtbank dat blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat. De rechtbank zal het beklag ten aanzien van de auto dan ook gegrond verklaren.
(…)
DE BESLISSING
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond en gelast de teruggave van
• een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, voorzien van buitenlands kenteken [0001];
(…)
aan [klager], beslagene.
(…)”
4.3.
Hoewel de Rechtbank niet expliciet heeft vastgesteld op welke grond het beslag is gelegd, kan in cassatie echter ervan worden uitgegaan dat het hier een op de voet van art. 94 Sv onder de klager in beslag genomen auto betreft. Een en ander blijkt duidelijk uit de stukken van het geding (zie o.m. de lijst van inbeslaggenomen goederen in het dossier), alsmede uit de door de Rechtbank aangelegde maatstaf.
4.4.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.2.
4.5.
Het belang van de strafvordering omvat dus ingevolge het bepaalde in art. 94, eerste en tweede lid, Sv kort gezegd de waarheidsvinding en de mogelijkheid van verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer. De Rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering blijkbaar het voortduren van het beslag op de auto niet vordert, maar daarbij heeft zij er geen blijk van gegeven het belang van de waarheidsvinding in aanmerking te hebben genomen alsmede zich over de vraag te hebben gebogen of het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomene verbeurd zal verklaren dan wel zal onttrekken aan het verkeer. De Rechtbank heeft aan dat oordeel ten grondslag gelegd de feiten en omstandigheden van het geval waaruit zij kennelijk heeft afgeleid - kort gezegd en in mijn woorden - dat de officier van justitie enkel de stelling heeft betrokken dat de auto niet kan worden teruggegeven omdat de auto zou zijn omgekat, maar dat hij keer op keer daarvoor geen onderbouwing met stukken e.d. heeft gegeven en zelfs daarop bij gelegenheid niet meer is teruggekomen. Derhalve heeft de Rechtbank een te beperkte - en daarmee een onjuiste - maatstaf aangelegd.3.
4.6.
Indien de overwegingen van de Rechtbank aldus moeten worden verstaan dat zij daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen dat het strafvorderlijke belang zich blijkbaar niet verzet tegen opheffing van de inbeslaggenomen auto met het oog op de waarheidsvinding dan wel op een eventuele mogelijkheid van verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer, dan is haar oordeel tegen de achtergrond van hetgeen door de officier van justitie in raadkamer naar voren is gebracht zonder nadere motivering, die ontbreekt, evenwel niet begrijpelijk. De officier van justitie heeft in raadkamer immers aangegeven dat hij momenteel niet beschikt over stukken met betrekking tot het omkatten en dat hij bij een schorsing van het onderzoek het dossier kan aanvullen met de noodzakelijke stukken. Het lag derhalve op de weg van de Rechtbank in haar oordeel te betrekken dat en waarom niet kan worden ingegaan op het vorenstaande verzoek van de officier van justitie. Het enkele feit dat een beoordeling van het beklag op grond van de voorhanden zijnde stukken niet goed mogelijk is levert geen reden op om het beklag gegrond te verklaren.4.
Het oordeel van de Rechtbank is ontoereikend gemotiveerd.
4.7.
Het middel slaagt.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑01‑2015
Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, rov. 2.9 en 2.11.
Vgl. o.m. HR 1 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4701.
Vgl. HR 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6930.
Beroepschrift 16‑10‑2014
CASSATIESCHRIFTUUR
RK-nummer: 14/850
Aan de Hoge Raad der Nederlanden:
Het beroep in cassatie van rekwirant is gericht tegen de beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant van 27 juni 2014, waarbij de Rechtbank het beklag van:
[rekwirant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
(deels) gegrond heeft verklaard en — voor zover thans van belang — de teruggave heeft gelast van een onder hem inbeslaggenomen Volkswagen Polo (kenteken [0001]).
Rekwirant kan zich met deze beslissing en de daaraan te grondslag liggende redengeving niet verenigen.
Cassatiemiddel
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, in het bijzonder schending van art. 552a en art. 24 Sv, doordat de Rechtbank bij haar oordeel dat het klaagschrift deels gegrond moet worden verklaard niet het juiste toetsingskader heeft gehanteerd en daarmee blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, althans dat het oordeel van de Rechtbank onbegrijpelijk is, althans ontoereikend gemotiveerd.
Toelichting
1.
Voornoemde beslissing tot gegrondverklaring van het beklag met de daaraan verbonden last tot teruggave is — voor zover deze ziet op de bewuste auto — door de Rechtbank als volgt gemotiveerd:
‘De officier van justitie heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat er momenteel geen stukken voorhanden zijn t.a.v. het omkatten en verzoekt derhalve om aanhouding, teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om het onderhavige dossier aan te vullen met de noodzakelijke stukken.’
en voorts:
‘Ten aanzien van de in beslag genomen Volkswagen Polo stelt de rechtbank het volgende vast. Bij brief van 23 april 2014 heeft de raadsman van klager de officier van justitie verzocht om teruggave van dit voertuig. Toen de raadsman hierop geen reactie ontving, heeft hij op 29 april 2014 een klaagschrift bij de rechtbank ingediend en daarbij wederom verzocht om teruggave van — onder meer — de Volkswagen Polo. Bij brief van 14 mei 2014 heeft het parket de raadsman bericht dat de auto niet werd teruggegeven, omdat de auto zou zijn omgekat. Deze mededeling werd verder niet onderbouwd. In het schriftelijk standpunt van de officier van justitie van 18 juni 2014 wordt verder niet gerept over de Volkswagen Polo en wordt medegedeeld dat de inbeslagneming betrekking heeft op ‘helingsonderzoek naar navigatiesystemen’. Enkele dagen voor de zitting van de raadkamer zijn door de officier van justitie nog wel stukken overgelegd, maar deze betreffen niet de Volkswagen Polo. Gelet op deze gang van zaken concludeert de rechtbank dat blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat. De rechtbank zal het beklag ten aanzien van de auto dan ook gegrond verklaren.’
2.
De officier van justitie heeft zich, mede gelet op inhoud van de door de Rechtbank vermelde brief van 14 mei 2014, op het standpunt gesteld dat de auto is omgekat, en daarmee tot uitdrukking gebracht dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave.
3.
Blijkens de overzichtsbeschikking van de Hoge Raad inzake beklag tegen inbeslagneming (HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 m.nt. Mevis) geldt in de onderhavige zaak de volgende toetsingsmaatstaf:
‘2.8.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
2.9.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen — ook in een zaak betreffende een ander dan de klager — of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met art. 552f Sv.’
4.
Naar de mening van rekwirant heeft de Rechtbank, door te oordelen dat blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat, de toepasselijke maatstaf miskend en daarmee blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Als de overweging van de Rechtbank aldus moet worden begrepen dat zij daarmee tot uitdrukking heeft gebracht dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, is dat oordeel naar de mening van rekwirant onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd. Nu de officier van justitie heeft aangegeven dat de auto was omgekat, kon de Rechtbank op grond van de enkele omstandigheid dat door de officier van justitie geen stukken zijn overgelegd waaruit dit blijkt, niet tot de gevolgtrekking komen dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert. Dit geldt te minder nu de officier van justitie heeft verzocht om aanhouding teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om het dossier aan te vullen met de noodzakelijke — de stelling dat de auto is ‘omgekat’ onderbouwende — stukken en de Rechtbank niet ervan blijk heeft gegeven bij zijn oordeel te hebben betrokken dat en waarom de officier van justitie niet in de gelegenheid werd gesteld om het dossier op dit punt aan te vullen (vgl. HR 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6930, NJ 2012/619). In de conclusie bij dit arrest verwoordt A-G Knigge het als volgt:
‘De conclusie die uit het voorgaande kan worden getrokken, is dat het enkele feit dat een beoordeling van het beklag op grond van de voorhanden stukken niet goed mogelijk is, geen reden oplevert om het beklag gegrond te verklaren. De onderzoekstaak van de beklagrechter brengt in een dergelijk geval mee dat hij zich aanvullend laat informeren, in het bijzonder door het geven van een bevel aan het openbaar ministerie om stukken over te leggen. Pas als dat geen resultaat heeft, komt er een moment waarop op grond van een afweging van belangen kan worden geoordeeld dat verder uitstel zich niet verdraagt met beginselen van een goede procesorde.’
Indien het middel gegrond is, verzoekt rekwirant de bestreden beschikking te vernietigen en vervolgens te bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behoren te geschieden.
's‑Gravenhage, 16 oktober 2014
mr. H.H.J. Knol
plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant