Deze formulering – meest recent herhaald in HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152 – wijkt iets af maar is inhoudelijk gelijk aan de vooropstelling die de Hoge Raad sinds 2010 hanteerde, zie HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515, m.nt. Borgers.
HR, 10-09-2024, nr. 23/01601
ECLI:NL:HR:2024:1149
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-09-2024
- Zaaknummer
23/01601
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:1149, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑09‑2024; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2023:3154
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:563
ECLI:NL:PHR:2024:563, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 18‑06‑2024
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:1149
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2024-0196
Uitspraak 10‑09‑2024
Inhoudsindicatie
Jeugdzaak. Seksueel misbruik van 2 jaar jonger adoptiezusje toen zij jonger dan 12 jaar was (art. 244 (oud) Sr) en toen zij tussen 12 en 16 jaar oud was (art. 245 (oud) Sr). Vrijspraak in eerste aanleg. Bewijsminimum, art. 342.2 Sv (unus testis). Vindt verklaring van adoptiezusje voldoende steun in ander bewijsmateriaal? HR: Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Hof heeft vastgesteld dat verdachte ’s nachts op kamer van adoptiezusje kwam, dat hij daar niks te zoeken had, dat hij ’s avonds op overloop liep, dat dit in tlgd. periode het heftigst was en dat dit correspondeert met verklaring van adoptiezusje dat verdachte steeds vaker aan haar ging zitten en vanaf coronaperiode zelfs vier keer per nacht. Hof heeft door verdediging genoemde reden voor aanwezigheid van verdachte ‘s nachts op haar kamer onaannemelijk bevonden en niet louter betekenis toegekend aan aanwezigheid verdachte in of bij die kamer. Volgt verwerping.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/01601 J
Datum 10 september 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 april 2023, nummer 21-000913-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P. Bonthuis, advocaat in Haskerdijken, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
2.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.
3. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2024.
Conclusie 18‑06‑2024
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Jaddoe. Ontuchtige handelingen plegen met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam (art. 245 Sr). Klacht m.b.t bewijsminimum art. 342.2 Sv (unus testis). Conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/01601 J
Zitting 18 juni 2024
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 12 april 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden wegens 1. “met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”, 2 primair. “met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”, 4. “mishandeling” en 5. “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen” veroordeeld tot 6 maanden jeugddetentie, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Daarbij heeft het hof de bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte zich onder behandeling zal stellen van een deskundige of zorginstelling en dat de verdachte gedurende de volledige proeftijd geen contact zal leggen of laten leggen met [slachtoffer] . En het hof heeft een inbeslaggenomen computer en GSM onttrokken aan het verkeer.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. P. Bonthuis, advocaat te Haskerdijken, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat het hof de bewezenverklaring van de onder 1. en 2 primair. tenlastegelegde feiten op de verklaring van één getuige heeft doen steunen.
Voordat ik het middel bespreek, geef ik de relevante delen van de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, alsmede delen van ‘s hofs bewijsoverwegingen weer.
De bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen
5. Het hof heeft in het bestreden arrest ten laste van de verdachte onder meer bewezenverklaard dat:
‘1.
hij in de periode van 13 maart 2017 tot 2 februari 2019 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (telkens) brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten van de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] ;
2. primair
hij in de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 juni 2020 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (telkens) brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten van de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] ’.
5.1
De bewezenverklaring berust onder meer op de volgende in een aanvulling op het arrest opgenomen bewijsmiddelen:
‘Ten aanzien van feiten 1 en 2:
(…)
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte d.d. 23 juli 2020 (…) voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster]:
Feit: Seks, misbruik (incest) afh. relatie/wilsonbekwame
Plaats delict: [a-straat 1] , [plaats]
Pleegdatum/tijd: Tussen 2015 en juni 2020
Op vrijdag 3 juli 2020 om 09:30 uur, verscheen voor ons, in het politiebureau, [b-straat 1] , [plaats] , een persoon die ons opgaf te zijn: [aangeefster]
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict.
V: Namens wie wil jij aangifte doen?
A: Namens [slachtoffer]
V: Kun je in je eigen woorden vertellen hoe het heet waar jij aangifte van komt doen?
A: Ja, van seksueel overschrijdend gedrag richting [slachtoffer] en het geweld wat daarbij kwam kijken waardoor zij niet durfde te praten, lichamelijk geweld en geestelijk.
V: Je vertelde in het informatieve gesprek dat [slachtoffer] jou vertelde dat haar wat was overkomen. Hoe ging dat precies?
A: Ik lag op bed en had weeën. Ik hoorde beneden dat [verdachte] heel boos is. Ze zaten buiten in de tuin. Ik heb geregeld dat [verdachte] meer naar school kan vanwege zijn gedragsproblemen. [betrokkene 1] vertelde hem dat. In plaats van dat hij blij wordt, wordt hij boos en begint te schelden. Ik hoor niet wat hij zegt, maar dat hij scheldt. Even later komt [slachtoffer] boven en vraagt of ik wil eten. Ik zei tegen haar: “Ik hoorde [verdachte] tekeergaan, ik vind het vervelend dat het gebeurt.” Ik zei ook dat wij ons zorgen maakten om het gedrag van [verdachte] , dat we met [betrokkene 2] hadden gebeld omdat we niet wisten hoe nu verder. Ik wilde dat ze dat wist. Ik zei tegen haar dat ze het misschien niet wist maar dat [verdachte] veel porno keek op zijn telefoon. Dat ontdekte mijn man in november. Mijn man kan dat terugzien, er waren veel sites geblokkeerd. Wij ontdekten dat hij dat deed. Hij ontkende niet maar bekende ook niet. Ik vroeg haar of zij er wel iets van had meegekregen dat [verdachte] dat deed. [slachtoffer] interpreteerde de vraag anders. Zij dacht dat ik blijkbaar in de gaten had dat er wat speelde tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Ik zag stress bij haar ontstaan. Ze zei: “Ik wil eigenlijk wel wat vertellen maar ik durf niet.” Ik zei: “Misschien is het beter dat je het toch gaat vertellen, je weet dat ik niet boos word.” In haar ogen zag ik een tweestrijd ontstaan. Langzaam begon ze te praten: “ [verdachte] zit wel eens aan mij borsten.” Ik schrok daarvan maar liet dat niet zien. Ik zei: “Oh joh, vervelend, gek dat doen we niet. Is dat een keer gebeurd of gebeurt dat vaker?” Ik deed erg mijn best om haar niet overstuur te maken en haar niet te shockeren. Het was vaker gebeurd, veel vaker. Ik vroeg wanneer. Ze zei: “ ’s Nachts, dan komt hij eraan en gaat hij dat doen. Ik vroeg haar: “Zit hij dan alleen aan je borsten?” “Nee ook wel aan mijn schaamlippen.” Ik zei: “Doet hij dat langere tijd? Een paar weken of langer?” Ze zei: “Eigenlijk al wel een paar jaar.” Ik probeerde niet te tonen wat er in mijn hoofd omging. Ik schrok me kapot. Ik heb geprobeerd rustig te zeggen: “Wat ik nu heb gehoord, heb ik nog nooit gehoord en ik schrik daarvan. Wat hij doet kan niet door de beugel.” Dat vond [slachtoffer] ook wel.
Ik had even de tijd nodig om dit te incasseren. Ik zei dat ik het zou uitschrijven wat ze net had verteld. [slachtoffer] is naar school gefietst om [betrokkene 3] uit school te halen. Als eerst kwam [betrokkene 3] boven, dat deed hij altijd. Ik vroeg aan hem of hij [slachtoffer] naar boven wilde sturen. Die kwam, ik las haar voor wat ze had verteld en wat ik had opgeschreven. Ik zei: “Klopt het zo?” Ze vulde nog aan dat het vaak was voorgekomen. Daarmee zei ik: “Dan ga ik contact opnemen met [betrokkene 2] .” Ze zei: “Er is nog meer. [verdachte] heeft mij lang geleden gedwongen hem te pijpen.” Ik wist niet eens dat ze het woord kende. Ik schrok, maar probeerde dat niet te laten blijken om haar overstuur te maken, want ze was al erg overstuur. Ik heb haar meer gevraagd over het pijpen: “Wanneer was dat dan?” Ze zei: “Dat was het jaar voordat [betrokkene 3] kwam, dat was in de zomervakantie en dat was in een tent.” Wij waren dat jaar op vakantie in Polen. Ik zei: “Dan was het in Polen?” en ze zei: “Dat was het inderdaad.” Ik zei: “Hoe ging dat, moest dat van hem?” Ze vertelde dat [verdachte] heel plotseling ‘s avond of ‘s nachts rechtop was gaan zitten en heel boos had gekeken en had gezegd dat ze haar kleding uit moest doen, waarop ze zei: “Dat ga ik niet doen.” Hij werd heel kwaad en zij werd heel bang zodat ze haar kleding uit ging doen. Toen vertelde ze dat hij met zijn hand aan zijn penis zat. Ik vroeg haar hoe die penis eruit zag. Ze zei dat die groot was en omhoog stond. Toen vertelde ze dat er ook wat uitkwam. Ze dacht toen dat het urine was. Ik vroeg hoe het eruit zag en ze zei dat het wit was en niet zo dun als urine. Toen vertelde ze dat [verdachte] had gezegd dat ze moest gaan liggen, toen ging hij op haar liggen maar op de kop, dus met zijn hoofd bij haar schaamlippen. Toen vertelde ze dat [verdachte] had gezegd dat zij de penis in haar mond moest stoppen, ze wilde dat niet. En toen werd hij boos en toen heeft ze het toch gedaan omdat ze bang was voor hem. Ondertussen likte hij aan haar schaamlippen. Ze vertelde dat [verdachte] zijn penis zover in haar mond duwde dat ze misselijk werd en voelde dat ze moest overgeven. Ik vroeg haar of ze kon omschrijven hoe ver en toen zei ze: “Verder dan dat je een vinger in je mond steekt.” Op een gegeven moment stopte dit, ik weet niet meer of ze nou vertelde dat hij klaarkwam in haar mond of keel, daar twijfelde ze over. Ze vertelde dat [verdachte] toen van haar ging en boos werd en zijn handen om haar keel zetten en aandrukte waardoor ze bijna geen lucht kreeg. [verdachte] zei dat ze het nooit tegen papa of mama mocht zeggen. Dat was ze wel van plan omdat ze de tent wilde uitrennen naar ons. Uiteindelijk is ze de tent uitgerend maar niet naar ons, ze is de camping opgerend en heeft daar overgegeven. Daarna is naar het toiletgebouw gegaan en heeft daar haar mond gespoeld en ze moest daar nog een keer overgeven. Eigenlijk wilde ze daarna naar ons toegaan vertelde ze. [verdachte] wachtte haar op bij de tent waardoor ze niet bij ons kon komen. Ze is de tent weer ingegaan en [verdachte] werd weer boos, gooide een dekbed op haar hoofd en ging daar bovenop zitten. Ze had weinig lucht vertelde ze, ze ging met haar benen spartelen om hem er af te krijgen. [verdachte] zei boos: “Je mag dit nooit vertellen en ik ga er pas af als je dit belooft.” Daarna heeft ze zich omgedraaid en is ze met de rug naar hem toe gaan liggen. Ze durfde niet meer naar ons toe te komen, ze was heel bang. In die periode in Polen denkt ze dat het drie keer is gebeurd. Dat [verdachte] haar dwong om hem te pijpen en geweld gebruikte om te voorkomen dat ze iets zou gaan zeggen. Ik vroeg of het thuis ook nog weer was gebeurd. Dat was niet zo. Wel begon hij later met het strelen van haar schaamlippen en nog later haar borsten.
V: Wanneer vertelde zij dat aan jou?
A: 2 juni 2020
V: Hoe was [slachtoffer] haar emotionele gemoedstoestand?
A: Ik vond haar op slot zitten, ik merkte door de manier waarop ze keek en praatte dat haar iets dwars zat, maar dat ze niet durfde te zeggen. Dat iets heel belangrijks was.
V: Later zei ze dat ze blij was dat ik haar geloofde. Ook omdat ze dacht dat niemand haar zou geloven, [verdachte] had haar namelijk gezegd dat niemand haar zou geloven als ze het zou vertellen.
V: Wat kun je mij vertellen over wat er met [slachtoffer] en [verdachte] thuis is gebeurd?
A: Dat [verdachte] wanneer we terugkwamen uit Polen af en toe haar kamer binnen kwam en aan haar borsten zat. Ik bedoel haar vagina, niet haar borsten. Schaamlippen, daar begon het mee. Later ging hij met zijn vinger in haar vagina. Dit is stapsgewijs gebeurd. Het gebeurde af en toe eens, zo vertelde ze dat.
V: Wanneer is dit begonnen?
A: Dat heb ik haar gevraagd. Dat wist ze niet precies meer. Ze zei na Polen. Dat is ruim 5 jaar geleden.
V: Wanneer is de laatste keer geweest?
A: Dat heb ik haar ook gevraagd. De laatste nacht van 1 op 2 juni van dit jaar, 2020. Het begon zo af en toe eens. Eerst met een vinger aan haar schaamlippen en daarna met een vinger in haar vagina. Toen haar borsten ontwikkelden, ging hij ook aan haar borsten zitten. Hij deed dit altijd met 1 hand. Zij keek nooit toe als hij dit deed. In de crisistijd gebeurde het wel 4 of 5 keer per nacht. [verdachte] kwam dan in haar kamer. Deed dit, liep weg en ging zijn handen wassen in de badkamer. Vervolgens kwam hij terug waarna het proces zich herhaalde. Dit deed hij dan meerdere keren. Soms bleef hij wel eens wat langer in haar kamer.
V: [verdachte] komt dan vier vijf keer per nacht en gaat dan ook naar de badkamer, wat hebben jullie hiervan meegekregen?
A: Wij kwamen hem af en toe tegen. Toen ik zwanger was, moest ik vaak plassen. Ik kwam toen [verdachte] vaak tegen, die kwam dan net van het toilet. Wat ook wel eens gebeurde was dat [verdachte] bij [slachtoffer] op de kamer was. We ontdekten dat hij daar was. We hoorden dan wat beneden en gingen kijken. Hij stond daar dan op haar kamer als we gingen kijken. Hij zei dan dat hij wat nodig had, dat [slachtoffer] bijvoorbeeld wat van hem had gepikt. Hij was daar ook wel eens als [slachtoffer] sliep, of ze deed alsof ze sliep, dat weet ik niet. Wat ook wel is gebeurd dat als wij naar buiten ging om onze honden uit te laten dat we buiten stonden en dat we [verdachte] bij [slachtoffer] op de kamer zagen staan. Mijn man ging dan terug. Ik was in de laatste tijd al zwanger, dus dan ging mijn man naar boven om [verdachte] aan te spreken. Hij lag dan vaak alweer in zijn bed. Wij vonden dat wel gek maar er was verder geen hoogte te krijgen waarom hij dat deed. We spraken hem er ook wel op aan.
[slachtoffer] zegt daar zelf over dat het vaak is voorgekomen dat wij het bijna hadden gezien. Dat wij net naar boven kwamen als [verdachte] bijvoorbeeld van de wc kwam of deed alsof hij van de wc kwam.
V: We lezen ook dat [slachtoffer] gezegd zou hebben dat het voor jullie onmogelijk was om [verdachte] zijn gedrag in de gaten te hebben. Maar er is ook gezegd dat [slachtoffer] zei dat jullie hem vaak bijna betrapt hebben. Vertel eens?
A: Dat heeft te maken met het bijna maar nooit helemaal. We betrapten hem dan op [slachtoffer] haar kamer dat hij op zoek was naar een geodriehoek die hij die dag nodig had. We gingen er eigenlijk altijd vanuit dat het dan klopte wat hij zei. We vonden het wel vreemd maar het zou wel kunnen.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 augustus 2020 (…) voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op dinsdag 18 augustus 2020 om 12:30 uur verhoorden wij op de locatie [b-straat 1] , [plaats] (plaats onderzoeksteam) de getuige: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007.
V:Je bent hier vanmiddag gekomen omdat er iets gebeurd is met [verdachte] . Wat kun je daar in je eigen woorden over vertellen?
A: 5 jaar geleden gingen we naar Polen toe op vakantie. Ik lag met [verdachte] in de tent. [verdachte] zei dat ik mijn broek uit moest trekken. Ik zei dat ik dat niet wilde. Ik kreeg toen een klap in mijn gezicht. Vervolgens zei ik: “Oké, vooruit ik doe het.” Hij trok toen ook zijn broek uit. Ik zag dat hij aan zijn eigen piemel ging trekken. Hij zei dat ik moest gaan liggen en keek heel erg boos. Ik deed dat toen dus. Hij ging met zijn hoofd bij mijn vagina en ging dat likken. Hij ging toen bovenop mij en wilde in mijn mond maar ik hield mijn mond dicht. Hij sloeg mij daardoor keihard tegen mijn been aan. Toen deed ik mijn mond open ging hij in mijn mond. Hij ging toen zelf steeds heen en weer. Ik moest daardoor toen bijna kotsen. Ik duwde hem van mij af en rende ik keihard naar de wc.
V: Hoe ging het na jullie vakantie in Polen verder tussen jou en [verdachte] ?
A: Toen we thuis waren begon hij het weer te doen, want toen sliepen we nog bij elkaar op de kamer.
V: Je zegt hij begon het weer te doen. Wat begon hij weer te doen?
A: Toen begon hij met zijn vinger in mijn vagina. Hij deed hem erin en dan er weer uit. Ook trok hij toen aan zijn piemel. Dit deed hij wekelijks en toen steeds vaker per week. Op een gegeven moment, in groep 7, kreeg ik borsten. Toen begon [verdachte] daar aan te zitten en vast te houden. Ook ging hij nog steeds met een vinger in mijn vagina. Met het steeds vaker per week doen bedoel ik dat [verdachte] steeds vaker met zijn vinger in mijn vagina ging. Toen in groep 8 begon [verdachte] twee keer per nacht met zijn vingers in mijn vagina te gaan en aan mijn borsten te zitten. Elke keer als ik daar wakker van werd ging hij zich snel verstoppen zodat hij dacht dat ik hem niet zag. Ik zag hem dan wel altijd. Toen corona kwam werd het nog erger en deed hij het wel bijna 4 keer op een nacht
V: Wanneer was je laatste keer dat dit gebeurde?
A: Dat was voordat ik het aan papa en mama vertelde. Ik vertelde het aan papa en mama op 2 juli 2020 (het hof begrijpt: 2 juni 2020). Dat was een dag voordat [betrokkene 4] werd geboren. Hij kwam rond 21:00 uur naar mijn kamer en toen was ik nog wakker en ging hij met mij praten zodat ik in slaap viel. Het ging over Japan en dat vind ik altijd heel saai. Ik viel toen dus in slaap. Ik wist dat het 21:00 uur was omdat ik op mijn tablet bezig was op dat moment. Toen ik sliep ging hij niet gelijk aan mijn tiet zitten. Hij wacht altijd eerst even een minuutje of 10 zodat ik echt slaap. Toen voelde ik gekriebel aan mijn tiet. Ik sloeg en sloeg mis. Ik dacht dat het een vlieg was. Toen voelde ik het weer en sloeg ik wederom. Ik sloeg toen op [verdachte] hand. Toen ik dat voelde toen dacht ik o nee [verdachte] is weer bezig. Ik ben toen een tijdje wakker gebleven. Ik zag iets zwarts in mijn kamer en ging onder mijn deken. Ik hoorde een deur waardoor ik dacht dat ik weer veilig was. Echter toen de deur dicht was zag ik weer wat zwarts. Ik wist dat [verdachte] mij probeerde te foppen. Ik zei: “ [verdachte] ga uit mijn kamer ik wil niet dat je hier bent.” Uiteindelijk ging hij weg en ik sliep ongeveer na een half uur. Toen werd ik wakker door papa en mama want die gingen naar bed denk ik. Ze gingen meestal rond 24:00 uur naar bed maar dit kan ook eerder zijn geweest omdat mama hoog zwanger was. [verdachte] was toen bij mij op de kamer. Toen rende hij snel weg naar de wc om net te doen alsof hij ging plassen. Daarna heb ik zelf de deur dicht gedaan en ben ik weer in slaap
gevallen. Ik werd wederom wakker door gekriebel aan mijn tiet. Ik deed net alsof ik weer ging slapen. Toen voelde ik hetzelfde weer. Ik sloeg in het rond en voelde dat ik [verdachte] in het gezicht sloeg. Dit was per ongeluk. Daarna ging hij uit mijn kamer. Hij kriebelde en kneep mij in aan en in mijn borst.
Misschien ook goed om te weten is dat op de momenten dat [verdachte] aan mij zat dat hij dan met zijn andere hand aan zijn piemel zat te trekken. Ik weet dat omdat ik dus een tablet heb en die heb ik dan op mijn bureau op een standaard. Die staat dan naar de deur gericht. Daar komt dan een lichtje vanaf en dan kan ik dingen zien in mijn kamer. Zo kon ik dus zien dat [verdachte] met zijn hand in zijn broek ging en heen en weer bewoog.
V: Als [verdachte] aan jou tieten zit hoe reageerde jij daar dan op?
A: Ik zei dan meerdere keren stop tegen hem of ik ging anders weg naar de wc. Op het stop zeggen reageerde hij niet. Ik zei eerst nooit stop want ik vond het toen normaal. In groep 8 begon ik mij te realiseren dat het niet normaal was.
V: Wanneer was de laatste keer geweest dat [verdachte] aan of in jouw vagina zat?
A: Ik weet wel dat het gebeurde toen ik in de eerste klas zat. Tijdens corona heeft hij dat niet meer gedaan. Ik weet niet meer wanneer het stopte.
Wat ik nog niet heb verteld is dat hij ook foto's van mij heeft gemaakt.
V: Hoe weet je dat hij foto's van jou maakte en wat voor foto's waren dat?
A: Ik weet dat omdat hij mij dwong om op de grond te gaan zitten waarbij ik dan mijn vagina open moest houden en dan maakte hij foto's van mij met zijn plaswekker telefoon. Voorafgaand hieraan moest ik van hem dan mijn kleding uit trekken.
V: Weet je ook wat voor telefoon dat was?
A: Dat was de vroegere telefoon van papa. Ik denk dat het een Nokia was. We hebben ook al naar deze telefoon gezocht maar kunnen hem niet meer vinden.
V: Je vertelde dat [verdachte] met zijn vingers in jouw vagina ging. Wanneer was de laatste keer dat hij dat deed?
A: Ik weet niet meer precies maar het gebeurde in ieder geval nog toen ik in de eerste klas zat.
V: Hoe ging hij met zijn vingers in jouw vagina?
A: Hij zei dan dat ik mijn broek uit moest trekken. Ik ging dan weigeren maar dan kreeg ik klappen en dat deed pijn. Dan trok toch maar mijn broek uit. Vervolgens zei [verdachte] doe je onderbroek ook maar uit. Dit weigerde ik niet omdat ik anders sowieso klappen kreeg. Hij ging toen eerst met zijn pink naar binnen later met steeds grotere vingers. Later deed hij dit ook als ik sliep. Dan deed hij gewoon zijn hand bij mijn broek en onderbroek in. Hij ging dan mijn vagina in met zijn middelvinger. Op een gegeven moment ging hij ook met meerdere vingers mijn vagina in. Dat deed pijn. Het was niet dezelfde pijn als dat hij mij sloeg. Het deed nu van binnen pijn en ook een beetje aan de buitenkant omdat het daar ook mee uitrekte. Ik riep toen ‘Au, au, au” maar niet al te hard want anders hoorden papa en mama het en dan kreeg ik sowieso problemen met [verdachte] . Op een gegeven moment trok ik dan [verdachte] zijn hand uit mijn vagina. Hij werd dan boos en dan zei hij dat ik normaal moest doen. Ik wikkelde mij dan in de dekens van mijn bed zodat hij niet meer bij mij naar binnen kon komen.
V: Hoe weet jij dat [verdachte] dit ook deed als jij sliep?
A: Omdat ik daar dan wakker van werd. Ik schrok dan en zag dan [verdachte] die zijn vinger in mijn vagina had. Vaak wist ik ook ongeveer wel welke vinger hij in mijn vagina had. Ik trok dan daarna zijn hand eruit. Tijdens vakanties deed [verdachte] niets bij mij.
V: Je vertelde dat het pijn deed toen [verdachte] met meerdere vingers in jouw vagina ging. In hoeverre heb je verwondingen gekregen door wat [verdachte] bij of in jouw vagina deed?
A: Geen verwondingen. Wel voelde ik soms een dag lang pijn en ook voelde ik soms ter hoogte van mijn navel pijn.
V: Wanneer heb je hier voor het eerst met iemand over gesproken? A: Papa en mama waren 2 juli (het hof begrijpt: 2 juni) zoveel jaar getrouwd. Mama vertelde dat ze al weeën voelde. Ze ging naar boven naar bed. Ik, [verdachte] en papa zaten te lunchen. We spraken over school en bijles. Daar werd [verdachte] boos om. Toen ging ik naar mama toe. Op één of andere manier kregen mama en ik een gesprek over porno en dat [verdachte] heel vaak porno had gekeken. Mama zei dat ze dit al best wel zat waren. Ik dacht dat mama vroeg of [verdachte] ook eens wat met porno bij mij had gedaan. Dus toen dacht ik “Oh shit, mama weet het al.” Maar dat wist ze dus niet. Ik vertelde toen dat [verdachte] de laatste jaren aan mijn borsten zat. Vervolgens heb ik [betrokkene 3] opgehaald van school en heb ik nagedacht of ik ook over de vakantie van Polen zou vertellen tegen mama. Dat heb ik toen gedaan. Dit deed ik mede omdat ik niet wilde dat [betrokkene 4] in de toekomst hetzelfde hoefde mee te maken als ik. Ik heb het dus toen verteld, aan mama. Ik vertelde haar wat er gebeurd was.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2020 (…) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5]:
In mei 2018 had [verdachte] een telefoon met Wifi. Toen ontdekte ik ook dat hij porno keek. Ik heb het er toen met hem over gehad dat ik begreep dat hij porno keek maar dat het niet normaal was dat je dat elke dag en heel vaak deed.
Ik merkte dat hij allerlei verschillende telefoons had. Hij was actief opzoek naar manieren om het internet op te kunnen.
In juli 2019 ging het een beetje beter na al het gedoe met de telefoons. Hij heeft toen zijn eigen Huawai gekregen met abonnement. We gingen naar Oostenrijk en ik wilde op zijn telefoon checken of zijn roaming aanstond in verband met internet in het buitenland. Ik wilde ook even in zijn telefoon kijken. Toen vond ik in [verdachte] zijn telefoons gedownloade pornofilms.
Ik zag [verdachte] vaak op de verkeerde kamer. Dit is een keer of drie vier geweest. Hij had dan elke keer wel een smoes klaar waarom hij op de kamer van [slachtoffer] was. Hij zocht dan iets of was dan iets kwijt. Of we kwamen boven en dan zat hij op de wc. Ik dacht dan wel eens: “Zo, dat heb je snel gedaan.” Dat ik [verdachte] op de kamer van [slachtoffer] ontdekte, was in een periode tussen augustus 2019 tot en met juni 2020. Dan was dit het heftigst. Dat we [verdachte] rond zagen en hoorden lopen boven. In dezelfde periode dat hij constant op zoek was naar telefoons.
4. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 29 maart 2023, voor zover inhoudende:
Als ik niet kon slapen, ging ik tekenen, internetten of chatten. Het klopt dat ik belangstelling had voor porno. Ik keek ongeveer eens per drie dagen naar porno. Ik keek niet altijd op mijn telefoon als ik niet in slaap kon komen. Ik nam mijn telefoon wel mee naar bed. U vraagt mij wat er gebeurde als ik naar porno keek. Ik weet niet, gewoon wat er normaal gebeurt, ik werd er opgewonden van.’
5.2
Het hof heeft in het bestreden arrest onder meer het volgende overwogen:
‘Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte, conform het vonnis van de rechtbank, dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 primair en subsidiair, 3 en 6 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft daartoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is ten aanzien van het onder 1,2 primair en subsidiair en 3 tenlastegelegde. (…)
Oordeel van het hof
(…)
Ten aanzien van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde
(…)
[slachtoffer] heeft bij de politie uitgebreid en gedetailleerd verklaard over hetgeen [verdachte] bij haar heeft gedaan. Zij heeft uit zichzelf aan haar moeder over het misbruik verteld. Weliswaar naar aanleiding van een vraag van haar moeder over het gedrag van [verdachte] , maar de door haar moeder gestelde vraag was niet van dien aard dat niet meer van een spontane verklaring door [slachtoffer] kan worden gesproken. [slachtoffer] verhaal is bovendien consistent: zij heeft aan haar moeder grotendeels hetzelfde verteld als aan de politie. [slachtoffer] noemt ook concrete tijdstippen, gekoppeld aan gebeurtenissen of bepaalde momenten. Haar verklaring komt op het hof authentiek over. Het hof acht de verklaring van [slachtoffer] dan ook betrouwbaar.
Haar verklaring vindt voorts voldoende steun in andere bewijsmiddelen. De ouders van [slachtoffer] hebben beiden verklaard dat zij verdachte ’s avonds wel eens zagen op de kamer van [slachtoffer] terwijl hij daar eigenlijk niks te zoeken had. [slachtoffer] ’s moeder heeft verklaard dat zij dat ook wel gek vond. Ook hoorden ze verdachte ’s avonds wel over de overloop lopen. [slachtoffer] vader heeft verklaard dat dit het heftigst was in een periode tussen augustus 2019 tot en met juni 2020. Dit correspondeert met de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte steeds vaker per week aan haar ging zitten en op een gegeven moment ook meerdere keren per nacht. Vanaf de coronaperiode zelfs vier keer per nacht. Een en ander past daarnaast ook bij verdachtes eigen verklaring dat hij ’s avonds en ’s nachts vaak wakker was en dat hij dan ook wel eens porno keek.’
Het middel
6. In de toelichting op het middel is aangevoerd dat het hof heeft geoordeeld dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, omdat [aangeefster] en [betrokkene 5] hebben verklaard dat zij de verdachte ‘weleens op haar kamer zagen terwijl hij daar eigenlijk niks had te zoeken en hem ’s avonds tevens weleens over de overloop zagen lopen’ en omdat de verdachte zelf heeft verklaard ‘dat hij ’s avonds en ’s nachts vaak wakker was en dan ook weleens porno heeft gekeken’. Het hof zou daarmee, aldus de steller van het middel, voorbij zijn gegaan aan en/of niet ingegaan zijn op de omstandigheid dat de aanwezigheid van de verdachte ‘op de kamer van [slachtoffer] ook om andere redenen kon worden verklaard (samen op haar kamer slapen, eigen spullen uit haar kamer (terug)pakken, enz.)’.
6.1
Het gaat in de onderhavige zaak in cassatie, zoals veelal in zedenzaken, om de vraag of de bewijsvoering van het hof voldoet aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv. De Hoge Raad hanteert met betrekking tot dit bewijsminimum de volgende vooropstelling:
‘Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van artikel 342 lid 2 Sv, maar daarover slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid geven door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd. (Vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452)’.1.
6.2
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd. Zij heeft onder meer het volgende aangevoerd:
‘De ouders hebben verklaard dat [verdachte] ‘s nachts actief was. Dat lijkt mij ook onvoldoende. Als vast komt te staan dat [verdachte] ’s nachts vaak wakker was, maakt dat nog niet dat het feit bewezen kan worden. [verdachte] kwam wel eens bij [slachtoffer] en vice versa. Ze hebben vaak van kamer gewisseld. Er lagen ook spullen van hem op de kamer van [slachtoffer] . Het is dus niet zo gek dat [verdachte] wel op die kamer kwam. Hij was vaak ’s nachts wakker en ging dan tekenen. Kortom, er is geen voldoende wettig bewijs.’
6.3
Uit de nadere bewijsoverweging en uit de bewijsmiddelen blijkt dat het hof de door de raadsvrouw in hoger beroep voorgestelde gang van zaken onaannemelijk heeft bevonden.2.Het hof wijst in dat verband op de volgende feiten en omstandigheden: dat de verdachte ’s nachts op de kamer van [slachtoffer] was, dat hij daar niks te zoeken had, dat de verdachte ’s avonds op de overloop liep, en dat dit in de tenlastegelegde periode het heftigst was. Deze feiten en omstandigheden corresponderen met de verklaring van [slachtoffer] , die inhoudt dat de verdachte steeds vaker aan haar ging zitten en op een gegeven moment ook meerdere keren per nacht. En dat dit vanaf de coronaperiode zelfs vier keer per nacht gebeurde. Ik merk hierbij nog op dat het hof voor de op grond van art. 342, tweede lid, Sv vereiste voldoende steun niet louter betekenis toekent aan de aanwezigheid verdachte in of nabij de kamer van [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode.3.’s Hofs oordeel dat aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, is niet omwille van de klacht in het middel onbegrijpelijk.
6.4
De steller van het middel voert voorts aan dat de verklaring van de verdachte, zo begrijp ik, geen of althans onvoldoende steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer] , omdat de verdachte ‘’s avonds en ’s nachts wel meerdere activiteiten had als hij wakker was (toilet, tekenen, internetten, chatten, enz.)’.
6.5
In de nadere motivering overweegt het hof dat de verklaring van [slachtoffer] , haar moeder en haar vader passen bij de verklaring van de verdachte dat hij ’’s avonds en ’s nachts vaak wakker was en dat hij dan ook wel eens porno keek’. Ik merk op dat uit ’s hofs overweging volgt dat het hof steun voor de verklaring van [slachtoffer] ontleent aan de omstandigheid dat de verdachte ‘ook wel eens porno keek’ en aan de omstandigheid dat de verdachte ’s avonds en ’s nachts – wanneer, kort gezegd, het seksueel misbruik volgens de verklaring van [slachtoffer] plaatsvond – vaak wakker was. Dat de verdachte ‘ook wel eens porno keek’ past, zo begrijp ik ’s hofs overweging, in de context van de verklaring van [slachtoffer] en het hof sluit daarmee niet uit – en had ook niet hoeven uitsluiten – dat de verdachte ’s avonds en ’s nachts daarnaast ook andere activiteiten ontplooide als hij wakker was. ‘s Hofs oordeel dat aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, is omwille van bovenstaande klacht niet onbegrijpelijk. Dat de verdachte de verklaring die door het hof is gebezigd heeft afgelegd ten aanzien van het onder 6. tenlastegelegde (het bezit van kinderporno) en dat de verdachte van dat feit is vrijgesproken, doet daaraan niet af.
6.6
Het middel faalt.
Slotsom
7. Het middel faalt. Ik merk in verband met de afdoening in cassatie op dat de rechtbank de verdachte van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft vrijgesproken. Afdoening van het middel door de Hoge Raad op de voet van art. 81, eerste lid, RO ligt niet in de rede.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑06‑2024
Zie over het door de rechter in ogenschouw nemen van door de verdediging aangevoerde ontlastende scenario’s onder meer de conclusie van A-G Aben voor HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094, NJ 2010/512 m.nt. Borgers en, meer recentelijk, de conclusie van A-G Aben voor HR 22 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1459.
Zie over het toekennen van betekenis aan de (enkele) aanwezigheid van de verdachte onder meer de noot van Borgers onder HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN1728, NJ 2010/612; G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 856 en Conclusie A-G Hofstee voor HR 12 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1158, NJ 2014/252 m.nt. Reijntjes.