RFR 2024/51
Interne rechtspositie van een betrokkene die met een zorgmachtiging in een forensische instelling verblijft. Klacht tegen insluiten: Wvggz of Bvt van toepassing?
HR 02-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:160
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 februari 2024
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, C.E. du Perron, A.E.B. ter Heide, G.C. Makkink, K. Teuben
- Zaaknummer
23/02670
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS956074:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:160, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑02‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1073, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 24‑11‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑07‑2023
- Wetingang
Essentie
Wat is het toepasselijke wettelijke stelsel op de interne rechtspositie van een betrokkene die met een zorgmachtiging in een forensische instelling verblijft?
Samenvatting
De rechtbank heeft op voet van art. 6:4 lid 4 Wvggz een zorgmachtiging verleend voor de opname van betrokkene in een instelling voor forensische zorg, als bedoeld in art. 3.1 lid 1 of art. 3.3 lid 1 Wfz. Zij heeft voor de duur van die opname de in art. 6:4 lid 5 Wvggz genoemde bepalingen van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.