Sinds 1 januari 2020 bepaalt art. 6:6:5 Sv dat de rechterlijke beslissingen op grond van het zesde hoofdstuk van boek 6 van het Wetboek van Strafvordering met redenen zijn omkleed. Daartoe behoort onder meer de in art. 6:6:21 Sv geregelde beslissing van de rechter op de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde straf of maatregel.
HR, 23-06-2020, nr. 19/03559
ECLI:NL:HR:2020:1100
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-06-2020
- Zaaknummer
19/03559
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1100, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑06‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:445
ECLI:NL:PHR:2020:445, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1100
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2020-0227
Uitspraak 23‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Belediging politieambtenaar, art 266.1 jo. 267.2 Sr. Motivering tul beslissing, art. 14j.1 (oud) Sr. Heeft hof gemotiveerd beslist op vordering tul? Hof heeft tul gelast van voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren en die beslissing niet gemotiveerd. Deze beslissing is daarom niet voorzien van in art. 14j.1 (oud) Sr (vanaf 01-01-2020: art. 6:6:5.1 jo. art. 6:6:21.1 Sv) vereiste motivering. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03559
Datum 23 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2019, nummer 21/002259-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben N. van Schaik en S.D. Groen, beiden advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het middel klaagt dat het hof de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging niet heeft gemotiveerd.
2.2.1
De verdachte is door het hof veroordeeld voor eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven dagen met een proeftijd van twee jaren.
2.2.2
Het hof heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging het volgende beslist:
“Het hof gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 juli 2015, parketnummer 09-075651-15, te weten van:
taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.”
Het hof heeft die beslissing niet gemotiveerd.
2.3
2.4
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging;
- wijst de zaak terug de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2020.
Conclusie 12‑05‑2020
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 14j Sr. Toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf voldoende gemotiveerd? De conclusie strekt tot vernietiging van het arrest van het hof.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03559
Zitting 12 mei 2020
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 27 maart 2019 door de enkelvoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen met een proeftijd van twee jaren. Verder heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van veertig uren.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. N. van Schaik en mr. S.D. Groen, advocaten te Utrecht, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf onbegrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd.
3.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2019 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“De voorzitter deelt mede dat er een vordering tot tenuitvoerlegging aan de orde is, onder parketnummer 09-075651-15. (…)
(…)
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hóf over, zakelijk weergegeven:
(…) Daarnaast concludeer ik tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in verband met de ouderdom van die zaak.
De raadsman voert het woord ter verdediging, zakelijk weergegeven:
(…) Ik kan mijn vinden in de conclusie van de advocaat-generaal ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
(…)
De voorzitter spreekt het arrest ter openbare terechtzitting uit.
(…)
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST
(…)
8. Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-652582-16
Het hof gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 juli 2015, parketnummer 09-075651-15, te weten van:
taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.”
3.2.
Aan het middel is allereerst ten grondslag gelegd dat het hof in het geheel geen opgaaf heeft gedaan van de redenen die hebben geleid tot de toewijzing van de vordering, zodat de beslissing ontoereikend is gemotiveerd. Verder is aan het middel ten grondslag gelegd dat de ongemotiveerde beslissing onbegrijpelijk is, omdat deze haaks staat op de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsman.
3.3.
Op grond van art. 14j, eerste lid, (oud) Sr zoals dat luidde ten tijde van het bestreden arrest moet een rechterlijke beslissing omtrent een vordering van het openbaar ministerie met redenen zijn omkleed.1.Aan deze motivering worden geen hoge eisen gesteld. De vaststelling dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, lijkt in de regel voldoende.2.De beslissing moet echter wel van een motivering zijn voorzien.3.
3.4.
In deze zaak heeft het hof de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging niet gemotiveerd. Het hof heeft zelfs niet vastgesteld dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De beslissing is dus niet voorzien van de in art. 14j, eerste lid, (oud) Sr vereiste motivering. Daarover klaagt het middel terecht.
4. Het middel slaagt. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑05‑2020
Vgl. HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5582, HR 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2956, en HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1290.
Vgl. HR 8 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2525, en HR 25 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1032, rov. 2.4.