HR, 07-10-2014, nr. 13/05430
ECLI:NL:HR:2014:2956
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-10-2014
- Zaaknummer
13/05430
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:2956, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑10‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1827, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1827, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑09‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:2956, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑03‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2014/463 met annotatie van
Uitspraak 07‑10‑2014
Inhoudsindicatie
HR: 80a RO.
Partij(en)
7 oktober 2014
Strafkamer
nr. 13/05430
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 oktober 2013, nummer 23/002002-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Wat betreft de bewezenverklaring refereer ik me aan uw oordeel. Ook wat betreft de strafoplegging van de 2 weken gevangenisstraf die hij reeds heeft uitgezeten, refereer ik mij. Het gaat alleen om de tenuitvoerlegging van de TUL.
Het hoofdargument is dat de TUL moet worden afgewezen dan wel verlengd met 1 jaar. Mijn cliënt heeft contact met Reclassering. De tenuitvoerlegging van twee maanden gevangenisstraf zou het proces verstoren. Het gaat nog een lange tijd duren voordat mijn cliënt weer op het goede pad is, het zal moeizaam zijn, maar we zijn er mee bezig. Ik ben van mening dat zolang [betrokkene] van Reclassering geduld heeft, het zal lukken.
Wat betreft zijn persoonlijke omstandigheden kan ik u het volgende vertellen. Er liggen een aantal reclasseringsrapporten. Het blijkt dat er problematiek is ontstaan, omdat mijn cliënt sinds zijn jeugd al moeilijk hanteerbaar was, Ik heb gesproken met [betrokkene] van de Reclassering en het is telkens hetzelfde verhaal. Mijn cliënt is moeilijk te bewegen en te houden aan zijn afspraken. De vader van mijn cliënt is op brute wijze geliquideerd. Dit zijn omstandigheden die niet bijdragen aan zijn huidige situatie. Zijn moeder probeert hem telkens weer op het rechte pad te krijgen. Mijn cliënt heeft twee kinderen uit een eerdere relatie. Zijn nieuwe vriendin is zwanger. Ik kan niet vertellen of hij nog steeds een relatie met haar heeft."
2.2.2.
Het Hof heeft de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging als volgt gemotiveerd:
"Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 5 november 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast."
2.3.
Het Hof heeft de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gemotiveerd door vast te stellen dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Door aldus te ovenwegen heeft het Hof zijn beslissing voorzien van de in art. 14j, eerste lid, Sr vereiste motivering. Tot een nadere motivering was het Hof, ook gelet op hetgeen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging is aangevoerd, niet gehouden.
2.4.
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, zal de Hoge Raad - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2014.
Conclusie 16‑09‑2014
Inhoudsindicatie
HR: 80a RO.
Nr. 13/05430
Mr. Vegter
Zitting 16 september 2014
Standpunt/conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam van 18 oktober 2013. Er is tijdig een schriftuur ingekomen.
2. Het middel stuit af op de omstandigheid dat indien aan de wettelijke voorwaarden voor tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is voldaan, de rechter niet gehouden is zijn beslissing tot tenuitvoerlegging, ook als verweer is gevoerd, nader te onderbouwen.
3. Het standpunt is dat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep in cassatie nu de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Beroepschrift 17‑03‑2014
Toevoeging verleend door de Raad voor Rechtsbijstand, nr. 4KH4478 (bijlage 1)
Hoge Raad der Nederlanden
Strafgriffie
Postbus 20303
2500 EH 'S‑GRAVENHAGE
Zaaknummer: S 13/05430
Datum betekening: 16 januari 2014
SCHRIFTUUR IN CASSATIE
Edelhoogachtbare leden van de Hoge Raad,
Rekwirant in cassatie:
De heer [verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Nieuwegein, ter deze zake domicilie kiezende aan de Ruimtesonde 1 (3824 MZ) te Amersfoort, ten kantore van zijn advocaat mr. V.P.J. Tuma, die door rekwirant bepaaldelijk is gevolmachtigd onderhavig cassatieschriftuur op te stellen in te dienen;
Heeft hierbij de eer aan Uw College te doen toekomen een schriftuur in cassatie ten vervolge op het tijdig ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest gewezen tegen rekwirant in de zaak met parketnummer 23-002002-13 door het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 18 oktober 2013.
Cassatiemiddel:
Schending en/of verkeerde toepassing van het recht of verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid tot gevolg heeft.
In het bijzonder werd artikel 359 lid 2, 5 en 6 van het Wetboek van Strafvordering geschonden in samenhang met artikel 14j Wetboek van strafrecht, doordat — kort gezegd — de door het Gerechtshof gelaste tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, die aan rekwirant voorwaardelijk was opgelegd bij vonnis van de politierechter van 5 november 2012 in de zaak met parketnummer 13-144330-12, onvoldoende althans onbegrijpelijk werd gemotiveerd.
Door de raadsman werd tijdens de inhoudelijke behandeling in eerste aanleg en hoger beroep resp. d.d. 11 april 2013 en 4 oktober 2013 ten overstaan van de rechtbank en het Gerechtshof uitdrukkelijk verweer gevoerd tegen de door de officier van justitie resp. Advocaat-generaal gevorderde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, die aan rekwirant voorwaardelijk was opgelegd bij vonnis van de politierechter van 5 november 2012 in de zaak met parketnummer 13-144330-12.
Dit verweer behelsde — kort gezegd — de omstandigheid dat de tenuitvoerlegging van voornoemde aan rekwirant opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden het moeizaam opgebouwde proces van het reclasseringscontact waar cliënt zich destijds in bevond verstoord zou worden, met het risico dat cliënt zou terugvallen in het plegen van strafbare feiten. Dat dit proces van reclasseringscontact moeizaam tot stand is gekomen vindt met name zijn oorzaak in de door rekwirant opgelopen hersenbeschadiging als gevolg van een ernstig auto-ongeluk waarbij hij op jeugdige leeftijd betrokken was. Dit auto-ongeluk heeft bij rekwirant geleid tot een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van een persoonlijkheidsverandering door frontaal hersenletsel. In de dagelijkse praktijk heeft deze stoornis onder meer geleid tot moeilijk hanteerbaar gedrag, concentratiestoornissen en het makkelijk beïnvloedbaar zijn.
Rekwirant is van oordeel dat — gezien deze zeer specifieke problematiek aan de zijde van rekwirant, welke problematiek overigens uitvoerig is beschreven in de diverse van het dossier deel uitmakende reclasseringsrapporten — het Gerechtshof in zijn arrest van 18 oktober 2013 onvoldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom ten aanzien van voornoemde gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden niet kon worden volstaan met een verlenging van de proeftijd of een omzetting van deze gevangenisstraf in een taakstraf.
Gelet op het uitdrukkelijk gevoerde met argumenten onderbouwde verweer zoals hierboven weergegeven, welk voorzien was van een ondubbelzinnige conclusie (verlenging van de proeftijd of een omzetting van voornoemde (voorwaardelijke) gevangenisstraf in een taakstraf), wekt de aan rekwirant opgelegde straf verbazing.
Redenen waarom:
Rekwirant uw Hoge Raad verzoekt met toepassing van artikel 440 Wetboek van Strafvordering het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 18 oktober 2013 geheel of gedeeltelijk, hetzij op aangevoerde, hetzij op andere gronden te vernietigen.
Indien en voor zover uw Raad de bestreden uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 18 oktober 2013 vernietigt, verzoekt rekwirant uw Hoge Raad:
- •
de zaak zelf af te doen, dan wel
- •
de zaak — teneinde met inachtneming van uw uitspraak opnieuw, dan wel verder te worden berecht en afgedaan — terug te wijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem,
- •
dan wel de zaak te verwijzen naar een ander Gerechtshof.
Amersfoort, 17 maart 2014
V.P.J. Tuma