HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665, rov. 3.2. tot en met 3.5.
HR, 30-06-2023, nr. 23/00110
ECLI:NL:HR:2023:1004
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30-06-2023
- Zaaknummer
23/00110
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1004, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:464, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2023:464, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑05‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1004, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑06‑2023
Inhoudsindicatie
Wvggz. Beroep tegen crisismaatregel (art. 7:1 en 7:6 Wvggz). Mocht psychiater bij onderzoek volstaan met beeldbellen met betrokkene? Zie ook HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/00110
Datum 30 juni 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
1. DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE HOORN,
zetelende te Hoorn,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de burgemeester,
advocaat: T.T. van Zanten.
2. DE GEMEENTE HOORN,
zetelende te Hoorn,
hierna: de Gemeente,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naarde beschikking in de zaak C/15/331967 / FA RK 22-4321 & C/15/331969 / FA RK 22-4322 van de rechtbank Noord-Holland van 11 oktober 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De burgemeester heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging en terugwijzing naar de rechtbank Noord-Holland.
2. Uitgangspunten en feiten
2.1
Op 28 augustus 2022 heeft de burgemeester op grond van art. 7:1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. Betrokkene heeft daartegen op de voet van art. 7:6 Wvggz beroep ingesteld bij de rechtbank en op de voet van art. 10:12 lid 1 Wvggz om toekenning van schadevergoeding verzocht. Hij heeft onder meer betoogd dat de op 28 augustus 2022 opgestelde medische verklaring niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, omdat de onafhankelijke psychiater hem slechts heeft onderzocht door middel van beeldbellen.
2.2
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij onder meer het volgende overwogen:
“5.3. Ten aanzien van de beroepsgrond dat betrokkene niet fysiek onderzocht is door de psychiater ter opstelling van de medische verklaring en dat de crisismaatregel daarom niet aan de wettelijke vereisten voldoet, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft eerder bij beschikking van 31 augustus 2022 geoordeeld dat de onafhankelijke psychiater in het onderhavige geval heeft mogen volstaan met een medisch onderzoek met behulp van een beeldbelverbinding en dus buiten fysieke aanwezigheid van betrokkene. In het beroepschrift en ter zitting zijn geen omstandigheden aangevoerd die maken dat de rechtbank thans tot een ander oordeel komt.
De rechtbank overweegt voorts dat de onafhankelijke psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld (…) ter zitting het volgende heeft verklaard. De beoordeling van betrokkene heeft - in de nacht van zondag 28 augustus 2022 - via een goed werkende beeldbelverbinding plaatsgevonden. Bij betrokkene waren een arts en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige fysiek aanwezig. Er was sprake van een ernstige crisissituatie waarbij betrokkene ten tijde van het onderzoek gefixeerd in een politiecel verbleef omdat hij agressief en dreigend was.
De psychiater heeft naar zijn oordeel op deze manier een deugdelijk medisch onderzoek kunnen doen. De fysieke aanwezigheid van de psychiater bij betrokkene zou geen meerwaarde hebben gehad en zou tot dezelfde bevindingen en oordeel hebben geleid. Er is voor deze werkwijze gekozen omdat in de weekenden in de regio Noord-Holland-Noord één psychiater verantwoordelijk is voor de hele noordkant, waarbij deze psychiater dan meerdere koppels van artsen en sociaal psychiatrisch verpleegkundigen onder zijn hoede heeft. Gelet op de omvang van deze regio en de reisafstanden is het niet goed mogelijk om in alle crisissituaties een onderzoek te verrichten in de fysieke nabijheid van de betrokkene. Dit zou te veel (reis)tijd kosten en gelet op de crisissituatie is dat niet in het belang van een betrokkene. Het belang van een betrokkene maakt dat snel door een onafhankelijke psychiater wordt beoordeeld of het uitspreken van een crisismaatregel aangewezen is. Daar komt bij dat de psychiater ook beschikbaar moet blijven voor andere crisissituaties die zich in de regio kunnen voordoen.
Indien tijdens het beeldbelonderzoek blijkt dat - om wat voor reden dan ook - de fysieke aanwezigheid van de psychiater bij een betrokkene noodzakelijk is voor een deugdelijk medisch onderzoek, dan reist de psychiater alsnog naar de betrokkene.
5.4.
De rechtbank komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat het medisch onderzoek zoals dat heeft plaatsgevonden, voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen.
De rechtbank is van oordeel dat in de nacht van zaterdag op zondag 28 augustus 2022, sprake was van een crisissituatie waarin onderzoek door de onafhankelijke psychiater in de fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was. De rechtbank wijst in dit verband op de reistijd van de onafhankelijke psychiater en de spoed waarmee het medisch onderzoek, ook in het belang van de betrokkene, dient plaats te vinden.
Verder stelt de rechtbank vast dat door de fysieke aanwezigheid van een arts en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij betrokkene is voldaan aan de eis dat op de best mogelijke manier is getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.
Voorts acht de rechtbank van belang dat de onafhankelijke psychiater van mening is dat hij een deugdelijk medisch onderzoek heeft kunnen doen en dat fysieke aanwezigheid bij betrokkene niet tot andere bevindingen en oordeel zou hebben geleid. De rechtbank ziet geen aanleiding deze inschatting van de onafhankelijke psychiater voor onjuist te houden.
5.5.
Nu de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater naar het oordeel van de rechtbank voldoet aan de eisen die de wet en jurisprudentie stellen kon deze dienen als basis voor de gegeven crisismachtiging.
(…)
5.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de crisismaatregel,
genomen door de burgemeester jegens betrokkene, niet onrechtmatig is.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.”
In rov. 5.10 heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding afgewezen op de grond dat voor het toekennen van schadevergoeding geen aanleiding bestaat, nu het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond is.
3. Beoordeling van het middel
3.1
Onderdeel 1 van het middel bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de onafhankelijke psychiater kon volstaan met een onderzoek door middel van beeldbellen en dat de medische verklaring daarom aan de eisen voldoet.
3.2
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 21 april 20231., waarin het ging om de machtiging tot voortzetting van de onderhavige crisismaatregel, de klacht tegen het in die procedure gegeven oordeel dat de hiervoor in 2.1 genoemde medische verklaring aan de wettelijke eisen voldoet, gegrond verklaard. Kort samengevat overwoog de Hoge Raad dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene uitgangspunt dient te zijn, dat van dit uitgangspunt slechts kan worden afgeweken indien een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene in de omstandigheden van het concrete geval redelijkerwijs niet mogelijk is en dat noch uit de medische verklaring, noch uit de verklaring van de arts ter zitting blijkt dat dit laatste zich voordeed.
3.3
De Hoge Raad ziet geen aanleiding daarover in het kader van het beroep tegen de crisismaatregel anders te oordelen. De door de rechtbank in de rov. 5.3 en 5.4 genoemde omstandigheden zijn niet toereikend voor het oordeel dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene in de omstandigheden van het concrete geval redelijkerwijs niet mogelijk was. Het onderdeel slaagt dan ook.
3.4
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
3.5
Voor zover het cassatieberoep zich richt tegen de Gemeente, ziet het kennelijk op de afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding, welke afwijzing berust op het in onderdeel 1 met succes bestreden oordeel over het beroep tegen de crisismaatregel. Betrokkene is in zoverre niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep, nu tegen een beslissing op een verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in art. 10:12 Wvggz hoger beroep openstaat.2.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover dat is gericht tegen de Gemeente;
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 11 oktober 2022;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 30 juni 2023.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑06‑2023
Zie onder meer HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806, rov. 3.1.2 en 3.2.2.
Conclusie 01‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Wvggz. Beroep tegen crisismaatregel. Betrokkene is via een beeldbelverbinding medisch onderzocht en burgemeester heeft afgezien van het horen van betrokkene o.b.v. de mededeling v.d. psychiater in de medische verklaring dat hij het horen zinloos acht. Samenhang met HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/00110
Zitting 1 mei 2023
CONCLUSIE
In de zaak
[betrokkene] (hierna: betrokkene),verzoeker tot cassatie,advocaat: mr. G.E.M. Later,
tegen
de burgemeester van de gemeente Hoorn (hierna: de burgemeester),verweerder in cassatie,advocaat: mr. T.T. van Zanten, en
de gemeente Hoorn (hierna: de gemeente),verweerder in cassatie.
1. Inleiding en samenvatting
1.1 In deze Wvggz-zaak komt betrokkene op tegen de ongegrondverklaring van het door hem ingestelde beroep tegen de crisismaatregel. In cassatie wordt geklaagd dat dit oordeel van de rechtbank onjuist althans onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd is. De burgemeester had de crisismaatregel niet mogen opleggen omdat de medische verklaring niet voldeed aan de wettelijke vereisten, nu deze tot stand is gekomen via beeldbellen, de noodzaak tot het opleggen van de crisismaatregel ontbrak en de burgemeester betrokkene niet conform artikel 7:1 lid 3 onder b Wvggz heeft gehoord.
2. Feiten en procesverloop
2.1
Op 28 augustus 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Hoorn op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene.
2.2
Bij beschikking van 31 augustus 2022 is door de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank), een machtiging verleend tot voortzetting van de crisismaatregel.1.
2.3
Bij verzoekschrift, ingekomen op 13 september 2022 bij de griffie van de rechtbank, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester op 28 augustus 2022 jegens hem opgelegde crisismaatregel.
2.4
De burgemeester en de gemeente hebben verweer gevoerd tegen het ingestelde beroep.
2.5
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 september 2022. Gehoord zijn: de advocaat van betrokkene, een vertegenwoordiger van de burgemeester en de gemeente en de psychiater.
2.6
Bij beschikking van 11 oktober 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen de crisismaatregel van 28 augustus 2022 ongegrond verklaard.
2.7
Namens betrokkene is tijdig2.beroep in cassatie ingesteld. De burgemeester heeft verweer gevoerd.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel richt zich tegen de beslissing van de rechter over de rechtmatigheid van de crisismaatregel en bestrijkt drie onderdelen. Het eerste onderdeel is gericht tegen rechtsoverwegingen 5.3 t/m 5.5 van de bestreden beschikking over de wijze waarop de betrokkene is onderzocht.3.Het tweede onderdeel is gericht tegen rechtsoverweging 5.2 over de noodzaak van de opgelegde crisismaatregel.4.Het derde onderdeel is gericht tegen rechtsoverwegingen 5.6, 5.7 en 5.8 over de hoorplicht van de burgemeester.5.
3.2
In het eerste onderdeel wordt geklaagd over de wijze waarop betrokkene door de onafhankelijke psychiater is onderzocht, namelijk niet fysiek maar via een beeldbelverbinding en in de aanwezigheid van derden (waaronder een arts, sociaal psychiatrisch verpleegkundige en een politieagent).
3.3
De rechtbank heeft daarover als volgt geoordeeld:
“5.3. Ten aanzien van de beroepsgrond dat betrokkene niet fysiek onderzocht is door de psychiater ter opstelling van de medische verklaring en dat de crisismaatregel daarom niet aan de wettelijke vereisten voldoet, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft eerder bij beschikking van 31 augustus 2022 geoordeeld dat de onafhankelijke psychiater in het onderhavige geval heeft mogen volstaan met een medisch onderzoek met behulp van een beeldbelverbinding en dus buiten fysieke aanwezigheid van betrokkene. In het beroepschrift en ter zitting zijn geen omstandigheden aangevoerd die maken dat de rechtbank thans tot een ander oordeel komt. De rechtbank overweegt voorts dat de onafhankelijke psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, [de onafhankelijke psychiater] , ter zitting het volgende heeft verklaard. De beoordeling van betrokkene heeft -in de nacht van zondag 28 augustus 2022- via een goed werkende beeldbelverbinding plaatsgevonden. Bij betrokkene waren een arts en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige fysiek aanwezig. Er was sprake van een ernstige crisissituatie waarbij betrokkene ten tijde van het onderzoek gefixeerd in een politiecel verbleef omdat hij agressief en dreigend was. De psychiater heeft naar zijn oordeel op deze manier een deugdelijk medisch onderzoek kunnen doen. De fysieke aanwezigheid van de psychiater bij betrokkene zou geen meerwaarde hebben gehad en zou tot dezelfde bevindingen en oordeel hebben geleid. Er is voor deze werkwijze gekozen omdat in de weekenden in de regio Noord-Holland-Noord één psychiater verantwoordelijk is voor de hele noordkant, waarbij deze psychiater dan meerdere koppels van artsen en sociaal psychiatrisch verpleegkundigen onder zijn hoede heeft. Gelet op de omvang van deze regio en de reisafstanden is het niet goed mogelijk om in alle crisissituaties een onderzoek te verrichten in de fysieke nabijheid van de betrokkene. Dit zou te veel (reis)tijd kosten en gelet op de crisissituatie is dat niet in het belang van een betrokkene. Het belang van een betrokkene maakt dat snel door een onafhankelijke psychiater wordt beoordeeld of het uitspreken van een crisismaatregel aangewezen is. Daar komt bij dat de psychiater ook beschikbaar moet blijven voor andere crisissituaties die zich in de regio kunnen voordoen. Indien tijdens het beeldbelonderzoek blijkt dat -om wat voor reden dan ook- de fysieke aanwezigheid van de psychiater bij een betrokkene noodzakelijk is voor een deugdelijk medisch onderzoek, dan reist de psychiater alsnog naar de betrokkene.
5.4.
De rechtbank komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat het medisch onderzoek zoals dat heeft plaatsgevonden, voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen. De rechtbank is van oordeel dat in de nacht van zaterdag op zondag 28 augustus 2022, sprake was van een crisissituatie waarin onderzoek door de onafhankelijke psychiater in de fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was. De rechtbank wijst in dit verband op de reistijd van de onafhankelijke psychiater en de spoed waarmee het medisch onderzoek, ook in het belang van de betrokkene, dient plaats te vinden. Verder stelt de rechtbank vast dat door de fysieke aanwezigheid van een arts en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij betrokkene is voldaan aan de eis dat op de best mogelijke manier is getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel. Voorts acht de rechtbank van belang dat de onafhankelijke psychiater van mening is dat hij een deugdelijk medisch onderzoek heeft kunnen doen en dat fysieke aanwezigheid bij betrokkene niet tot andere bevindingen en oordeel zou hebben geleid. De rechtbank ziet geen aanleiding deze inschatting van de onafhankelijke psychiater voor onjuist te houden.
5.5
Nu de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater naar het oordeel van de rechtbank voldoet aan de eisen die de wet en jurisprudentie stellen kon deze dienen als basis voor de gegeven crisismachtiging.”
3.4
Recent heeft de Hoge Raad in de zaak van betrokkene waarin hij cassatie heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 31 augustus 2022 waarbij de rechtbank een machtiging heeft verleend tot voortzetting van de crisismaatregel als volgt geoordeeld over het onderzoek via beeldbellen:
“De psychiater dient het in de Wvggz voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.
In de medische verklaring heeft de psychiater niet toegelicht waarom betrokkene niet in diens fysieke aanwezigheid maar via beeldbellen is onderzocht. Ter zitting heeft een arts verklaard (…) dat beoordelingen door de psychiater in het kader van de Wvggz heel vaak worden verricht door middel van beeldbellen en dat dit een logistieke achtergrond heeft: op zondagen is in de regio Noord-Holland-Noord één psychiater verantwoordelijk voor de hele noordkant en gelet op de reisafstanden lukt het vaak niet om in crisissituaties een fysiek medisch onderzoek te verrichten.
De verklaring van de arts ter zitting houdt in dat de keuze van de psychiater om betrokkene via beeldbellen te onderzoeken berust op de algemene omstandigheid dat op zondagen slechts één psychiater in de regio Noord-Holland-Noord beschikbaar is. Uit hetgeen hiervoor in 3.2 is overwogen volgt echter dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene uitgangspunt dient te zijn en dat van dit uitgangspunt slechts kan worden afgeweken indien een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene in de omstandigheden van het concrete geval redelijkerwijs niet mogelijk is. De omstandigheid dat ten aanzien van de betrokkene sprake is van een crisissituatie die – in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf – zo spoedig mogelijk moet worden beëindigd, kan hierbij een rol spelen, maar is op zichzelf niet voldoende.
Uitgaand van de verklaring van de arts ter zitting vond het onderzoek plaats op een moment waarop in de regio slechts één psychiater beschikbaar was. De verklaring houdt echter niet in dat het op dat moment voor deze psychiater redelijkerwijs niet mogelijk was betrokkene in diens fysieke aanwezigheid te onderzoeken. De (…) klacht is derhalve gegrond.6.
3.5
De klacht slaagt derhalve.
3.6
Nu de eerste klacht slaagt behoeven de overige onderdelen geen bespreking. Kort merk ik nog het volgende op.
3.7
Het tweede onderdeel is gericht tegen rechtsoverweging 5.2. Daarin overweegt de rechtbank als volgt.
“5.2. Uit voornoemde beschikking van de rechtbank van 31 augustus 2022 blijkt dat er op 28 augustus 2022 en nadien sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en een ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis van betrokkene. Eveneens is gebleken dat het ernstig nadeel enkel door een crisismaatregel kon worden weggenomen, en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. Daarom heeft de rechtbank een machtiging verleend tot voortzetting van de crisismaatregel.”
3.8
Dit onderdeel blinkt niet uit in duidelijkheid. Ik leid er uit af dat geklaagd wordt over de noodzaak van de opgelegde crisismaatregel. Aanwijzingen dat van een noodzaak geen sprake zou zijn, worden gevonden in de omstandigheid dat er ten tijde van de behandeling van het beroep door de rechtbank geen zorgmachtiging was verzocht en de omstandigheid dat betrokkene niet de gehele periode van de crisismaatregel opgenomen is geweest.7.Met deze aspecten had de rechtbank, althans zo begrijp ik de klacht, bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de crisismaatregel rekening moeten houden.
3.9
Ik zie niet in waarom de enkele omstandigheid dat er na het opleggen van de crisismaatregel geen zorgmachtiging is verzocht, de rechterlijke beoordeling van de rechtmatigheid van de opgelegde crisismaatregel moet beïnvloeden. De beoordeling van de situatie van betrokkene op het moment van het verzoek tot het opleggen van een crisismaatregel staat centraal, niet de periode daarna. Dat er noodzaak bestond om een crisismaatregel op te leggen impliceert niet dat de situatie van betrokkene eveneens een zorgmachtiging vereist. De rechtmatigheid van de opgelegde crisismaatregel staat geheel los van de vraag of tevens een zorgmachtiging is verzocht en of een betrokkene gedurende de gehele duur van de machtiging voortzetting crisismaatregel opgenomen is geweest. Zo is het denkbaar dat de psychische stoornis van korte duur is of dat een betrokkene hulp accepteert in een vrijwillig kader.
3.10
Voorts wordt deze klacht voor het eerst in cassatie aangevoerd.8.Voor zover het tweede onderdeel meerdere klachten bevat, voldoen die mijns inziens niet aan de daaraan in cassatie te stellen eisen9.en kunnen ook deze niet voor het eerst in cassatie worden aangevoerd.
3.11
In het derde onderdeel wordt geklaagd over de beslissing van de burgemeester om betrokkene niet te horen. Volgens betrokkene is die beslissing in strijd met artikel 7:1 lid 3 Wvggz jo. artikel 5 lid 1 aanhef en onder e Wvggz jo. artikel 6 EVRM. Omdat er in casu geen fysiek medisch onderzoek had plaatsgevonden, was er meer noodzaak voor de burgemeester om betrokkene te horen. De rechtbank had dus niet tot de beslissing mogen komen dat de burgemeester de crisismaatregel rechtmatig heeft genomen.
3.12
De rechtbank kwam tot het oordeel dat de burgemeester de crisismaatregel rechtmatig heeft opgelegd en motiveert die beslissing voor wat betreft de verplichtingen van de burgemeester ten aanzien van het horen van betrokkene als volgt.
5.6.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat betrokkene niet is gehoord door de burgemeester overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van art. 7:1 lid 3, aanhef en onder b, Wvggz neemt de burgemeester niet eerder een crisismaatregel dan nadat hij de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020;1806), onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van de Wvggz, de aanduiding “zo mogelijk” als volgt toegelicht:
“Deze aanduiding ziet op de situatie dat de betrokkene niet wil worden gehoord of niet aanspreekbaar is. De burgemeester dient moeite te doen om de betrokkene te horen en mag niet te licht ervan uitgaan dat dit niet mogelijk is. Als het horen niet plaatsvindt, zal de burgemeester moeten kunnen motiveren waarom niet en wordt dat in het besluit met redenen omkleed. Een en ander komt er dus op neer dat de betrokkene over de te nemen crisismaatregel moet worden gehoord, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is of de betrokkene niet wil worden gehoord, en dat indien de betrokkene niet wordt gehoord, de burgemeester daarover verantwoording moet afleggen."
5.7.
Het staat vast dat betrokkene niet door de burgemeester is gehoord. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of de burgemeester er gerechtvaardigd vanuit mocht gaan dat betrokkene niet gehoord kon worden. De rechtbank stelt vast dat in de medische verklaring, die is opgesteld op zondagochtend 28 augustus 2022 om 05:35 uur, onder het kopje ‘6. Overige mededelingen’ is vermeld: ‘Het betreft een tweede crisismaatregel voor een man die nu weer in dezelfde toestand verkeert als bij de eerste opname. Betrokkene is met een goed werkende beeldbelverbinding onderzocht. Ik acht het horen van betrokkene zinloos doorzijn ontremming, incoherente spraak en dreiging.’ De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester op basis van de medische verklaring heeft kunnen afzien van het horen van betrokkene. De rechtbank stelt tevens vast dat in de beschikking van de burgemeester de reden waarom betrokkene niet is gehoord, summier is gemotiveerd. Nu in het verweerschrift en ter zitting dit aspect nader is gemotiveerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om hier gevolgen aan te verbinden.
3.13
Overeenkomstig artikel 7:1 lid 3 onder b Wvggz hoort de burgemeester de betrokkene ‘zo mogelijk’ en voordat een crisismaatregel wordt genomen. Recente rechtspraak van de Hoge Raad leert dat het verzuim om de hoorplicht van artikel 7:1 lid 3 aanhef en onder b Wvggz na te leven, de rechtmatigheid van de crisismaatregel aantast.10.Voor een uiteenzetting van de bijbehorende ontstaansgeschiedenis en relevante literatuur verwijs ik naar mijn eerdere conclusie van 7 augustus 2020 voor HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806.11.Van belang is voorts dat in de evaluatie van de Wvggz is aanbevolen om de hoorplicht van de burgemeester bij het nemen van een crisismaatregel te laten vervallen.12.Betwijfeld wordt namelijk of de hoorplicht van de burgemeester, waaraan meerdere bezwaren kleven, reële meerwaarde heeft.13.
3.14
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 20 november 2020 als volgt geoordeeld:
“ 4.2.1 Op grond van art. 7:1 lid 3, aanhef en onder b, Wvggz neemt de burgemeester niet eerder een crisismaatregel dan nadat hij de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. De aanduiding “zo mogelijk” is in de totstandkomingsgeschiedenis van genoemde bepaling als volgt toegelicht. Deze aanduiding ziet op de situatie dat de betrokkene niet wil worden gehoord of niet aanspreekbaar is. De burgemeester dient moeite te doen om de betrokkene te horen en mag niet te licht ervan uitgaan dat dit niet mogelijk is. Als het horen niet plaatsvindt, zal de burgemeester moeten kunnen motiveren waarom niet en wordt dat in het besluit met redenen omkleed.Een en ander komt er dus op neer dat de betrokkene over de te nemen crisismaatregel moet worden gehoord, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is of de betrokkene niet wil worden gehoord, en dat indien de betrokkene niet wordt gehoord, de burgemeester daarover verantwoording moet afleggen (zie ook hierna in 4.2.5, slot).
(…)
4.3.
In het licht van hetgeen hiervoor in 4.2.1-4.2.5 is overwogen, heeft de rechtbank te hoge eisen gesteld aan de vervulling van de hoorplicht door de burgemeester. De rechtbank heeft in rov. 5.2 vastgesteld dat de burgemeester telefonisch contact heeft gehad met een psychiater van de accommodatie waar betrokkene reeds op vrijwillige basis verbleef, die hem meedeelde dat betrokkene in de separeercel was geplaatst en te agressief was om te kunnen worden gehoord. De burgemeester heeft dus van een op zijn taak berekende derde vernomen dat betrokkene op dat moment niet kon worden gehoord en op welke omstandigheden die vaststelling was gebaseerd. Aldus heeft de burgemeester voldaan aan zijn hiervoor in 4.2.5 omschreven verplichting. De hiervoor in 4.1 weergegeven klacht is dan ook gegrond. De Hoge Raad kan op dit punt zelf de zaak afdoen, door het beroep tegen de crisismaatregel in zoverre ongegrond te verklaren.”
3.15
In de beschikking van de burgemeester staat vermeld dat betrokkene niet in staat was om te worden gehoord.14.In de medische verklaring staat vermeld dat de psychiater het horen van betrokkene zinloos acht door zijn ontremming, incoherente spraak en dreiging.15.In het verweerschrift van de burgemeester in eerste aanleg is toegelicht dat gelet op deze opmerking uit de medische verklaring de burgemeester heeft afgezien van het horen. Hoewel de medische verklaring niet op de juiste wijze tot stand is gekomen, meen ik dat dat geen afbreuk doet aan de beslissing van de burgemeester om betrokkene niet te horen. Gelet hierop kon de rechtbank overwegen dat de burgemeester kon afzien van het horen van betrokkene.De klacht faalt.
3.16
De betrokkene voert tot slot aan dat de rechtbank in de beschikking een onjuist tijdstip heeft genoteerd waarop het medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien hierin een klacht schuilgaat, voldoet dit niet aan de in cassatie gestelde vereisten aan dit onderdeel van het middel aangezien verder niet overeenkomstig artikel 426a lid 2 Rv (met bepaaldheid en precisie) vermeld is welke voor het dictum dragende beslissingen of overwegingen dit zou aantasten én waarom.16.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing naar de rechtbank Noord-Holland.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑05‑2023
Rb. Noord-Holland (zittingsplaats Alkmaar) 31 augustus 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8135.
De procesinleiding is binnen de termijn van drie maanden ingediend in het portaal van de Hoge Raad, namelijk op 11 januari 2023.
Zie randnummers onder I met toelichting onder randnummers 1.1 t/m 1.7, p. 1 t/m p. 6.
Zie randnummers onder II met toelichting onder randnummers 2.1 t/m 2.2, p. 6-7.
Zie randnummers onder III met toelichting onder randnummers 3.1 t/. 3.2, p. 7-8.
HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665 rov. 3.2. tot en met 3.5.
Zie de procesinleiding onder randnummer 2.1, p. 6.
Zie ook het verweerschrift, randnummer 3.34, p. 18.
In het onderdeel komt naar voren dat betrokkene onder invloed was van lachgas. Dit zou tot een andere (medische) behandeling van betrokkene moeten hebben geleid. Bovendien zouden in de medische verklaring (mogelijke) onjuistheden vermeld staan. Betrokkene zou volgens de medische verklaring namelijk zonder licht hebben gereden, hetgeen niet uit de politiemutaties volgt. Het onderdeel maakt onvoldoende duidelijk waarom dit relevant is en dat de beslissing en/of overweging onjuist, onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is.
HR 23 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1932, r.o. 3.2. Zie ook de bijbehorende conclusie van mijn hand d.d. 11 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1056.
In het bijzonder rechtsoverwegingen 3.3 t/m 3.11. Zie ook concl. A-G Langemeijer, ECLI:NL:PHR:2020:799 voor HR 20 november 2020, ECLI:Nl:HR:2020:1808.
J. Legemaate e.a., Eerste evaluatie Wvggz, deel 1, Den Haag: ZonMw, december 2021, p. 13 en 387. Over de hoorplicht van de burgemeester wordt in de evaluatie onder meer het volgende geconstateerd. “Het horen van de betrokkene komt in de praktijk nog niet goed van de grond; dat gebeurt volgens het empirische deelonderzoek van deze evaluatie daadwerkelijk in minder dan 50% van de gevallen. In een onderzoek van Rotterdamse masterstudenten Recht van de Gezondheidszorg wordt als verklaring gegeven dat het horen van personen in crisis vaak moeilijk en belastend is, er vrijwel nooit toe leidt dat de burgemeester een andere beslissing neemt en een extra belasting voor burgemeesters vormt die de maatregel toch al onder hoge (tijds)druk moeten nemen; zij laten het horen dan ook vaak over aan derden. Dat laatste is toegestaan, maar lijkt niet de rationale achter deze plicht die immers ertoe strekt de positie van de betrokkene tegenover de instantie die hem verplichte zorg oplegt te versterken.” J. Legemaate e.a., Eerste evaluatie Wvggz, deel 1, Den Haag: ZonMw, december 2021, p. 73. Zie ook p. 126 e.v. en met verwijzing naar het onderzoek van de Erasmus School of Law onder leiding van prof. M. Buijsen en in opdracht van VeiligheidsAlliantie Regio Rotterdam. De hoorplicht van burgemeesters. Een fundamenteel recht of een wassen neus?, Erasmus School of Law, 31 maart 2021.
Zie de beschikking van de burgemeester (p.2) onder productie 3 van het procesdossier.
Zie de medische verklaring (p.4) onder productie 4 van het procesdossier.
Zie hierover W.D.H. Asser, Civiele cassatie, Nijmegen: Ars Aequi 2018, p. 88 t/m 91.