Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling GLB 2023
Artikel 33 Bewustmakingsmechanisme
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Herplaatst in Staatscourant 29696-n1 van 10-11-2022.
- Bronpublicatie:
01-11-2022, Stcrt. 2022, 29696 (uitgifte: 08-11-2022, regelingnummer: WJZ/22031065)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2022, Stcrt. 2022, 29696 (uitgifte: 08-11-2022, regelingnummer: WJZ/22031065)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Het bewustmakingsmechanisme, bedoeld in artikel 85, derde lid, tweede alinea, van verordening (EU) 2021/2116, houdt in dat de minister, op grond van de beoordeling van de niet-naleving van een conditionaliteit die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, aan de landbouwer eerst een waarschuwing geeft voor zover geen sprake is van een herhaling.
2.
De in het eerste lid bedoelde niet-naleving van een conditionaliteit betreft in ieder geval:
- a.
artikel 2.18, tweede lid , en artikel 6.4 van de Wet dieren , in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012 , in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden; RBE 5.2
- b.
artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden; RBE 5.10
- c.
artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden; RBE 5.11
- d.
artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren , voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden; RBE 5.12
- e.
artikel 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, voor zover het onzorgvuldig handelen of nalaten eenvoudig en snel kan worden of al is beëindigd, met geringe gevaarzetting of gevolgen waardoor het (risico op) gevaar voor de gezondheid van mens, dier en milieu gering is; RBE 8.4
- f.
de artikelen 3.23, 4.6, 4.7, 8.1 en 8.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voor zover het onzorgvuldig handelen of nalaten eenvoudig en snel kan worden of al is beëindigd, bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door werknemers; RBE 8.7
- g.
artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren , voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren; RBE 9.15
- h.
artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren , voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt; RBE 10.19
- i.
artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren , voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht; RBE 10.20
- j.
artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren , voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden; RBE 11.18
3.
De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde conditionaliteit gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.