Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
9.1.2 Afkoop lijfrente of periodieke uitkeringen vóór 2016
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Met ingang van 1 januari 2016 vindt de minimumwaarderingsregel voor de inkomstenbelasting (artikel 3.137, eerste lid, tweede volzin, Wet IB 2001) geen toepassing meer in gevallen van afkoop van een lijfrente of andere aanspraak op periodieke uitkeringen (artikel 3.137, eerste lid, derde volzin, Wet IB 2001). Hiermee is tegemoetgekomen aan gevallen waarin de toepassing van de minimumwaarderingsregel tot beleidsmatig niet-gewenste gevolgen voor belastingplichtigen leidt. Ook vóór 2016 was het mogelijk dat deze niet-gewenste gevolgen zich voordeden. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2016 is toegezegd dat ook voor bepaalde situaties waar de termijn voor ambtshalve verminderingen nog niet is verlopen een tegemoetkoming kan worden verleend voor afkopen die zijn gedaan vóór 1 januari 20161..
Daarom keur ik op grond van artikel 63 AWR (de hardheidsclausule) aansluitend op het per 1 januari 2016 ingevoerde artikel 3.137, eerste lid, derde volzin, Wet IB 2001 het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de minimumwaarderingsregel niet van toepassing is bij afkoop van een lijfrente of andere aanspraak op periodieke uitkeringen. Als de definitieve aanslag over het jaar waarin de afkoop heeft plaatsgevonden onherroepelijk vaststaat, gelden de bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen zoals opgenomen in artikel 9.6 Wet IB 2001 met dien verstande dat artikel 45aa, onderdeel c, URIB geen toepassing vindt. Dit betekent dat de belastingplichtige een verzoek om ambtshalve vermindering op basis van dit besluit kan doen als er minder dan vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.