Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
9.1.8 Afkoop lijfrente bij langdurige arbeidsongeschiktheid
Geldend
Geldend vanaf 17-09-2020
- Bronpublicatie:
08-09-2020, Stcrt. 2020, 47727 (uitgifte: 16-09-2020, regelingnummer: 2020-16039)
- Inwerkingtreding
17-09-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-09-2020, Stcrt. 2020, 47727 (uitgifte: 16-09-2020, regelingnummer: 2020-16039)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Als een belastingplichtige langdurig arbeidsongeschikt is, kan hij zijn lijfrente onder voorwaarden (gedeeltelijk) afkopen zonder dat revisierente is verschuldigd. Eén van deze voorwaarden is dat het afkoopbedrag niet hoger is dan het wettelijk toegestane maximum als bedoeld in artikel 3.133, negende lid, onderdeel c, Wet IB 2001. Als een belastingplichtige dit maximum overschrijdt, is hij revisierente verschuldigd over het gehele afkoopbedrag. De achtergrond van deze bepaling is dat de belastingplichtige zijn lijfrente tot het wettelijk toegestane maximum kan gebruiken als inkomensvervanging in de periode dat hij langdurig arbeidsongeschikt is. Een belastingplichtige kan door zijn arbeidsongeschiktheid namelijk te maken krijgen met een achteruitgang van zijn inkomsten. Om toch inkomsten te hebben, kan hij hiervoor (een deel van) zijn lijfrente voortijdig afkopen. Als hij echter een hoger bedrag dan het wettelijk maximum afkoopt, heeft dit een averechts effect. Naast inkomstenbelasting is hij in dat geval revisierente verschuldigd over het gehele afkoopbedrag. Dat vind ik in de hiervoor beschreven situatie ongewenst. Daarom keur ik vooruitlopend op een mogelijke wetswijziging het volgende goed. Daarbij maak ik wel het voorbehoud dat wanneer het parlement niet akkoord zou gaan met een desbetreffende wetswijziging, deze goedkeuring weer komt te vervallen.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarde goed dat als een belastingplichtige een lijfrente in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid tot een hoger bedrag afkoopt dan het wettelijk toegestane maximum als bedoeld in artikel 3.133, negende lid, onderdeel c, Wet IB 2001, alleen het bedrag dat hoger is dan dit maximumbedrag wordt aangemerkt als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen. Het maximumbedrag zelf wordt als een (reguliere) termijn van lijfrente aangemerkt en als zodanig in de heffing betrokken. Dit houdt in dat de belastingplichtige alleen over het hogere bedrag revisierente verschuldigd wordt.
Als de definitieve aanslag over het jaar waarin de afkoop heeft plaatsgevonden onherroepelijk vaststaat, gelden de bijzondere regels voor ambtshalve vermindering zoals opgenomen in artikel 9.6 van de Wet IB 2001 met dien verstande dat artikel 45aa, onderdeel c, van de URIB geen toepassing vindt. Dit betekent dat de belastingplichtige een verzoek om ambtshalve vermindering op basis van dit besluit kan doen als er minder dan vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
Voorwaarde
Voor deze goedkeuring geldt de voorwaarde dat voor het afkoopbedrag ter grootte van het maximumbedrag aan de overige eisen van artikel 3.133, negende lid, Wet IB 2001 moet zijn voldaan.