De na te melden bewijsmiddelen zijn te vinden bij het in de wettelijke vorm door [ambtenaar] , brigadier‑rechercheur, werkzaam bij de politie Oost‑Nederland, op 24 juli 2016 opgemaakte proces‑verbaal, genummerd 2016099828, alsmede de daarbij gevoegde, telkens in de wettelijke vorm opgemaakte processen‑verbaal en schriftelijke stukken, waarbij wordt verwezen naar de doorgenummerde pagina’s van het dossier, tenzij anders vermeld.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2018, nr. 21-005893-16
ECLI:NL:GHARL:2018:1865, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
27-02-2018
- Zaaknummer
21-005893-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:1865, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 27‑02‑2018; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOVE:2016:4134, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:337, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft vandaag twee mannen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 10 voorwaardelijk en twee mannen tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 6 voorwaardelijk voor hun betrokkenheid bij het gooien van twee molotovcocktails tegen de moskee in Enschede in 2016. Het hof acht ook bewezen dat de mannen dit deden met een terroristisch. oogmerk. Ze wilden het Islamitische deel van de bevolking bang maken en tegelijkertijd de gemeente ertoe bewegen geen asielzoekerscentrum te realiseren.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005893-16
Uitspraak d.d.: 27 februari 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 27 oktober 2016 met parketnummer 08-952265-16 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [P.I. verblijfplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 februari en 6 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.F. Speijdel, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Daarnaast komt het hof tot een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging in eerste aanleg, ten laste gelegd dat:
1. A) (medeplegen van een poging tot brandstichting met terroristisch oogmerk)
hij op of omstreeks 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/op/aan een moskee (gelegen aan de [adres] te Enschede), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die moskee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bezoekers/medewerkers van die moskee en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bezoekers/medewerkers van die moskee, althans voor een ander of anderen, te duchten was, met dat opzet met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- één of meer molotovcocktails, althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, heeft/hebben gemaakt, en/of
- (vervolgens) met één of meer molotovcocktails, althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, naar de moskee is/zijn gegaan, en/of
- (vervolgens) de molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, heeft/hebben aangestoken, en/of
- (vervolgens) de molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, heeft/hebben gegooid naar/in de richting van de moskee,
in elk geval open vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, begaan met een terroristisch oogmerk, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
B) (medeplegen van voltooide brandstichting met terroristisch oogmerk)
hij op of omstreeks 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht op een grasveld bij de moskee (gelegen aan de [adres] te Enschede), immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s):
- molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, aangestoken, althans in aanraking gebracht met open vuur, en/of
- (vervolgens) de molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, gegooid naar/in de richting van de moskee,
ten gevolge waarvan dat grasveld geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat grasveld en/of de daaraan grenzende beplanting/coniferenhaag en/of de buitenmuur van de moskee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, begaan met een terroristisch oogmerk;
2. A)(voorbereiding/bevordering in de zin van art 96 lid 2 Sr)
hij op, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om:
opzettelijk brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten zou zijn en/of dit feit iemands dood ten gevolge zou hebben, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
> een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of
> gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen, en/of
> voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf, en/of
> plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid heeft gebracht of onder zich heeft gehad,
immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) met voormeld oogmerk:
a. het ideologisch gedachtengoed van het fascisme en/of nationaalsocialisme, althans van het rechts-extremisme, bestudeerd, gedeeld, uitgedragen en/of verheerlijkt, en/of
b. de persoon van Adolf Hitler verheerlijkt en/of zijn historische betekenis uitgedragen, en/of
c. de Afrikaner Weerstandsbeweging en/of Waffen SS en/of Ku Klux Klan verheerlijkt en/of uitgedragen, en/of
d. de superioriteit van het 'blanke ras' uitgedragen, en/of
e. in een (of meerdere) (groeps)app(s) het navolgende uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen:
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Hitler approves", en/of
- een afbeelding van een schoonmaakmiddel met als bijschrift "Marokkanen verwijderaar", en/of
- een afbeelding van Anne Frank met als bijschrift "morgen naar school toe? Nee joh ik ga op kamp", en/of
- een afbeelding van het concentratiekamp Auschwitz met als bijschrift "plaats vrijmaken voor vluchtelingen? Auschwitz staat momenteel leeg!", en/of
- een afbeelding van een negroïde persoon die is aangereden door een auto met als bijschrift "nu zit er godverdomme negerbloed aan mn lak", en/of
- een afbeelding van een persoon met een brandende fakkel in zijn hand en als bijschriften: "eigen volk eerst" en/of "A.C.A.B.", en/of
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Islamisten…..,die habe ich vergessen!", en/of
- een afbeelding van een adelaar met hakenkruis met als bijschrift "White Power", en/of
- een afbeelding van een galg met drie stroppen met als bijschrift 'Moslem swing set", en/of
- een afbeelding van een vlag, welke werd gebruikt door de Afrikaner Weerstandsbeweging, en/of
- een afbeelding van een demonstrerende man die de Hitlergroet maakt,
althans racistische/extremistische/tot gewelddadig handelen jegens moslims en/of Marokkanen en/of personen met een negroïde uiterlijk en/of vluchtelingen oproepende uitingen verheerlijkt/ uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen, en/of
f. overeengekomen om (een) molotovcocktail(s) tegen een moskee te gooien, en/of
g. (een) molotovcocktail(s) gemaakt, althans (een) fles(sen) gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas en/of voorzien van watten en/of textiel, en/of
h. zich met molotovcocktail(s), althans fles(sen) gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, naar de moskee aan de [adres] te Enschede heeft begeven;
EN/OF
B) (samenspanning)
hij op, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft samengespannen tot het opzettelijk brand stichten en/of teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten zou zijn of dit feit iemands dood ten gevolge zou hebben, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) met voormeld oogmerk:
a. het ideologisch gedachtengoed van het fascisme en/of nationaalsocialisme, althans van het rechts-extremisme, bestudeerd, gedeeld, uitgedragen en/of verheerlijkt, en/of
b. de persoon van Adolf Hitler verheerlijkt en/of zijn historische betekenis uitgedragen, en/of
c. de Afrikaner Weerstandsbeweging en/of Waffen SS en/of Ku Klux Klan verheerlijkt en/of uitgedragen, en/of
d. de superioriteit van het 'blanke ras' uitgedragen, en/of
e. in een (of meerdere) (groeps)app(s) het navolgende uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen:
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Hitler approves", en/of
- een afbeelding van een schoonmaakmiddel met als bijschrift "Marokkanen verwijderaar", en/of
- een afbeelding van Anne Frank met als bijschrift "morgen naar school toe? Nee joh ik ga op kamp", en/of
- een afbeelding van het concentratiekamp Auschwitz met als bijschrift "plaats vrijmaken voor vluchtelingen? Auschwitz staat momenteel leeg!", en/of
- een afbeelding van een negroïde persoon die is aangereden door een auto met als bijschrift "nu zit er godverdomme negerbloed aan mn lak", en/of
- een afbeelding van een persoon met een brandende fakkel in zijn hand en als bijschriften: "eigen volk eerst" en/of "A.C.A.B.", en/of
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Islamisten….,die habe ich vergessen!", en/of
- een afbeelding van een adelaar met hakenkruis met als bijschrift "White Power", en/of
- een afbeelding van een galg met drie stroppen met als bijschrift “Moslem swing set", en/of
- een afbeelding van een vlag, welke werd gebruikt door de Afrikaner Weerstandsbeweging, en/of
- een afbeelding van een demonstrerende man die de Hitlergroet maakt, althans racistische/extremistische/tot gewelddadig handelen jegens moslims en/of Marokkanen en/of personen met een negroïde uiterlijk en/of vluchtelingen oproepende uitingen verheerlijkt/ uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen, en/of f. overeengekomen om (een) molotovcocktail(s) tegen een moskee te gooien, en/of
g. (een) molotovcocktail(s) gemaakt, althans (een) fles(sen) gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas en/of voorzien van watten en/of textiel;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot veroordeling leidt, dat:
C) (voorbereidingshandelingen als bedoeld in art 46 Sr)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, ter voorbereiding van het met een ander of anderen te plegen misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting (art. 157 Sr) en/of brandstichting begaan met een terroristisch oogmerk (art 176a jo 157), opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s):
- een of meer molotovcocktails, althans fles(sen) en/of brandbare vloeistof/brandbaar gas en/of textiel/watten,
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven, heeft vervaardigd, en/of voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, omdat het in de tenlastelegging vermelde ‘terroristisch oogmerk’ niet (voldoende) feitelijk is omschreven.
Het hof overweegt naar aanleiding daarvan als volgt.
De verdachte behoort in staat te worden gesteld om op basis van de inhoud van het dossier en het geheel van de ten laste gelegde strafbare gedragingen – in onderlinge samenhang bezien – op de hoogte te zijn van de gronden waarop de vervolging berust en de tenlastelegging te begrijpen, zodat hij zich daartegen kan verdedigen.
De tenlastelegging is toegesneden op de artikelen 176a (in combinatie met artikel 157) en 176b van het Wetboek van Strafrecht, zijnde terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht. Het in de tenlastelegging voorkomende begrip terroristisch oogmerk waarmee de misdrijven zouden zijn begaan, of waren te begaan, moet daarom geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in de artikelen 176a en 176b en artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht. Die laatste bepaling geeft een definitie van wat onder terroristisch oogmerk wordt verstaan. De verdachte moet daarom, ook zonder nadere concretisering in de tenlastelegging van het terroristisch oogmerk, geacht worden zich behoorlijk te hebben kunnen verdedigen tegen de hem gemaakte verwijten. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor en tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep er ook blijk van gegeven te begrijpen wat in zijn strafzaak onder terroristisch oogmerk verstaan moet worden.
De tenlastelegging voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwerpt het verweer.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft verzocht om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Hiertoe is aangevoerd dat het openbaar ministerie ten onrechte samenspanning en voorbereidingshandelingen met betrekking tot een bepaald strafbaar feit heeft ten laste gelegd samen met een poging tot datzelfde feit en de voltooiing daarvan.
Voorop staat dat het openbaar ministerie als steller van de tenlastelegging een grote vrijheid heeft of en hoe hij bepaalde strafbare feiten ten laste legt en dat hem slechts in uitzonderlijke gevallen het recht tot strafvervolging kan worden ontzegd. Het hof is van oordeel dat de hier gehanteerde wijze van cumulatief/alternatief ten laste leggen niet door de wet en ook overigens niet wordt uitgesloten. Met de voltooiing of strafbare poging zijn de samenspanning en de voorbereiding wel een gegeven. De voorbereiding inclusief de samenspanning lost dan als het ware op in de poging of daaropvolgende voltooiing. Deze cumulatie van feiten wordt bij een eventuele bewezenverklaring met het oog op de straf echter weer tenietgedaan, doordat slechts één strafbepaling wordt toegepast (zie hierna onder het kopje Strafbaarheid van het bewezenverklaarde). Mede daarom kan aan wat de verdediging heeft aangevoerd niet de conclusie worden verbonden dat het openbaar ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het verweer kan niet slagen.
De bewijsoverwegingen van het hof
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.1.
Op zaterdag 27 februari 2016 reed getuige [getuige 1] om ongeveer 21:35 uur met zijn auto over de [adres] in Enschede. Op het moment dat hij ter hoogte van de moskee reed, zag hij drie mannen uit een zijstraat komen aanlopen. Hij zag dat deze mannen de [adres] overstaken en richting het hekwerk van de moskee liepen. De mannen trokken alle drie de capuchon van hun jas over hun hoofd. Hij zag dat twee mannen een fles uit hun jaszak pakten. Hij zag dat deze twee mannen met een aansteker de fles in brand probeerden te steken. Hij zag dat één fles in brand vloog. Hij zag dat één van die mannen een brandende fles in de richting van de moskee gooide. Hij zag vervolgens een oranje gloed van vuur bij de moskee. Hij zag dat de andere man bleef proberen om de fles in brand te steken. Hij zag dat die fles uiteindelijk ook in brand vloog. Hij zag dat deze man zijn fles vervolgens ook in de richting van de moskee gooide. De derde man stond erbij. Vervolgens renden de drie mannen weg. De getuige is achter de mannen aangereden. Eén van de mannen zag hij een woning binnengaan. De voordeur van deze woning stond al open. De getuige kan met zekerheid zeggen dat dit perceelnummer [nummer] is, gelegen aan de [adres] .2.
Op 27 februari 2016 zag getuige [getuige 2] vanuit zijn woning dat een persoon de [adres] te Enschede overstak en in de richting van de omheining van de moskee liep. Vlak voor de omheining zag hij die persoon een voorwerp met een aansteker in brandsteken en vervolgens met dat brandende voorwerp een gooibeweging maken in de richting van de moskee. Daarna zag hij een brandende gloed van vuur achter de coniferen omheining van de moskee.3.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 27 februari 2016 de moskee aan de [adres] te Enschede had bezocht. In de gebedsruimte waren ongeveer dertig personen aanwezig. Er kwamen twee mannen de moskee binnen. Die zeiden dat er een bierfles met een vlam richting de moskee was gegooid. Buiten zag de getuige vlammen tegen de moskee aan. Hij heeft de vlammen uitgetrapt.4.[aangever] heeft aangifte gedaan van een poging tot brandstichting aan de moskee op 27 februari 2016, omstreeks 21.41 uur. Op het moment van de poging brandstichting waren er ongeveer dertig personen, onder wie een aantal kinderen, in het gebouw.5.Het was duidelijk te zien dat er mensen in de moskee aanwezig waren: het licht brandde en op de parkeerplaats stonden auto’s en fietsen. Onder de bezoekers is grote angst en onrust ontstaan. Door de brandbommen is er schade veroorzaakt aan de graszoden.6.
Getuige [getuige 4] liep op 27 februari 2016 nabij de moskee aan de [adres] te Enschede. Ter hoogte van de moskee zag hij iets vlammen. Hij zag dat zich vuur van de ene plek naar de andere plek verplaatste. Aan de graskant zag hij twee brandhaarden op ongeveer een halve meter van de muur van de moskee. Nadat de brand was geblust zag hij dat er vlekken op de gevel zaten.7.
Op 27 februari 2016 heeft een medewerker van de forensische opsporing een sporenonderzoek verricht. Hij zag glasscherven nabij de buitenmuur van de moskee aan de [adres] in Enschede. Hij zag glasscherven en -splinters zowel in het gras als op een tegelrand. Hij kon naast het glas stukken textiel, synthetische watten en etiketten onderscheiden. Hij zag een beroete flesbodem en een fles met een etiket met de tekst ‘Holger’. Hij zag in het gras een gebroken glazen drinkrand. In het gras lag een stuk textiel dat groen en taupe van kleur was. Dat is voor verder onderzoek in beslag genomen (SIN AAGW1131NL). Op een tegel zag hij vochtige synthetische watten, die ook in beslag zijn genomen (SIN AAGW1132NL). Na het veiligstellen zag hij een natte plek op de tegel. Hij zag in het gras nog een andere glazen drinkrand met daarin verbrande resten van textiel en synthetische watten. Ook dat stuk textiel is in beslag genomen (SIN AAIW1130NL). Opvallend was dat de kleinere glassplinters zich over het algemeen dichterbij de muur bevonden dan de grotere glasscherven. De glasscherven en -splinters lagen over een oppervlak van drie bij drie meter op het gras. Er was sprake van de resten van twee flessen. Er was brandschade aan het gazon. De lont van de molotovcocktails bestond uit synthetische watten met daaromheen een stuk textiel.8.
In de woning van [medeverdachte 1] zijn een stuk van een kussensloop (SIN AAIW8557NL), groen‑taupe van kleur, een voering in de vorm van synthetische watten (SIN AAIW8556NL) en een krat bier van het merk Holger aangetroffen en voor sporenonderzoek in beslag genomen.9.Ook zijn op de werkbank in een schuur achter de woning spuitbussen met remreiniger aangetroffen.10.
Er is vergelijkend (souche)onderzoek gedaan naar de op de plaats delict en in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen stukken textiel en synthetische watten: er zijn diverse overeenkomsten aangetroffen in die zin dat vezeltypen, draden en textielstructuur overeenkomen en dat de verschillende stukken complementaire gedeelten (souches) bevatten. Die resultaten achten de NFI‑deskundigen extreem véél waarschijnlijker als de delen textiel (SIN AAGW1131NL, SIN AAGW1130NL en SIN AAIW8557NL) één geheel hebben gevormd dan als zij uit afzonderlijke bronnen afkomstig zijn. Er zijn eveneens overeenkomsten aangetoond in vezeltypen tussen de op de plaats delict aangetroffen watten (SIN AAGW1132NL en SIN AAGW1130NL) en de in de woning aangetroffen watten (SIN AAIW8556NL). Die resultaten achten de NFI‑deskundigen veel waarschijnlijker als de watten één geheel hebben gevormd dan als de watten uit afzonderlijke bronnen afkomstig zijn.11.
Op 28 februari 2016 is ter plekke een nader forensisch onderzoek ingesteld. Een forensisch medewerker zag op het gras waar ’s nachts de glasresten van de molotovcocktails waren aangetroffen verbrande grassprieten. Hij zag op het gras in een diameter van ongeveer 60 centimeter brandschade. Hij zag dat de brandschade zich op een afstand van ongeveer 80 centimeter van de heg en 120 centimeter van de muur bevond. In de muur van het gebedshuis bevonden zich twee raamopeningen. De hoekmuur van het gebedshuis behoorde bij een bijgebouw waarvan het platte dak, voorzien van bitumen, zich op ongeveer vijf meter van de brandhaard bevond.12.
De politie heeft camerabeelden bekeken, die afkomstig zijn van camera’s van de voor- en achterkant van de woning aan de [adres] te Enschede. Deze camerabeelden zijn veiliggesteld door de digitale recherche. Channel 1 en channel 4 zijn bekeken tussen de tijdstippen 20.57.15 uur en 22.31.33 uur. Channel 1 en channel 4 zijn de camera’s aan de voorkant van de woning. Channel 1 is gericht op de voordeur en channel 4 is gericht op de stoep/straat links van de voordeur, gezien vanuit de woning.
Het volgende is waargenomen:
Bij 21.09.13 uur is te zien dat één auto onder in beeld komt aanrijden. Terwijl deze auto wordt geparkeerd, komt er meteen nog een auto aanrijden. Deze auto wordt voor de eerste auto geparkeerd. Vervolgens zijn diverse personen te zien die uit beide auto’s stappen. Deze personen lopen allemaal in de richting van de woning. De personen, die uit de eerste auto zijn gestapt, zijn een man en een vrouw. Deze personen worden herkend als [medeverdachte 1] en [getuige 5] . Achter [getuige 5] lopen verscheidene mannen die uit de als tweede geparkeerde auto zijn gekomen. [medeverdachte 1] en [getuige 5] gaan vervolgens de woning in. Bij 21.09.41 uur verschijnt één persoon onder in beeld. Ook deze persoon loopt de betreffende woning binnen. Bij 21.09.46 uur verschijnt wederom één persoon onder in beeld en loopt de betreffende woning binnen en om 21.11.01 uur verschijnen nog twee personen onder in beeld, die ook via de voordeur de betreffende woning binnengaan. Om 21.24.00 uur zijn vijf mannelijke personen te zien die via de voordeur van de woning naar buiten gaan. Er is te zien dat meerdere van deze mannen iets in hun hand vasthouden. Deze vijf mannen blijven enkele seconden staan en lopen vervolgens richting de auto. Bij het tijdstip 21.25.35 uur stappen de vijf mannen in de hiervoor bedoelde eerste auto. Om 21.26.08 uur rijdt die auto weg. Om 21.38.29 komt diezelfde auto weer in beeld. Die auto wordt geparkeerd en twee mannen stappen uit. De persoon die aan de bestuurderskant uitstapt wordt herkend als [medeverdachte 1] . Hij loopt richting de voordeur van de woning, die hij opent. Hij stapt vervolgens de woning in en enkele seconden later komt hij weer naar buiten. [medeverdachte 1] blijft daarna in de deuropening van de woning staan. Daarna loopt hij weer weg en bij 21.39.09 uur verdwijnt hij uit beeld. Hij heeft dan zijn capuchon over zijn hoofd getrokken en loopt over de stoep. [medeverdachte 1] en de andere kort daarvoor uit de auto gestapte man verdwijnen samen lopend uit beeld. Bij 21.40.22 uur komt een manspersoon rennend boven in beeld. Deze persoon rent vervolgens de woning in.13.
Bij 21.40.20 uur is een man te zien met een kaal hoofd, met een parka aan en een capuchon op, die het beeld inloopt en via de voordeur de woning [adres] betreedt. Het lijkt erop dat de voordeur openstaat omdat de man doorloopt en geen handelingen verricht om een deur te openen. Om 21.42.23 uur loopt diezelfde man via de voordeur weer naar buiten en verdwijnt uit beeld. Om 21.43.20 uur komen vijf mannen in beeld (waaronder [medeverdachte 1] ). Alle mannen gaan via de voordeur de woning binnen.14.
Om ongeveer 22:33 uur verlaten zes personen waaronder vijf mannen de woning van [medeverdachte 1] .15.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben zichzelf herkend als één van de personen die op screenshots van de camerabeelden van ongeveer 21:24 uur en/of tussen 21:38 en 21:43:20 uur zijn te zien.16.[medeverdachte 1] heeft verklaard dat op screenshots van de camerabeelden van ongeveer 21:24 uur en die van tussen 21:38 en 21:43:20 uur naast hemzelf [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] zijn te zien.17.
[medeverdachte 1] heeft tegenover de politie het volgende verklaard. Hij kreeg op een zaterdag (het hof begrijpt: 27 februari 2016) [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) aan de telefoon. [medeverdachte 1] was met [getuige 5] in Haaksbergen geweest. [verdachte] vroeg of zij zin hadden om langs te komen om te praten. Ze zijn bij [verdachte] langs geweest. [getuige 5] is naar binnen gegaan met de vriendin van [verdachte] . [medeverdachte 1] ging met [verdachte] de schuur in. Daar waren toen ook [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (het hof begrijpt: [medeverdachte 4]) aanwezig. [medeverdachte 3] zei toen: “Hebben jullie dat gehoord van die brieven aan de moskee?”. Zij waren hiervan op de hoogte. Iemand zei op dat moment dat zij wat zouden moeten doen om de gemeente en vluchtelingen bang te maken. Zij besloten om een molotovcocktail tegen de muur aan te gooien bij een moskee. [verdachte] zei dat hij geen flesjes in huis had. [medeverdachte 1] had nog wel flesjes thuis. Ze zijn naar zijn huis gereden. [getuige 5] is met [medeverdachte 1] in de auto meegereden en [verdachte] met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] is vervolgens met [verdachte] de schuur ingegaan en heeft een flesje gepakt. [verdachte] had spuitbussen bij zich. De inhoud daarvan heeft hij in twee flessen gespoten. Zij moesten die dichtmaken. [medeverdachte 1] zag een tuinstoelkussen. Daar hebben zij twee strookjes uitgesneden. Die watten hebben zij in de flessen gedaan. [medeverdachte 4] heeft de molotovcocktails meegenomen. Ze zijn toen met z’n vijven met [medeverdachte 1] auto weggegaan. Ze reden langs de moskee. [medeverdachte 1] is met de auto gestopt net voorbij de kruising [adres] - [adres] . Hij zei dat ze het niet moesten doen omdat er ook auto’s bij de moskee geparkeerd stonden. [medeverdachte 4] zei toen tegen hem: “Laat mij er maar uit, jij hebt geen ballen. Ik doe het zelf wel”. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn daar ook uit de auto gestapt. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn met de auto naar het huis van [medeverdachte 1] gegaan. Op het moment dat [medeverdachte 1] thuiskwam heeft hij de voordeur opengelaten en is hij weer vertrokken. Hij is met [verdachte] naar het eind van de straat gegaan. Alle verdachten zijn uiteindelijk teruggekomen bij het huis van [medeverdachte 1] . Eenmaal in de woning zei [verdachte] : “Maak een foto van ons allemaal, dan lijkt het net of we bij een verjaardag zijn geweest. Dan moest ik het op Facebook zetten en dan lijkt het net of we dit niet gedaan hebben”. [medeverdachte 2] vertelde dat zijn molotovcocktail tegen de moskee uiteen was gespat. [medeverdachte 4] kreeg de molotovcocktail eerst niet aangestoken.
Ze hadden het allemaal bij [verdachte] bedacht in zijn schuur. Ze waren met vijf personen in de schuur: [medeverdachte 1] zelf, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] . Eén van hen heeft voorgesteld om de gemeente bang te maken. Iedereen heeft met het plan ingestemd en ze gingen dat gewoon doen. Ze zijn allemaal in de auto gestapt om naar de moskee te gaan. Alle verdachten wisten wat ze zouden gaan doen. Onderweg naar de moskee zat [verdachte] naast [medeverdachte 1] in de auto. Achter in de auto zaten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] (in het midden) en [medeverdachte 4] (daarnaast). [medeverdachte 1] zag bij de moskee auto’s staan. [medeverdachte 1] vermoedde daarom dat er mensen aanwezig waren.18.
Aan [medeverdachte 1] zijn foto’s getoond van de werkbank in zijn schuur met spuitbussen, naar aanleiding waarvan hij heeft verklaard dat dat de spuitbussen zijn die [verdachte] had meegenomen en dat [verdachte] de inhoud van die spuitbussen in de molotovcocktails heeft gespoten.19.
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij op 27 februari 2016 een telefonische oproep van [verdachte] ontving. [verdachte] stelde voor om bij elkaar te komen. Ze spraken af in de schuur van [verdachte] . Daar waren, naast [verdachte] , ook [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aanwezig. Op een gegeven moment stelde iemand voor om molotovcocktails te maken en deze tegen de moskee in Enschede te gooien. Ze zouden dat doen met de bedoeling de gemeente bang te maken en haar ertoe te bewegen af te zien van de bouw van een asielzoekerscentrum. Iedereen stemde met het plan in. Omdat [verdachte] geen flesjes had zijn ze naar de woning van [medeverdachte 1] gereden. [medeverdachte 1] heeft thuis twee bierflesjes gepakt waar [verdachte] een brandbare vloeistof of gas in heeft gespoten. [medeverdachte 1] heeft hierop de flesjes dichtgemaakt met watten uit het kussen van een tuinstoel. [medeverdachte 4] heeft de molotovcocktails bij zich gestoken. Zij zijn met zijn vijven in de auto van [medeverdachte 1] richting de moskee gereden. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn bij de moskee uitgestapt. Er was afgesproken dat zij, nadat zij de molotovcocktails hadden gegooid, weer naar zijn woning zouden komen. [medeverdachte 1] is hierop met [verdachte] weggereden en naar zijn woning teruggegaan. Korte tijd daarna kwamen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Ze vertelden dat ze de molotovcocktails richting de moskee hadden gegooid.20.
[medeverdachte 1] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat het plan om de molotovcocktails tegen de moskee aan te gooien bij [verdachte] in de schuur is bedacht. Het idee was ontstaan naar aanleiding van een brief met een hakenkruis die in het nieuws was geweest. De bedoeling van [medeverdachte 1] was om angst en paniek te zaaien, zodat de gemeente zou inzien dat het geen goed idee was om een asielzoekerscentrum te vestigen.21.
[medeverdachte 2] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij in de auto de molotovcocktail heeft aangenomen en in zijn zak heeft gestopt. Ze zijn toen met z’n drieën naar de moskee toegelopen. [medeverdachte 2] zelf en [medeverdachte 4] hebben de molotovcocktails aangestoken en naar de moskee gegooid.22.
[medeverdachte 2] heeft in op een schrift gestelde verklaring aangegeven dat hij die dag naar [verdachte] is gegaan en daar ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] is tegengekomen. Ze zijn daarna met de auto naar [medeverdachte 1] huis gereden. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben samen in een schuur de molotovcocktails gemaakt.23.
[medeverdachte 4] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat er bij [verdachte] over molotovcocktails is gesproken maar dat het pas bij [medeverdachte 1] tot hem doordrong dat de molotovcocktails ook gemaakt werden. Er was afgesproken dat ze bij de moskee afgezet zouden worden en dat ze terug naar de woning van [medeverdachte 1] zouden lopen. [medeverdachte 4] had twee molotovcocktails gekregen en gaf er één aan [medeverdachte 2] . Het is hem niet duidelijk waarom [medeverdachte 3] ook is uitgestapt. Hij weet dat zij met z’n drieën zijn uitgestapt. [medeverdachte 2] stak als eerste de molotovcocktail aan en gooide deze richting de moskee. [medeverdachte 4] gooide de molotovcocktail daarna. Hij heeft gezien dat deze een aantal meters voor de moskee is geland. [medeverdachte 4] heeft gezien dat er drie of vier auto’s bij de moskee stonden geparkeerd. [medeverdachte 4] en de anderen hadden een muts op. [medeverdachte 4] moest de molotovcocktail over de coniferenhaag gooien.24.[medeverdachte 4] heeft in een op een schrift gestelde verklaring aangegeven dat hij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] is tegengekomen bij [verdachte] thuis. Ze waren de hele tijd met elkaar in de schuur of achter het huis.25.
Medeplegen
De raadsman heeft bepleit dat er geen sprake is van medeplegen. Dat [verdachte] in zijn schuur zou zijn geweest, waar het idee tot het gooien van de molotovcocktails zou zijn ontstaan, valt niet op te maken uit de verklaringen van de medeverdachten. Uit het feit dat de verdachte is meegegaan naar de woning van [medeverdachte 1] kan niet worden afgeleid dat verdachte heeft ingestemd met het voornemen tot het gooien van molotovcocktails. Er kan slechts worden vastgesteld dat hij zich niet heeft gedistantieerd van de keuzes die de medeverdachten hebben gemaakt. In dit verband is tot slot aangevoerd dat de verdachte in de woning van [medeverdachte 1] alleen maar op de bank heeft gezeten en niet heeft geholpen bij het fabriceren van de molotovcocktails.
Het hof overweegt als volgt.
In de arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 (NJ 2015/390), 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718 (NJ 2015/395) en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316 (NJ 2016/411) heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen dat het plan om molotovcocktails naar de moskee te gooien in de schuur van verdachte en in het bijzijn van verdachte is gemaakt. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen ook af dat de verdachte bij het maken van het plan betrokken is geweest en er dus van begin af aan van op de hoogte was. Niet ter discussie staat dat verdachte zich vervolgens met de medeverdachten naar de woning van [medeverdachte 1] heeft verplaatst en dat in diens schuur de molotovcocktails zijn gefabriceerd. Het hof gaat daarbij uit van de juistheid van de verklaring van [medeverdachte 1] , zoals afgelegd bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en bij de raadsheer-commissaris, die mede inhoudt dat hij, [medeverdachte 1] , de molotovcocktails samen met de verdachte heeft gemaakt en dat zij daarbij gebruik hebben gemaakt van een of meer brandversnellende middelen die de verdachte van zijn woning naar [medeverdachte 1] had meegenomen.
Dat de verdachte bij [medeverdachte 1] niet in de schuur is geweest en alleen maar binnen op de bank heeft gezeten, acht het hof niet aannemelijk geworden. De verklaring van de verdachte daarover vindt in geen enkel ander bewijsmiddel concrete steun en bijvoorbeeld ook niet in de verklaring van [getuige 5] , die volgens de verdachte de door hem geschetste gang van zaken zou kunnen bevestigen.
De verdachte was erbij toen het plan werd bedacht en hij heeft met dit plan ingestemd, hij heeft samen met [medeverdachte 1] twee molotovcocktails gemaakt en de medeverdachten de gelegenheid geboden om de molotovcocktails naar de moskee te gooien. Deze bijdrage is in het licht van de rechtspraak over medeplegen naar het oordeel van het hof van voldoende gewicht om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen, ook al heeft de verdachte de (poging) brandstichting zelf niet uitgevoerd door molotovcocktails naar de moskee te gooien. Het gaat bij het geheel van de gedragingen van de verdachte en de medeverdachten in feite om een gezamenlijke onderneming die bestaat uit op elkaar afgestemde activiteiten met een gemeenschappelijk doel.
Het hof verwerpt het verweer.
Absoluut ondeugdelijk middel
De raadsman heeft bepleit dat het gooien van een molotovcocktail naar de moskee absoluut ongeschikt is om in/aan/op dat gebouw brand te stichten. Er is sprake van een absoluut ondeugdelijk middel waardoor de verdachte ontslagen zou moeten worden van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Het gooien van twee brandende molotovcocktails richting de moskee is op te vatten als een gedraging, die naar haar uiterlijke verschijningsvorm geacht moet worden te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf van brandstichting (in, aan of op dat gebouw). Het werpen van twee aangestoken molotovcocktails kunnen bij aanraking met een object tot ontbranding komen en niet valt in te zien waarom – als dat object een gebouw is vergelijkbaar met het gebouw waar het hier om gaat – daarin, daaraan of daarop dan (in het geheel) geen brand zou kunnen ontstaan. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat ten tijde van de brandstichting er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, zowel voor personen die zich op het buitenterrein van de moskee bevonden als voor hen die in de moskee aanwezig waren. Het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel moet naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In deze zaak is dit het geval. De verdachten hebben de molotovcocktails richting de moskee gegooid vanaf een plek waar zij niet konden zien of zich aan de andere kant van de coniferenhaag personen bevonden. Daarnaast hadden de molotovcocktails tegen de ramen van de moskee of op het platte, bitumen, dak van het bijgebouw kunnen landen.
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat er sprake is geweest van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, zoals dat onder 1A en 2A-2B ten laste is gelegd. Het gevaar was ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels niet voorzienbaar, noch binnen de moskee noch buiten op de plaats waar de molotovcocktails zijn geland. De verdachte dient om die reden partieel vrijgesproken te worden.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van brandstichting geldt dat het opzet van de dader gericht moet zijn op de brandstichting zelf en niet gericht hoeft te zijn op de gevolgen die het teweegbrengt. Het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel moet ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Bij een voorbereiding of samenspanning tot brandstichting is vereist, dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat bedoelde voorwerpen en/of stoffen gevaar opleveren voor de in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht beschermde rechtsgoederen.
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen op het buitenterrein van de moskee. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat er personen aanwezig waren ten tijde van het gooien van de molotovcocktails op de plek waar die terecht zijn gekomen. Onder deze omstandigheden, en mede gelet op de resultaten van het sporenonderzoek, is het naar het oordeel van het hof naar algemene ervaringsregels niet voorzienbaar geweest, dat door het gooien van de molotovcocktails levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen op het buitenterrein van de moskee te duchten was.
Naar het oordeel van het hof is er ook geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in de moskee te duchten geweest. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat er geen brandschade aan de moskeemuur of op het bitumen dak van de aanbouw of het hoofdgebouw van de moskee is geconstateerd. De ramen van de moskee waren bovendien beschermd met tralies waardoor het onaannemelijk is, ook gelet op de afstand tot de plek van het gooien, de positie in de gevel en de omvang van de ramen, dat de molotovcocktails direct tegen, laat staan door een raam zouden zijn gegaan om vervolgens in de moskee brand te veroorzaken. Gelet hierop is het naar algemene ervaringsregels niet voorzienbaar geweest, dat voor personen in de moskee levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Het verweer slaagt.
Terroristisch oogmerk
De raadsman heeft bepleit dat bij verdachte geen terroristisch oogmerk aanwezig is geweest bij het plegen van de feiten. Het terroristisch oogmerk kan niet worden afgeleid uit de in de WhatsApp groepen gedeelde afbeeldingen en communicatie of de DTG-demonstraties die zijn bijgewoond. Het WhatsApp groepsgesprek kon bovendien niet serieus genomen worden. De verdachte had geen rechtsextreem gedachtegoed. Uit de bewijsmiddelen kan geen terroristisch oogmerk worden afgeleid en daarom heeft de verdediging verzocht verdachte partieel vrij te spreken.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht definieert het begrip terroristisch oogmerk. Er zijn drie vormen van een terroristisch oogmerk: de bedoeling om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, de bedoeling om een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden en de bedoeling om de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Het hof is met het openbaar ministerie en de verdediging van oordeel dat het derde criterium in deze zaak niet van toepassing is.
Het eerste criterium, vrees aanjagen, hoeft volgens de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet terroristische misdrijven (Stb. 2004, 290) waarbij artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht is ingevoerd, niet te betekenen dat de bevolking ook daadwerkelijk geïntimideerd is door het strafbare feit (Kamerstukken II 2001‑2002, 28 463, nr. 3, pagina 3). De intentie van de dader staat centraal: de dader moet het oogmerk hebben gehad om vrees aan te jagen. Deze intentie zal veelal afgeleid moeten worden uit de concrete gedragingen van het strafbare feit.
Het hof stelt in dit verband voorop dat op basis van de verklaringen van [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld dat tijdens de bijeenkomst bij [verdachte] in diens schuur is besloten om het islamitische gedeelte van de bevolking bang te maken. De verdachten wilden hiermee tevens de gemeente ertoe bewegen af te zien van het realiseren van een asielzoekerscentrum. Alle verdachten zijn bij die bijeenkomst aanwezig geweest. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat alle verdachten ook hebben ingestemd met dit besluit en dat iedereen vanaf dat moment wist welke actie zij gingen uitvoeren. Het hof acht [medeverdachte 1] geloofwaardig en diens verklaring betrouwbaar omdat hij als eerste opening van zaken heeft gegeven en driemaal een verklaring heeft afgelegd die telkens gedetailleerd en consistent was en telkens op diverse onderdelen steun vindt in andere, deels objectieve, onderzoeksresultaten zoals camerabeelden en omdat hij ook zichzelf nadrukkelijk heeft belast. Er is namens de verdachten ook geen andere plausibele uitleg gegeven voor het gooien van de molotovcocktails. Het hof is van oordeel dat de verdachten op deze manier hebben beoogd de lokale overheid (het bestuur en de raad van de gemeente Enschede) wederrechtelijk te dwingen iets niet te doen. De strafbare feiten zijn in die zin begaan met een terroristisch oogmerk. Hierbij tekent het hof aan dat, gelet op de parlementaire geschiedenis, onder overheid als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht ook een lagere overheid wordt begrepen (Kamerstukken II 2001‑2002, 28 463, nr. 3, pagina 5).
Het hof stelt daarnaast de volgende feitelijke gang van zaken vast. Alle verdachten hebben in de aanloop naar het incident deelgenomen aan demonstraties van een groep die zich richt tegen de komst van asielzoekers in Nederland.26.Daarnaast zijn alle verdachten inclusief [medeverdachte 1] lid geweest van een tweetal WhatsApp‑groepen. In de WhatsApp‑gesprekken is een groot aantal racistische plaatjes verspreid en zijn extreemrechtse uitlatingen gedaan. In woord en beeld is duidelijk tot uitdrukking gebracht dat zij zich daarbij ook richten tegen de islam.27.Op 25 februari 2016, dus kort vóór de onderhavige feiten, berichtte een landelijke krant dat verschillende moskeeën in Nederland een dreigbrief hadden ontvangen.28.Volgens [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3] deze dreigbrieven onder de aandacht gebracht tijdens het gesprek in de schuur bij [verdachte] .29.[medeverdachte 3] heeft ook niet ontkend dat hij over deze brieven heeft gesproken.30.Alle verdachten zijn dus van tevoren al op de hoogte geweest van die bedreigingen. Op deze dreiging is als het ware voortgeborduurd door gezamenlijk te besluiten actie te ondernemen en brand te stichten aan de moskee in Enschede. Hiervoor zijn voorbereidingen getroffen en afspraken gemaakt. De achterliggende gedachte was om angst en paniek te veroorzaken, zo heeft [medeverdachte 1] meermalen verklaard. Het is ook evident dat het gebruik van een molotovcocktail op zichzelf al gevoelens van angst kan veroorzaken. De angst heeft zich ook in die zin verwezenlijkt dat zoals uit de aangifte naar voren komt het aantal bezoekers van de moskee in Enschede na het incident is gedaald.31.De verdachten hebben uitdrukkelijk dit kenmerkende symbool van de Islamitische geloofsgemeenschap als doelwit uitgekozen.
Het hof is van oordeel dat de verdachten hebben beoogd – in elk geval – het islamitische deel van de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Ook in zoverre zijn de strafbare feiten met een terroristisch oogmerk begaan.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1A, 1B, 2A en 2B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. A) (medeplegen van een poging tot brandstichting met terroristisch oogmerk)
hij op of omstreeks 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/op/aan een moskee (gelegen aan de [adres] te Enschede), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die moskee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bezoekers/medewerkers van die moskee en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bezoekers/medewerkers van die moskee, althans voor een ander of anderen, te duchten was, met dat opzet met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- één of meer molotovcocktails, althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, heeft/hebben gemaakt, en/of
- (vervolgens) met één of meer molotovcocktails, althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, naar de moskee is/zijn gegaan, en/of
- (vervolgens) de molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, heeft/hebben aangestoken, en/of
- (vervolgens) de molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, heeft/hebben gegooid naar/in de richting van de moskee,
in elk geval open vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, begaan met een terroristisch oogmerk, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
B) (medeplegen van voltooide brandstichting met terroristisch oogmerk)
hij op of omstreeks 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht op een grasveld bij de moskee (gelegen aan de [adres] te Enschede), immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s):
- molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, aangestoken, althans in aanraking gebracht met open vuur, en/of
- (vervolgens) de molotovcocktail(s), althans één of meer flessen gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, gegooid naar/in de richting van de moskee,
ten gevolge waarvan dat grasveld geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat grasveld en/of de daaraan grenzende beplanting/coniferenhaag en/of de buitenmuur van de moskee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, begaan met een terroristisch oogmerk;
2. A)(voorbereiding/bevordering in de zin van art 96 lid 2 Sr)
hij op, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om:
opzettelijk brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten zou zijn en/of dit feit iemands dood ten gevolge zou hebben, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen,
> een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of
> gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen, en/of
> voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf, en/of
> plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid heeft gebracht of onder zich heeft gehad,
immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) met voormeld oogmerk:
a. het ideologisch gedachtengoed van het fascisme en/of nationaalsocialisme, althans van het rechts-extremisme, bestudeerd, gedeeld, uitgedragen en/of verheerlijkt, en/of
b. de persoon van Adolf Hitler verheerlijkt en/of zijn historische betekenis uitgedragen, en/of
c. de Afrikaner Weerstandsbeweging en/of Waffen SS en/of Ku Klux Klan verheerlijkt en/of uitgedragen, en/of
d. de superioriteit van het 'blanke ras' uitgedragen, en/of
e. in een (of meerdere) (groeps)app(s) het navolgende uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen:
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Hitler approves", en/of
- een afbeelding van een schoonmaakmiddel met als bijschrift "Marokkanen verwijderaar", en/of
- een afbeelding van Anne Frank met als bijschrift "morgen naar school toe? Nee joh ik ga op kamp", en/of
- een afbeelding van het concentratiekamp Auschwitz met als bijschrift "plaats vrijmaken voor vluchtelingen? Auschwitz staat momenteel leeg!", en/of
- een afbeelding van een negroïde persoon die is aangereden door een auto met als bijschrift "nu zit er godverdomme negerbloed aan mn lak", en/of
- een afbeelding van een persoon met een brandende fakkel in zijn hand en als bijschriften: "eigen volk eerst" en/of "A.C.A.B.", en/of
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Islamisten…..,die habe ich vergessen!", en/of
- een afbeelding van een adelaar met hakenkruis met als bijschrift "White Power", en/of
- een afbeelding van een galg met drie stroppen met als bijschrift 'Moslem swing set", en/of
- een afbeelding van een vlag, welke werd gebruikt door de Afrikaner Weerstandsbeweging, en/of
- een afbeelding van een demonstrerende man die de Hitlergroet maakt,
althans racistische/extremistische/tot gewelddadig handelen jegens moslims en/of Marokkanen en/of personen met een negroïde uiterlijk en/of vluchtelingen oproepende uitingen verheerlijkt/ uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen, en/of
f. overeengekomen om (een) molotovcocktail(s) tegen een moskee te gooien, en/of
g. (een) molotovcocktail(s) gemaakt, althans (een) fles(sen) gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas en/of voorzien van watten en/of textiel, en/of
h. zich met molotovcocktail(s), althans fles(sen) gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, naar de moskee aan de [adres] te Enschede heeft begeven;
EN/OF
B) (samenspanning)
hij op, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft samengespannen tot het opzettelijk brand stichten en/of teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten zou zijn of dit feit iemands dood ten gevolge zou hebben, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) met voormeld oogmerk:
a. het ideologisch gedachtengoed van het fascisme en/of nationaalsocialisme, althans van het rechts-extremisme, bestudeerd, gedeeld, uitgedragen en/of verheerlijkt, en/of
b. de persoon van Adolf Hitler verheerlijkt en/of zijn historische betekenis uitgedragen, en/of
c. de Afrikaner Weerstandsbeweging en/of Waffen SS en/of Ku Klux Klan verheerlijkt en/of uitgedragen, en/of
d. de superioriteit van het 'blanke ras' uitgedragen, en/of
e. in een (of meerdere) (groeps)app(s) het navolgende uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen:
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Hitler approves", en/of
- een afbeelding van een schoonmaakmiddel met als bijschrift "Marokkanen verwijderaar", en/of
- een afbeelding van Anne Frank met als bijschrift "morgen naar school toe? Nee joh ik ga op kamp", en/of
- een afbeelding van het concentratiekamp Auschwitz met als bijschrift "plaats vrijmaken voor vluchtelingen? Auschwitz staat momenteel leeg!", en/of
- een afbeelding van een negroïde persoon die is aangereden door een auto met als bijschrift "nu zit er godverdomme negerbloed aan mn lak", en/of
- een afbeelding van een persoon met een brandende fakkel in zijn hand en als bijschriften: "eigen volk eerst" en/of "A.C.A.B.", en/of
- een afbeelding van Adolf Hitler met als bijschrift "Islamisten….,die habe ich vergessen!", en/of
- een afbeelding van een adelaar met hakenkruis met als bijschrift "White Power", en/of
- een afbeelding van een galg met drie stroppen met als bijschrift “Moslem swing set", en/of
- een afbeelding van een vlag, welke werd gebruikt door de Afrikaner Weerstandsbeweging, en/of
- een afbeelding van een demonstrerende man die de Hitlergroet maakt, althans racistische/extremistische/tot gewelddadig handelen jegens moslims en/of Marokkanen en/of personen met een negroïde uiterlijk en/of vluchtelingen oproepende uitingen verheerlijkt/ uitgedragen/ondersteund/tot zich genomen, en/of f. overeengekomen om (een) molotovcocktail(s) tegen een moskee te gooien, en/of
g. (een) molotovcocktail(s) gemaakt, althans (een) fles(sen) gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas en/of voorzien van watten en/of textiel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Brandstichting met terroristisch oogmerk in dit geval terroristisch misdrijf?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat opzettelijk brandstichten (artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht) uitsluitend als terroristisch misdrijf zoals bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd als er sprake is van brandstichting met levensgevaar voor personen of als door de brandstichting grootschalige vernielingen (kunnen) worden aangericht. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de Wet terroristische misdrijven, waarbij artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht is ingevoerd, uitvoering geeft aan het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding 2002/475/JBZ van 13 juni 2002 (hierna: het kaderbesluit) en dat het de kennelijke bedoeling is geweest van de Raad van de Europese Unie, gelet op artikel 1 van het kaderbesluit, om brandstichting alleen dan als terroristisch misdrijf aan te merken als het met terroristisch oogmerk is gepleegd en daardoor mensenlevens in gevaar kunnen worden gebracht of als grootschalige vernieling van bepaalde voorzieningen wordt veroorzaakt, waardoor mensenlevens in gevaar kunnen worden gebracht of grote economische schade kan worden aangericht. De artikelen 83, aanhef en onder 2o, en 176a van het Wetboek van Strafrecht moeten conform het kaderbesluit worden uitgelegd en daarom kan het bij brandstichting indien begaan met een terroristisch oogmerk slechts gaan om brandstichting in de zin van artikel 1 van het kaderbesluit.
Dit brengt mee dat, als het onder 1A en 1B ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, dit, voor zover het gemeen gevaar voor goederen betreft, niet onder artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht als terroristisch misdrijf kan worden gekwalificeerd.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 24 juni 2004 tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische misdrijven), Stb. 2004, 290, houdt het volgende in:
‘Het kaderbesluit geeft aan dat de terroristische misdrijven – niet het terroristisch oogmerk – naar nationaal recht omschreven worden. Het biedt daarmee enige ruimte bij de implementatie. Die ruimte is in dit wetsvoorstel aldus benut, dat gekozen is voor een royale implementatie, waarbij niet alleen de letter maar ook de ratio van het kaderbesluit en de daarin opgenomen strafbaarstellingsverplichtingen zijn betrokken. De verplichtingen tot strafbaarstelling, en daarmee de keuze van de terroristische misdrijven, zijn verder mede bezien tegen de achtergrond van strafbaarstellingsverplichtingen inzake terroristische misdrijven die zijn opgenomen in andere internationale rechtsinstrumenten. Ook is bij de implementatie rekening gehouden met systematiek en uitgangspunten van het Wetboek van Strafrecht.
(…)
De verplichting tot het strafbaar stellen van de vergaande verwoesting van een aantal zaken, waar in het voorgaande aan werd gerefereerd, is beperkt tot gevallen waarin «als mogelijk resultaat (…) mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke schade wordt aangericht». Deze eis is bij de gemeengevaarlijke delicten in veel gevallen aldus ingevuld, dat «gemeen gevaar voor goederen» dan wel «levensgevaar voor een ander» tot toepasselijkheid van de strafbepaling leiden.’
(Kamerstukken II 2001‑2002, 28 463, nr. 3, p. 1, 2‑3 en 6)
Ingevolge de met de Wet terroristische misdrijven ingevoerde artikelen 83, aanhef en onder 2o, en 176a van het Wetboek van Strafrecht worden onder terroristisch misdrijf mede verstaan de in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedragingen indien zij zijn begaan met een terroristisch oogmerk. De wetgever heeft door middel van de Wet terroristische misdrijven gevolg gegeven aan de verplichtingen uit het kaderbesluit. Het hof stelt vast dat, mede gelet op de wetsgeschiedenis, de wetgever daarbij voor een royale implementatie heeft gekozen waarbij meer strafbare feiten, indien zij met een terroristisch oogmerk worden gepleegd, als terroristisch misdrijf zijn aangemerkt dan waartoe het kaderbesluit verplicht. Een voorbeeld daarvan is artikel 157, onderdeel 1o, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover dat met een terroristisch oogmerk wordt gepleegd, ten aanzien waarvan de wetgever de keuze heeft gemaakt om aan te sluiten bij het bestanddeel dat gemeen gevaar voor goederen te duchten is, maar er geen mensenlevens in gevaar kunnen worden gebracht of grote economische schade kan worden aangericht. De Wet terroristische misdrijven omvat op dit punt meer dan het kaderbesluit.
Dat de wetgever heeft gekozen voor een ruime implementatie – en meer strafbare feiten begaan met terroristisch oogmerk als terroristisch misdrijf heeft aangemerkt dan waartoe het kaderbesluit noodzaakte – betekent nog niet dat er ten aanzien van opzettelijke brandstichting met een terroristisch oogmerk een conflict is tussen het kaderbesluit en de bij de Wet terroristische misdrijven ingevoerde artikelen 83, aanhef en onder 2o, en 176a van het Wetboek van Strafrecht. Gesteld noch gebleken is dat de wetgever in zoverre niet ten minste volledig uitvoering heeft gegeven aan de uit het kaderbesluit voortvloeiende verplichtingen. Mede daarom is er naar het oordeel van het hof ook geen reden om deze bepalingen conform het kaderbesluit zo uit te leggen dat brandstichting alleen dan als terroristisch misdrijf is aan te merken indien het met een terroristisch oogmerk is gepleegd en daardoor mensenlevens in gevaar kunnen worden gebracht of als grootschalige vernieling van bepaalde voorzieningen wordt veroorzaakt, waardoor mensenlevens in gevaar kunnen worden gebracht of grote economische schade kan worden aangericht.
Het verweer kan dus niet slagen.
Eén strafbepaling van toepassing
Naar het oordeel van het hof leveren de onder 1A en 1B bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde plaats en tijd afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Daarom is er sprake van eendaadse samenloop van het bewezenverklaarde onder 1A en 1B.
Daarnaast hangen de onder 2B, 2A en 1A‑1B bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende, gedragingen, ook met betrekking tot het daaraan ten grondslag liggende wilsbesluit (dat in feite het bewezenverklaarde onder 2B inhoudt), zo nauw met elkaar samen dat de verdachte één verwijt wordt gemaakt (vgl. HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1114).
Dat maakt dat het bewezenverklaarde onder 2B, 2A en (de eendaadse samenloop van) 1A en 1B moet worden gezien als één voortgezette handeling, wat meebrengt dat slechts één strafbepaling wordt toegepast: artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2B, 2A en 1A‑1B bewezenverklaarde levert op: de voortgezette handeling van respectievelijk
onder 2B
medeplegen van samenspanning tot opzettelijk brandstichten en/of een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, te begaan met een terroristisch oogmerk
onder 2A
medeplegen van, met het oogmerk om voor te bereiden dat opzettelijk brand wordt gesticht en/of een ontploffing teweeg wordt gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij zijn bestemd tot het plegen van het misdrijf en plannen voor de uitvoering van het misdrijf in gereedheid brengen, te begaan met een terroristisch oogmerk
en
(de eendaadse samenloop van)
onder 1A
medeplegen van een poging tot opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk
en
onder 1B
medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat de verdachte en zijn medeverdachten hebben geprobeerd brand te stichten aan een moskee en brand hebben gesticht op een bij die moskee gelegen grasveld, waarbij de feiten zijn gepleegd met een terroristisch oogmerk. De verdachte heeft met deze feiten de moskeebezoekers in Enschede en de Nederlandse moslimgemeenschap in het algemeen angst bezorgd. Verdachte heeft zich bij zijn handelen geen rekenschap gegeven van deze gevolgen. Hoewel de brand al snel onder controle was en er geen noemenswaardige schade is ontstaan, hebben de feiten, met name vanwege het doelwit van de actie en het terroristisch oogmerk, ook in de rest van de samenleving veel onrust veroorzaakt. Brandstichting leidt al snel tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Dit speelt in dit geval des te meer, nu de verdachte en zijn medeverdachten met het gooien van de molotovcocktails naar de moskee hebben beoogd om de lokale overheid te dwingen af te zien van het realiseren van een asielzoekerscentrum en om de moslimgemeenschap angst aan te jagen. Niet voor niets heeft de wetgever de maximale tijdelijke gevangenisstraf bij brandstichting in een geval als dit met de helft verhoogd.
Het hof heeft verder rekening gehouden met de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen (van brandstichting).
Het hof rekent het verdachte aan en heeft meegewogen bij de strafmaat dat hij op geen enkele wijze verantwoording heeft willen nemen voor zijn rol in het bewezen verklaarde. De verdachte heeft geen medewerking willen verlenen aan een gedragskundig onderzoek en evenmin aan een reclasseringsrapport. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 8 januari 2018 komt naar voren dat hij eerder voor strafrechtelijke vergrijpen met justitie in aanraking is gekomen, maar niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het hof heeft in overweging genomen dat volgens een verslag van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt de verdachte gedurende zijn voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft doorlopen. Het hof is van oordeel dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, er aanleiding bestaat om de straf die de rechtbank Overijssel heeft opgelegd te matigen, waarbij ook van belang is dat het hof anders dan de rechtbank onder 1A niet bewezen heeft verklaard dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Wijst af het verzoek van de advocaat-generaal om het gedeelte van het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 februari 2018 inhoudende de daar afgelegde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] te voegen in het strafdossier van verdachte.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1A, 1B, 2A en 2B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1A, 1B, 2A en 2B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich na aanvang van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig acht;
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 3] , geboren op [1991] , [medeverdachte 2] , geboren op [1979] , [medeverdachte 4] , geboren op [_1981] en [medeverdachte 1] , geboren op [1982] ;
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
Draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. N.C. van Lookeren Campagne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier,
en op 27 februari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 februari 2018.
De samenstelling van het gerechtshof is, voor zover het de voorzitter en griffier betreft, als bovenvermeld.
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, oudste raadsheer,
mr. A.B.A.P.M. Ficq, jongste raadsheer,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter sluit het onderzoek en spreekt het arrest uit.
De voorzitter geeft verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑02‑2018
Proces-verbaal verhoor als getuige van [getuige 1] , pagina 1210‑1211.
Proces‑verbaal verhoor als getuige van [getuige 2] , pagina 1217‑1218.
Proces‑verbaal verhoor als getuige van [getuige 3] , pagina 1205.
Proces‑verbaal van aangifte [aangever] van 28 februari 2016, pagina 1195.
Proces‑verbaal van verhoor aangever van 3 maart 2016, pagina 1198.
Proces‑verbaal verhoor als getuige van [getuige 4] , pagina 1228.
Proces-verbaal van sporenonderzoek van 28 februari 2016, pagina 1244‑1246.
Proces‑verbaal van sporenonderzoek van 28 februari 2016, pagina 1273‑1275, en het proces‑verbaal van bevindingen van 29 februari 2016, pagina 1288.
Proces‑verbaal van sporenonderzoek van 28 februari 2016, pagina 1274 (van de werkbank zijn foto’s gemaakt die zijn genummerd 15 en 16), in combinatie met het proces‑verbaal van sporenonderzoek van 15 maart 2016, pagina 1318.
NFI‑rapport van Vergelijkend textielonderzoek en vergelijkend onderzoek aan ontbrandbare vloeistoffen naar aanleiding van brandstichting in Enschede op 27 februari 2016 van 7 juni 2016, pagina 1343‑1344.
Proces-verbaal van Sporenonderzoek/Brandoorzaaksonderzoek van 9 maart 2016, pagina 1259‑1260.
Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden [adres] te Enschede van 10 maart 2016, pagina 1381‑1383.
Proces-verbaal onderzoek camerabeelden [adres] van 16 maart 2016, pagina 1404‑1406.
Proces‑verbaal onderzoek camerabeelden [adres] van 16 maart 2016, pagina 1406.
Proces‑verbaal verhoor als verdachte van [medeverdachte 1] van 1 juni 2016, pagina 144, proces‑verbaal verhoor als verdachte van [medeverdachte 2] van 14 juni 2016, pagina 480‑481, en proces‑verbaal verhoor als verdachte van [medeverdachte 3] van 14 april 2016, pagina 635‑637.
Proces‑verbaal verhoor als verdachte van [medeverdachte 1] van 1 juni 2016, pagina 143‑144 en pagina 144‑145.
Proces‑verbaal van verhoor als verdachte van [medeverdachte 1] van 19 april 2016, pagina 128, 120, 121, 130, 131.
Proces‑verbaal van verhoor als verdachte van [medeverdachte 1] van 1 juni 2016, pagina 141.
Proces‑verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 29 september 2016 in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] inhoudende diens ter zitting van de rechtbank afgelegde verklaring, welk proces‑verbaal in de strafzaak tegen de verdachte is gevoegd.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] als getuige door de raadsheer‑commissaris, gedateerd 28 september 2017, pagina 1 en pagina 2.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] als getuige door de raadsheer‑commissaris, gedateerd 28 september 2017, pagina 3.
Een op schrift gestelde verklaring van verdachte [medeverdachte 2] , zonder datum, overgelegd aan de raadsheer-commissaris, vóór de verhoren van [medeverdachte 2] als getuige en verdachte op 28 september 2017, pagina 1.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] als verdachte door de raadsheer‑commissaris, gedateerd 29 januari 2018, pagina 2, pagina 3 en pagina 5.
Een op schrift gestelde verklaring van verdachte [medeverdachte 4] , overgelegd aan de raadsheer-commissaris, vóór het verhoor van [medeverdachte 4] als getuige op 29 januari 2018, pagina 1.
Processen-verbaal verhoor als verdachte van [medeverdachte 2] van 14 april 2016, pagina 445‑446, van [medeverdachte 3] van 13 april 2016, pagina 622‑624, en van [medeverdachte 4] van 2 juni 2016, pagina 975‑976.
Proces-verbaal van digitale bevindingen van 17 maart 2016 met bijlagen, pagina 1443‑1445.
Proces‑verbaal zaaksdossier van 24 juni 2016, pagina 1142, en een print van het onlineartikel uit de NRC van 25 februari 2016, pagina 1978‑1979.
Proces-verbaal verhoor als verdachte van [medeverdachte 1] van 19 april 2016, pagina 120 en pagina 126.
Proces-verbaal verhoor als verdachte van [medeverdachte 3] van 22 april 2016, pagina 665.
Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] van 3 maart 2016, pagina 1198.