Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/23.2.2
23.2.2 Het onderscheid tussen beleggingsmaatschappij en beleggingsfonds
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370536:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
M.Ej. Klompé en H.W.R. Weststrate, Beleggingsfondsen; eigendomsverhoudingen en afgescheiden vermogen, De NV 1996, nr. 74/3, blz. 81.
N.V. Ponsen, Ontwikkelingen in, rond en onder de Wet toezicht beleggingsinstellingen, in: Beleggingsinstellingen nader belicht, Preadviezen voor de Vereniging voor Effectenrecht, Kluwer, Deventer, 2000, blz. 1.
Wet van 28 september 2006, houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Stb. 2006, 706).
Gj. van Norden, Beleggingsinstellingen en BTW, WPNR 2008/6775, blz. 865.
Het begrip “beleggingsfonds” is slechts een aanduiding van een ter belegging bijeengebrachte hoeveelheid vermogensbestanddelen. Het begrip is derhalve geen aanduiding voor een rechtsvorm. Het samengebrachte vermogen is op zichzelf geen “rechtssubject”.1 Ponsen merkt mijns inziens dan ook terecht op dat een beleggingsinstelling (dus ook een beleggingsfonds) in de kern een pot met op geld waardeerbare zaken (de beleggingen) is.2 In het BW is geen definitie opgenomen van het begrip. Een definitie is wel te vinden in art. 1:1 Wft.3 Aldaar wordt een beleggingsfonds omschreven als:
“een niet in een beleggingsmaatschappij ondergebracht vermogen waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen”
Uit bovenstaande definitie volgt dat een beleggingsfonds in ieder geval van de beleggingsmaatschappij moet worden onderscheiden. Art 1:1 Wft merkt als een beleggingsmaatschappij aan:
een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;
Een belangrijk verschil tussen beleggingsmaatschappijen en beleggingsfondsen is dus dat beleggingsmaatschappijen volgens de definitie rechtspersoonlijkheid bezitten. Beleggingsmaatschappijen hebben – anders dan beleggingsfondsen – naar huidig recht vaak de vorm van een bv of nv4. In dit onderzoek staan de contractuele samenwerkingsverbanden centraal. Een beleggingsmaatschappij is eerder een op een statuut dan op een contract gebaseerde samenwerkingsvorm. Beleggingsmaatschappijen blijven in dit hoofdstuk daarom buiten beschouwing. Hetzelfde geldt voor andere, niet op een contract gebaseerde, beleggerscollectieven. Als “fondsen” aangeduide beleggerscollectieven in de vorm van een stichting of bv (zoals bijvoorbeeld doorgaans geldt voor pensioenfondsen) laat ik derhalve in het navolgende ook buiten beschouwing.