Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/23.2.3
23.2.3 Fonds voor gemene rekening
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS365686:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 2 lid 1 Wet Vpb.
Zie: Ch.P.A. Geppaart, Over het benaderen van rechtsvormen, WFR 1990/5909, blz. 457. Volgens Dieben en Wissing komt het begrip “fonds voor gemene rekening” van oorsprong uit de door de Wet toezicht beleggingsinstellingen (“Wtb”) vervangen Wet effectenhandel. E.M. Dieben en A.L. Wissing, De gevolgen van de nieuwe Wet Personenvennootschappen voor beleggingsinstellingen, Tijdschrift voor Financieel Recht, 2008, nr. 7-8, blz. 238.
Art. 2 lid 1 Wet Vpb.
Bij de heffing van vennootschapsbelasting speelt de rechtspersoonlijkheid van subjecten een belangrijke rol.1 Beleggingsmaatschappijen zijn dan ook aan de heffing van vennootschapsbelasting onderworpen. De wetgever heeft beoogd de beleggingsfondsen voor de heffing van vennootschapsbelasting op één lijn te stellen met de beleggingsmaatschappijen. Omdat echter een civielrechtelijke definitie van beleggingsfondsen niet voor handen was, is in de Wet Vpb een autonome, fiscaalrechtelijke definitie opgenomen voor “fondsen voor gemene rekening”.2 Ik benadruk dat een fonds voor gemene rekening op zichzelf geen “rechtsvorm” is, doch zich juist in verschillende juridische gedaanten voor kan doen.
Art. 2 lid 1 Wet Vpb definieert een fonds voor gemene rekening als:
“een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden, mits van de deelgerechtigdheid in het fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.”3
Uit deze definitie blijkt dat een fonds voor gemene rekening enerzijds ruimer is dan het begrip “beleggingsfonds” uit art. 1:1 Wft (de aangetrokken gelden kunnen ook anders dan voor belegging worden aangewend) en anderzijds beperkter is dan het begrip “beleggingsfonds” (de deelgerechtigdheid in het fonds moet blijken uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid). Er zijn dus fondsen voor gemene rekening die tevens als beleggingsfonds in de zin van art. 1:1 Wft zijn aan te merken. Omdat het voor de heffing van btw op zichzelf niet uitmaakt of de aangetrokken gelden ook anders dan voor belegging kunnen worden aangewend of dat de deelgerechtigdheid in het fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid, besteed ik aan de fondsen voor gemene rekening als zodanig geen afzonderlijke aandacht. Waar in het navolgende wordt gesproken over “beleggingsfonds” doel ik mede op het fonds voor gemene rekening, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.