Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren 2013/C 25/01 voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken
2.3 Staatssteun ten behoeve van de uitrol van breedband als een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) — Altmark-arrest en verenigbaarheid krachtens artikel 106, lid 2, VWEU
Geldend
Geldend vanaf 27-01-2013
- Bronpublicatie:
26-01-2013, PbEU 2013, C 25 (uitgifte: 26-01-2013, regelingnummer: 2013/C 25/01)
- Inwerkingtreding
27-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-01-2013, PbEU 2013, C 25 (uitgifte: 26-01-2013, regelingnummer: 2013/C 25/01)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
Informatierecht / ICT
(18)
In sommige gevallen kunnen lidstaten van mening zijn dat het aanbieden van een breedbandnetwerk moet worden beschouwd als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, lid 2, VWEU (1) en het Altmark-arrest (2), en op basis daarvan overheidsfinanciering verstrekken. In deze gevallen moeten de maatregelen van de lidstaten worden beoordeeld op grond van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie(3), het besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (4), de mededeling van de Commissie ‘EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011)’ (5)en Verordening (EU) nr. 360/212 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (6). Deze Commissiedocumenten (hierna tezamen het ‘DAEB-pakket’ genoemd) zijn namelijk eveneens van toepassing op staatssteun voor de uitrol van breedband. In het onderstaande zal slechts de toepassing van sommige van de in deze documenten vermelde beginselen op de financiering van breedband worden verduidelijkt in het licht van bepaalde voor de sector kenmerkende aspecten.
De definitie van diensten van algemeen economisch belang (DAEB)
(19)
Met betrekking tot de definitie van DAEB heeft de Commissie reeds in algemene zin verduidelijkt dat lidstaten geen specifieke openbaredienstverplichtingen kunnen verbinden aan een activiteit die al wordt verricht of die op bevredigende wijze kan worden verricht en op voorwaarden (zoals prijs van, objectieve kwaliteitsmerken van, continuïteit van en toegang tot de dienst) die stroken met het algemeen belang, zoals dat door de Staat is omschreven, door ondernemingen die onder normale marktomstandigheden actief zijn (7).
(20)
Wordt dit beginsel op de breedbandsector toegepast, dan is de Commissie van mening dat in gebieden waar particuliere investeerders reeds in een breedbandnetwerkinfrastructuur hebben geïnvesteerd (of het netwerk verder aan het uitbreiden zijn) en reeds concurrerende breedbanddiensten met voldoende dekking aanbieden, het opzetten van een parallel concurrerend breedbandnetwerk met overheidsfinanciering niet als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, lid 2, VWEU kan worden aangemerkt (8). Wanneer kan worden aangetoond dat particuliere investeerders niet in staat zijn om in de nabije toekomst (9) alle burgers of gebruikers passende breedbanddekking aan te bieden, waardoor een aanzienlijk deel van de bevolking niet over een verbinding zou beschikken, kan echter een compensatie voor openbaredienstverlening worden toegekend aan een onderneming die met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang belast is, mits voldaan is aan de voorwaarden van de hierboven genoemde mededeling inzake diensten van algemeen economisch belang. In dit opzicht moeten netwerken die voor de beoordeling van de noodzaak van een dienst van algemeen economisch belang in aanmerking moeten worden genomen, altijd van een vergelijkbaar type zijn, namelijk ofwel basisbreedbandnetwerken, ofwel NGA-netwerken.
(21)
Bovendien kan de uitrol en de exploitatie van een breedbandinfrastructuur slechts als een DAEB worden beschouwd indien deze infrastructuur alle gebruikers in een bepaald gebied, zowel particulieren als ondernemingen, universele connectiviteit biedt. Steun voor de aansluiting van alleen ondernemingen zou niet voldoende zijn (10).
(22)
Uit het verplichte karakter van de DAEB-taak volgt ook dat de exploitant van het uit te rollen netwerk de wholesaletoegang tot de infrastructuur niet op discretionaire en/of discriminerende basis mag weigeren (bijvoorbeeld omdat het mogelijk commercieel niet winstgevend is in een bepaald gebied toegang te verlenen).
(23)
Gezien het mededingingsniveau dat sinds de liberalisering van de elektronische-communicatiesector in de Unie bereikt is, en met name de concurrentie die vandaag de dag op de retailmarkt voor breedband bestaat, dient een netwerk dat in het kader van een dienst van algemeen economisch belang met overheidsfinanciering is uitgerold, beschikbaar te zijn voor alle geïnteresseerde exploitanten. Er kan bijgevolg slechts sprake zijn van een DAEB-taak voor de uitrol van breedband indien er een passieve (11), neutrale (12) en open infrastructuur tot stand wordt gebracht. Dit soort netwerk moet aanvragers van toegang alle mogelijke vormen van netwerktoegang bieden en een daadwerkelijke mededinging op retailniveau mogelijk maken, zodat de eindgebruikers kunnen kiezen uit concurrerende en betaalbare diensten (13).
(24)
De DAEB-taak mag derhalve alleen betrekking hebben op de uitrol van een breedbandnetwerk dat universele connectiviteit biedt en op de daarmee verband houdende diensten voor wholesaletoegang, maar niet op retailcommunicatiediensten (14). Wanneer de exploitant die met de DAEB-taak belast is ook een verticaal geïntegreerde breedbandexploitant is, moeten er voldoende garanties zijn om belangenconflicten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen te vermijden (15).
(25)
Aangezien de elektronische-communicatiemarkt volledig geliberaliseerd is, vloeit hieruit voort dat een DAEB-taak voor de uitrol van breedband niet gebaseerd kan zijn op de verlening van een uitsluitend of bijzonder recht in de zin van artikel 106, lid 1, VWEU, aan de exploitant die met die DAEB-taak belast is.
Berekening van de compensatie en terugvordering
(26)
Bij de berekening van de compensatie voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang zijn de beginselen van het DAEB-pakket volledig van toepassing. Gezien de specifieke kenmerken van de breedbandsector is het zinvol een verduidelijking op te nemen inzake DAEB die bedoeld zijn om voor dekking te zorgen van niet-aangesloten wijken of districten (zogenoemde ‘blinde vlekken’) binnen een ruimer gebied waar bepaalde exploitanten reeds hun eigen netwerkinfrastructuur hebben uitgerold of misschien van plan zijn dat in de nabije toekomst te doen. In gevallen waarin het gebied waarvoor de DAEB is toegewezen niet beperkt is tot uitsluitend ‘blinde vlekken’, vanwege de omvang of de locatie ervan, kan het zijn dat de exploitant die met de DAEB belast is, ook in de winstgevende gebieden die reeds door commerciële exploitanten worden bestreken, een netwerkinfrastructuur moet uitrollen. In dat geval mag de toegekende compensatie alleen de kosten van de uitrol van infrastructuur in de niet-winstgevende ‘blinde vlekken’ dekken, waarbij rekening wordt gehouden met de relevante opbrengsten en een redelijke winst (16).
(27)
Het kan in veel gevallen de voorkeur verdienen het compensatiebedrag vooraf vast te stellen, ten einde de verwachte financieringskloof binnen een bepaalde periode te dichten, liever dan om de compensatie louter vast te stellen op basis van de kosten en opbrengsten wanneer zij optreden. In het eerste model zijn er gewoonlijk meer prikkels voor de onderneming om haar kosten te beheersen en de bedrijfsactiviteiten geleidelijk te ontwikkelen (17). Wanneer een DAEB-taak voor de uitrol van een breedbandnetwerk niet is gebaseerd op de uitrol van infrastructuur die eigendom van de overheid is, moeten er doeltreffende herzienings- en terugvorderingsmechanismen worden ingevoerd om te voorkomen dat de exploitant die met een DAEB-taak is belast, een onrechtmatig voordeel geniet doordat hij na afloop van de periode waarvoor hij met die DAEB is belast, eigenaar blijft van het netwerk dat met staatsmiddelen gefinancierd is.
Voetnoten
Volgens de rechtspraak moeten ondernemingen die met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang zijn belast, door een handeling van de overheid met die taak belast zijn. In dit verband kan een dienst van algemeen economisch belang aan een exploitant worden toevertrouwd door middel van de toekenning van een concessie voor openbaredienstverlening; zie arrest van 13 juni 2000, gevoegde zaken T-204/97 en T-270/97, EPAC — Empresa para a Agroalimentação e Cereais SA/Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-2267, punt 126, en arrest van 15 juni 2005, zaak T-17/02, Fred Olsen SA/Commissie, Jurispr. 2005, blz. II-2031, punten 186, 188 en 189.
Arrest van 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg/Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, Jurispr. 2003, blz. I-7747.
PB C 8 van 11.1.2012, blz. 4.
PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3.
PB C 8 van 11.1.2012, blz. 15.
PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8.
Zie punt 48 van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie, en punt 13 van de mededeling van de Commissie over een EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011).
De term ‘in de nabije toekomst’ moet, overeenkomstig punt 63 van deze richtsnoeren, worden verstaan als ‘binnen een termijn van drie jaar’.
Overeenkomstig het beginsel dat is neergelegd in punt 50 van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de EU-staatssteunregels op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie. Zie ook de besluiten van de Commissie betreffende steunmaatregel N 284/05 — Ierland — Regional broadband Programme: Metropolitan Area Networks (‘MANs’), phases II and III, en betreffende steunmaatregel N 890/06 — Frankrijk — Aide du Sicoval pour un réseau de très haut débit.
De passieve netwerkinfrastructuur is in beginsel de fysieke infrastructuur van de netwerken. Zie voor een definitie de verklarende woordenlijst.
Een netwerk moet technologisch neutraal zijn, zodat aanvragers van toegang alle beschikbare technologieën kunnen gebruiken om diensten aan eindgebruikers te leveren.
Overeenkomstig punt (78), onder g), van deze richtsnoeren.
Deze beperking kan worden gerechtvaardigd op grond van het feit dat, wanneer een breedbandnetwerk dat universele connectiviteit biedt, eenmaal is uitgerold, de marktkrachten gewoonlijk goed genoeg werken om alle gebruikers communicatiediensten aan te bieden tegen een concurrerende prijs.
Dergelijke garanties moeten met name een verplichting omvatten een gescheiden boekhouding te voeren, en eventueel de oprichting van een entiteit die structureel en juridisch losstaat van de verticaal geïntegreerde exploitant. Dit soort entiteit moet als enige verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de haar opgedragen DAEB-taak.
Het is aan de lidstaten om, rekening houdende met de bijzonderheden van elk geval, te bepalen wat de meest geschikte methode is om ervoor te zorgen dat de toegekende compensatie alleen de kosten dekt voor de uitvoering van de DAEB-taak in de ‘blinde vlekken’ overeenkomstig de beginselen van het DAEB-pakket, waarbij rekening wordt gehouden met de relevante opbrengsten en een redelijke winst. Zo zou de toegekende compensatie bijvoorbeeld gebaseerd kunnen worden op een vergelijking tussen de opbrengsten van de commerciële exploitatie van de infrastructuur in de winstgevende gebieden waar reeds commerciële exploitanten werkzaam zijn, en de opbrengsten van de commerciële exploitatie in de ‘blinde vlekken’. Alle winst die hoger is dan een redelijke winst, d.w.z. winst die het gebruikelijke rendement op kapitaal voor de uitrol van een bepaalde breedbandinfrastructuur overstijgt, zou kunnen worden toegewezen aan de financiering van de dienst van algemeen economisch belang in niet-winstgevende gebieden terwijl de resterende winst deel van de toegekende financiële compensatie zou kunnen uitmaken. Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 331/08 — Frankrijk — THD Hauts de Seine.
Wanneer echter de toekomstige ontwikkeling van kosten en opbrengsten door een hoge mate van onzekerheid is omgeven en er sprake is van zeer grote informatieasymmetrie, kan het zijn dat de overheidsinstantie een compensatiemodel wil toepassen dat niet volledig vooraf wordt vastgesteld, maar veeleer een mix is van elementen die vooraf en achteraf worden bepaald (bijv. de gebruikmaking van terugvorderingen om te zorgen voor een evenwichtige verdeling van onverwachte opbrengsten).