De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/1.2.4.2:1.2.4.2 Argumenten tegen
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/1.2.4.2
1.2.4.2 Argumenten tegen
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS373171:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Westerouen van Meeteren 1919, p. 139.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De hiervoor gegeven argumenten ten spijt luidde de conclusie van het onderzoek van Westerouen van Meeteren dat een subsidiaire geldveroordeling, opgelegd ter verzekering van de nakoming van een hoofdveroordeling, met loslating van de gedachte van schadevergoeding, ongeoorloofd en ongewenst was.1 Ongeoorloofd wegens het - op dat moment - ontbreken van een wettelijke basis; ongewenst in het licht van het belang van eventuele overige schuldeisers van de dwangsomdebiteur, alsmede vanwege het feit dat de dwangsomdebiteur het executiemiddel zelf illusoir kon maken.