Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus
Artikel 36 bis Geldboeten
Geldend
Geldend vanaf 20-06-2013
- Bronpublicatie:
21-05-2013, PbEU 2013, L 146 (uitgifte: 31-05-2013, regelingnummer: 462/2013)
- Inwerkingtreding
20-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2013, PbEU 2013, L 146 (uitgifte: 31-05-2013, regelingnummer: 462/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Europees financieel recht
1.
Indien de raad van toezichthouders van de ESMA overeenkomstig artikel 23 sexies, lid 5, tot de bevinding komt dat een ratingbureau opzettelijk of uit onachtzaamheid een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt hij een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig lid 2.
Een inbreuk door een ratingbureau wordt verondersteld opzettelijk te zijn gepleegd als de ESMA objectieve factoren vaststelt die aantonen dat het ratingbureau of de bedrijfsleiding ervan opzettelijk hebben gehandeld om de inbreuk te plegen.
2.
De basisbedragen voor de in lid 1 bedoelde geldboeten worden als volgt begrensd:
- a)
voor de inbreuken bedoeld in de punten 1 tot en met 5, 11 tot en met 15, 19, 20, 23, 26 bis tot 26 quinquies, 28, 30, 32, 33, 35, 41, 43, 50, 51 en 55 tot en met 62 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 500 000 EUR en niet meer dan 750 000 EUR;
- b)
voor de inbreuken bedoeld in de punten 6, 7, 8, 16, 17, 18, 21, 22, 22 bis, 24, 25, 27, 29, 31, 34, 37 tot en met 40, 42, 42 bis, 42 ter, 45 tot en met 49 bis, 52, 53, 54 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 300 000 EUR en niet meer dan 450 000 EUR;
- c)
voor de inbreuken bedoeld in de punten 9, 10, 26, 36, 44 en 53 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 100 000 EUR en niet meer dan 200 000 EUR;
- d)
voor de inbreuken bedoeld in de punten 1, 6, 7, 8 en 9 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 50 000 EUR en niet meer dan 150 000 EUR;
- e)
voor de inbreuken bedoeld in de punten 2, 3 bis tot en met 5 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 25 000 EUR en niet meer dan 75 000 EUR;
- f)
voor de inbreuken bedoeld in punt 3 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 10 000 EUR en niet meer dan 50 000 EUR;
- g)
voor de inbreuken bedoeld in de punten 1 tot en met 3 en 11 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 150 000 EUR en niet meer dan 300 000 EUR;
- h)
voor de inbreuken bedoeld in punt 20 bis van afdeling I van bijlage III, punten 4 tot 4 quater, 6, 8 en 10 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 90 000 EUR en niet meer dan 200 000 EUR;
- i)
voor de inbreuken bedoeld in de punten 5, 7 en 9 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 40 000 EUR en niet meer dan 100 000 EUR.
De ESMA houdt bij haar besluit om het basisbedrag van de geldboeten dichter bij de benedengrens, het midden, dan wel de bovengrens van de hierboven vermelde bedragen vast te stellen, rekening met de jaarlijkse omzet van het ratingbureau van het voorafgaande boekjaar. Het basisbedrag ligt dichter bij de benedengrens als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau minder dan 10 miljoen EUR bedraagt, dichter bij het midden als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau tussen 10 en 50 miljoen EUR bedraagt, en dichter bij de bovengrens als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau meer dan 50 miljoen EUR bedraagt.
3.
De overeenkomstig lid 2 begrensde basisbedragen worden zo nodig onder inaanmerkingneming van verzwarende of verzachtende factoren overeenkomstig de in bijlage IV bepaalde coëfficiënten aangepast.
De desbetreffende verzwarende coëfficiënt wordt één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzwarende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulteert, aan het basisbedrag toegevoegd.
De desbetreffende verzachtende coëfficiënt wordt één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzachtende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulteert, van het basisbedrag afgetrokken.
4.
Onverminderd de leden 2 en 3 mag de geldboete niet meer bedragen dan 20 % van de jaaromzet van het ratingbureau over het voorafgaande boekjaar en moet, als het ratingbureau direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk zijn aan dat financiële voordeel.
Indien een handeling of verzuim van een ratingbureau meer dan één van de in bijlage III vermelde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig de leden 2 en 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.