Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/369 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-03-2016
- Bronpublicatie:
15-03-2016, PbEU 2016, L 70 (uitgifte: 16-03-2016, regelingnummer: 2016/369)
- Inwerkingtreding
16-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2016, PbEU 2016, L 70 (uitgifte: 16-03-2016, regelingnummer: 2016/369)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Verordening van de Raad van 15 maart 2016 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Wederzijdse bijstand en steun bij rampen zijn een fundamentele uitdrukking van de universele waarde van intermenselijke solidariteit en tegelijk een morele plicht, aangezien dergelijke rampen ertoe kunnen leiden dat een aanzienlijk aantal mensen niet meer in hun basisbehoeften kunnen voorzien, hetgeen ernstige schadelijke gevolgen voor hun gezondheid en levensomstandigheden kan hebben.
- (2)
Door de mens en de natuur veroorzaakte rampen hebben almaar zwaardere gevolgen binnen de Unie. Dit hangt samen met een aantal factoren, waaronder klimaatverandering, maar ook andere externe factoren en omstandigheden in de nabuurschap van de Unie kunnen hiertoe bijdragen. De migratie- en vluchtelingencrisis die de Unie momenteel treft, is een duidelijk voorbeeld van een situatie waarin — ondanks de inspanningen van de Unie bij het aanpakken van de grondoorzaken in derde landen — de economische toestand van de lidstaten rechtstreeks kan worden geraakt.
- (3)
Deze situatie heeft ertoe geleid dat de Europese Raad de Commissie op 19 februari 2016 heeft verzocht de capaciteit te creëren om intern humanitaire bijstand te verlenen, teneinde landen te ondersteunen die met grote aantallen vluchtelingen en migranten worden geconfronteerd.
- (4)
De omvang en impact van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen kunnen zo groot zijn dat een of meer lidstaten ernstige economische moeilijkheden kunnen krijgen. Deze rampen kunnen zich ook voltrekken in een of meer lidstaten die al om andere redenen met zware economische problemen kampen, wat de algemene economische situatie in die lidstaten nog verder in het gedrang brengt en bemoeilijkt. In beide gevallen zal het reactievermogen van de getroffen lidstaten negatief worden beïnvloed, en zullen ook de bijstand en steunverlening aan mensen in nood nadelige gevolgen ondervinden.
- (5)
De Unie kan nu reeds macro-financiële bijstand verlenen aan lidstaten en Europese solidariteit betuigen aan door rampen getroffen Europese regio's via het bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 opgerichte Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) (1). Er is momenteel evenwel geen passend instrument beschikbaar op het niveau van de Unie om op een voldoende voorspelbare en onafhankelijke basis de humanitaire behoeften van door rampen getroffen mensen binnen de Unie te lenigen en waarmee bijvoorbeeld kan worden voorzien in voedselhulp, spoedeisende gezondheidszorg, onderdak, water, sanitaire voorzieningen en hygiëne, bescherming en onderwijs. In het kader van het mechanisme voor civiele bescherming van de Unie kan krachtens Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) wederzijdse bijstand worden aangeboden, maar de werking van dit mechanisme is gebaseerd op vrijwillige bijdragen van de lidstaten. Er zou ook kunnen worden voorzien in bijstand en steun via bestaande beleids- en financieringsinstrumenten van de Unie, zoals die welke bijdragen aan de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht binnen de Unie. Dergelijke bijstand en steun zouden evenwel bijkomstig zijn bij en ondergeschikt zijn aan het nastreven van de voornaamste beleidsdoelstellingen van deze instrumenten en zouden dus beperkt zijn in reikwijdte en omvang.
- (6)
Daarom moet de Unie solidair optreden om te voorzien in de basisbehoeften van door rampen getroffen mensen in de Unie en dient zij bij te dragen aan het verzachten van de economische gevolgen van die rampen voor de betrokken lidstaten.
- (7)
Gezien de gelijkenissen tussen het lenigen van de basisbehoeften van door rampen getroffen mensen binnen de Unie door het verstrekken van noodhulp, en het verstrekken van humanitaire hulp aan door natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen getroffen mensen in derde landen, moeten alle operaties in het kader van deze verordening worden uitgevoerd overeenkomstig internationaal overeengekomen humanitaire beginselen. Deze acties bestaan uit maatregelen die toegesneden zijn op de economische situatie van de lidstaten die met deze moeilijkheden worden geconfronteerd en die een aanvulling vormen op maatregelen van de Unie om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen, en zodoende te komen tot een grotere doeltreffendheid van de systemen ter voorkoming van en bescherming tegen natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen.
- (8)
Gezien de noodzaak om solidair op te treden, moet de verstrekking van noodhulp in het kader van deze verordening worden gefinancierd met middelen uit de algemene begroting van de Unie en met bijdragen van andere openbare of particuliere donoren.
- (9)
De vergoeding van uitgaven, gunning van overheidsopdrachten en toekenning van subsidies uit hoofde van deze verordening dienen te gebeuren overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3), rekening houdende met de specifieke aard van noodhulp. Het is daarom dienstig te bepalen dat subsidies en overheidsopdrachten al dan niet rechtstreeks kunnen worden toegekend en dat met subsidies tot 100 % van de subsidiabele kosten kunnen worden gefinancierd, waarbij de subsidies met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend. De Commissie moet in staat zijn noodhulpacties van eender welke organisatie te financieren, ongeacht haar juridische status, particulier of openbaar, voor zover die organisatie over de vereiste ervaring beschikt en zij al naar gelang het geval hiervoor een beroep doet op direct of indirect beheer.
- (10)
Voorts is het aangewezen een beroep te doen op organisaties waarmee de Commissie kader-partnerschapsovereenkomsten heeft gesloten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad (4) gezien het belang van de ervaring die deze organisaties hebben opgedaan bij het verstrekken van humanitaire hulp in nauwe samenwerking met de Commissie. Waar mogelijk moet ernaar worden gestreefd om via partnerorganisaties door middel van kader-partnerschapsovereenkomsten, de lokale niet-gouvernementele organisaties hierbij te betrekken, teneinde de synergieën en de doeltreffendheid van noodhulp in het kader van deze verordening te maximaliseren.
- (11)
De financiële belangen van de Unie dienen gedurende de gehele uitgavencyclus te worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede middelen en, indien nodig, administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
- (12)
Met deze verordening wordt de grondslag gelegd voor het verstrekken van financiële steun bij door de natuur of mens veroorzaakte rampen waarbij, in een geest van solidariteit, de Unie, beter dan de lidstaten — die alleen en op een ongecoördineerde wijze optreden — kan zorgen voor passende financieringsniveaus en deze kan benutten voor de zuinige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van mogelijk levensreddende acties, waardoor het optreden dankzij de omvang en complementariteit ervan meer doeltreffend wordt.
- (13)
Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (14)
Op de verstrekking van noodhulp in het kader van deze verordening moet naar behoren toezicht wordt uitgeoefend, waarbij indien nodig een beroep moet worden gedaan op de meest ter zake dienende deskundigheid die op het niveau van de Unie beschikbaar is. Daarnaast moet de algemene uitvoering van deze verordening geëvalueerd worden.
- (15)
Aangezien de steun dringend nodig is, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 2012/2002 van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).
Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1).