HR (P-G), 05-04-2011, nr. 10/01633 P
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3159
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
05-04-2011
- Zaaknummer
10/01633 P
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BQ3159
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3159, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 05‑04‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ3159
Conclusie 05‑04‑2011
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft de veroordeelde bij arrest van 13 april 2010 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 4 juli 2008, waarbij de Rechtbank aan de veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting heeft opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.818,79.
2.
Mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld en namens de veroordeelde bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1.
Het middel klaagt over de afwijzing van een aanhoudingsverzoek.
3.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
‘De voorzitter maakt melding van een telefoongesprek van 12 april 2010 met het kantoor van de raadsman van de veroordeelde naar aanleiding van hem —de voorzitter— kort daarvoor ter hand gestelde fax waarin de raadsman heeft verzocht om de zaak vandaag aan te houden daar hij pas onlangs in het bezit is gekomen van het dossier in onderhavige zaak nu hij de zaak van een collega heeft overgenomen. De secretaresse van de raadsman deelde desgevraagd mede dat mr. Stronks ziek was, maar dat hij 13 april 2010 weer op kantoor zou zijn. De voorzitter heeft daarop meegedeeld dat de inhoudelijke behandeling van de zaak vanwege het gelijktijdig doch niet gevoegd behandelen met vier andere ontnemingszaken gewoon doorgang zou vinden, te meer nu de datum waarop onderhavige zaak inhoudelijk zou worden behandeld reeds op 12 januari 2010 met de verdediging in alle ontnemingszaken van de megazaak Alpha is afgesproken; welke afspraak zij aan de voorzitter bevestigde.
De secretaresse heeft daarop voorts meegedeeld dat zij deze informatie aan mr. Stronks over zou brengen. Tevens merkt de voorzitter op dat is gebleken dat de strafgriffie van het hof een week voor de zitting van heden kopiestukken van de onderhavige zaak naar bet kantoor van de raadsman heeft gezonden.
De voorzitter deelt voorts mede dat de bode voorafgaand aan de behandeling van heden telefonisch contact heeft gezocht met het kantoor van de raadsman maar geen nadere informatie heeft kunnen krijgen inzake het verschijnen van de raadsman.
De advocaat-generaal deelt hierop-zakelijk weergegeven-het volgende mede:
Ik verzet mij tegen schorsing van het onderzoek ter terechtzitting. Deze zaak staat al heel lang gepland. De raadsman van de veroordeelde kan nu niet meer stellen dat hij de stukken in onderhavige zaak te laat heeft ontvangen. Nu ik geen appelschriftuur heb aangetroffen, verzoek ik uw hof gelet op hetgeen is bepaald in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de veroordeelde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep in de ontnemingszaak.
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissingen van het hof mede:
- —
dat het verzoek van de raadsman tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting zal worden afgewezen gelet op de gemaakte afspraken die in Landelijk Aanhoudingenprotocol zijn verwoord en waarvan een afschrift aan dit proces-verbaal zal worden gehecht;
- —
dat het onderzoek ter terechtzitting wordt gesloten en dat de uitspraak aanstonds zal plaatsvinden.’
3.3.
Voornoemde fax van de raadsman bevindt zich bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken en houdt onder meer het volgende in:
‘Geachte heer, mevrouw,
In de zaak met bovenvermeld parketnummer staat morgen, dinsdag 13 april 2010 te 09.00 uur de behandeling van de strafzaak gepland bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij deze doe ik in het belang van de verdediging — noodgedwongen — een verzoek om aanhouding van de behandeling ter zitting vanwege het volgende.
Op verzoek van cliënt heb ik de strafzaak recent overgenomen van mr. L. de Leon uit Utrecht. Ondanks mijn herhaalde verzoeken heb ik tot op heden nog niet het volledige dossier mogen ontvangen van mr. De Leon. Daar ik niet in het bezit ben van de onderliggende stukken heb ik de zaak niet naar behoren kunnen voorbereiden noch kunnen bespreken met cliënt.
Daarnaast heeft ondergetekende zich hedenmorgen ziek gemeld. Het is thans nog onbekend of ondergetekende zich morgen weer in staat voelt om de zitting bij te wonen, er is echter geen kantoorgenoot in de gelegenheid om waar te nemen wegens andere verplichtingen.
Ik begrijp dat aanhouding niet ideaal is, maar ik meen dat aanhouding gerechtvaardigd is in het belang van de verdediging. Graag verneem ik zo spoedig mogelijk van u of mijn verzoek gehonoreerd wordt.
In het vertrouwen u met het bovenstaande naar behoren te hebben geïnformeerd en nopend op uw medewerking teken ik,
met vriendelijke groet,
namens P.J. Stronks
J.J. Lauwers’
3.4.
Het Hof heeft het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak, onder verwijzing naar het ‘Landelijk Aanhoudingenprotocol’ (waarmee kennelijk is bedoeld het door het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren zogenoemde aanhoudingenprotocol, zoals dat in aangepaste vorm van toepassing is bij het Hof Amsterdam1.) afgewezen. Die afwijzing is daarmee volstrekt ontoereikend gemotiveerd. Het Hof heeft daarmee geen enkel inzicht gegeven in de redenen voor afwijzing. Ook als het Hof het verzoek heeft afgewezen op de grond dat uit het dossier blijkt dat de zittingsdatum in overleg met de raadsman is vastgesteld, hetgeen zou kunnen volgen uit het proces-verbaal en uit een in een aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehecht afschrift van het aanhoudingenprotocol aangebrachte arcering, is die afwijzing onbegrijpelijk. Zoals volgt uit een zich bij de stukken bevindend faxbericht heeft mr. Stronks zich pas op 30 maart 2010 als raadsman van de veroordeelde gesteld, zodat het hoogst onaannemelijk is dat mr. Stronks op 12 januari 2010 betrokken is geweest bij het vaststellen van de zittingsdatum. Dat de secretaresse van de raadsman aan de voorzitter van het Hof heeft bevestigd dat dergelijke afspraken zijn gemaakt, doet daaraan niets af. Ook is het Hof, anders dan door de enkele mededeling dat een week voor de zitting door de strafgriffie ‘kopiestukken van de onderhavige zaak’ naar het kantoor van de raadsman zijn gezonden, niet ingegaan op de door de raadsman aan het aanhoudingsverzoek ten grondslag gelegde argumenten: de raadsman beschikte niet over het volledige dossier van deze megazaak en de raadsman was, in ieder geval de dag voor de zitting, ziek. Het Hof had die omstandigheden bij de motivering van zijn beslissing dienen te betrekken en kon daarom niet volstaan met de enkele verwijzing naar het ‘Landelijke Aanhoudingenprotocol’.2.
3.5.
Het middel slaagt.
4.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest behoren te leiden.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar Hof Amsterdam teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑04‑2011
Vgl. HR 8 februari 2011, LJN BO4453.