Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 1a:6 Uitsluitingsgronden
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2020
- Bronpublicatie:
27-05-2020, Stb. 2020, 173 (uitgifte: 18-06-2020, kamerstukken: 35213)
- Inwerkingtreding
01-09-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2020, Stb. 2020, 174 (uitgifte: 18-06-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
1.
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen worden de volgende uitsluitingsgronden onderscheiden:
- a.
het rechtens zijn vrijheid zijn ontnomen;
- b.
het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;
- c.
het niet in Nederland wonen;
- d.
het als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houden in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
- e.
het bereiken of bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;
- f.
een uitreiziger zijn.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de uitsluitingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, niet geldt ten aanzien van vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onderdeel a tot en met d en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onderdeel g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.