RvdW 2022/451
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Vervolg op HR 14 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0462 en HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360. Veroordeling in daadwerkelijk gemaakte kosten van juridische bijstand in procedures wegens misbruik van procesrecht?
HR 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:624
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 april 2022
- Magistraten
Mrs. H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons
- Zaaknummer
20/01413
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:624, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:979, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑10‑2021
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Vervolg op HR 14 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0462 en HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360. Veroordeling in daadwerkelijk gemaakte kosten van juridische bijstand in procedures wegens misbruik van procesrecht?
Partij(en)
ARREST In de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, hierna: [eiser], advocaat: A.C. van Schaick, tegen [verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, hierna: [verweerder], advocaten: B.F.L.M. Schim en F.E. Vermeulen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. G.R.B. van Peursem:
Deze zaak is een vervolg op HR ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.