Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen [Vertaling]
Bijlage III
Geldend
Geldend vanaf 19-05-1990
- Bronpublicatie:
03-11-1989, Trb. 1990, 63 (uitgifte: 04-05-1990, regelingnummer: 37(12))
- Inwerkingtreding
19-05-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-05-1992, Trb. 1992, 71 (uitgifte: 06-05-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Bij het vaststellen van de criteria voor de afgifte van vergunningen voor het storten van stoffen in zee overeenkomstig het bepaalde in Artikel IV, tweede lid, dienen met name de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
- A.Kenmerken en samenstelling van de stof
- 1.
Totale hoeveelheid en gemiddelde samenstelling van de gestorte stof (bijvoorbeeld per jaar).
- 2.
Vorm (bijvoorbeeld vaste, modderige, vloeibare vorm of gasvormig).
- 3.
Fysische eigenschappen (zoals oplosbaarheid en soortelijk gewicht), chemische en biochemische eigenschappen (zoals zuurstofbehoefte, voedingsstoffen) en biologische eigenschappen (zoals aanwezigheid van virussen, bacteriën, gisten, parasieten).
- 4.
Toxiciteit.
- 5.
Persistentie (fysische, chemische en biologische).
- 6.
Accumulatie en biologische omzetting in biologische stoffen en sedimenten.
- 7.
Gevoeligheid voor fysische, chemische en biochemische omzettingen en wisselwerking in het water met andere opgeloste organische en anorganische stoffen.
- 8.
Kansen op het verwekken van bederf en andere omzettingen waardoor de handelswaarde van vis, schaaldieren, enz. wordt verminderd.
- 9.
Bij afgifte van een stortingsvergunning behoren de Verdragsluitende Partijen na te gaan of er met betrekking tot de eigenschappen en de samenstelling van de te storten stoffen een voldoende wetenschappelijke basis bestaat om het effect van de stoffen op het mariene leven en op de gezondheid van de mens vast te stellen.
- B.Kenmerken van stortplaats en methode van deponering
- 1.
Plaatsbepaling (zoals coördinaten van de stortplaats, de diepte en de afstand uit de kust), situering in relatie met andere gebieden (zoals recreatieoorden, plaatsen waar kuit geschoten wordt, broedplaatsen, visgronden en exploiteerbare bronnen).
- 2.
Stortingsfrequentie (bijvoorbeeld de toegestane hoeveelheid per dag, per week, per maand).
- 3.
Verpakkingswijze indien relevant.
- 4.
Door de voorgestelde wijze van lozing te bereiken verdunning.
- 5.
Kenmerken van verspreiding (zoals de invloed van de stromingen, eb en vloed en de wind op horizontaal vervoer en verticale menging).
- 6.
Kenmerken van het water (zoals temperatuur, pH, zoutgehalte, gelaagdheid, aanduidingen van verontreiniging: zoals opgeloste zuurstof (OZ), chemische zuurstofbehoefte (CBZ), biochemische zuurstofbehoefte (BBZ), aanwezigheid van stikstof in organische of minerale vorm, waaronder ammoniak, gesuspendeerde stoffen, andere voedingsstoffen, produktiviteit).
- 7.
Kenmerken van de bodem (zoals topografie, geochemische en geologische kenmerken, biologische produktiviteit).
- 8.
Aanwezigheid en werking van andere stortingen op de stortplaats (zoals gegevens betreffende de aanwezigheid van zware metalen en het gehalte aan organische koolstof).
- 9.
Bij de afgifte van een stortingsvergunning gaan de Verdragsluitende Partijen na of er een wetenschappelijke basis bestaat om de gevolgen van het storten zoals omschreven in deze Bijlage vast te stellen, rekening houdend met seizoenschommelingen.
- C.Algemene overwegingen en omstandigheden
- 1.
Eventuele invloed op recreatiegebieden (zoals de aanwezigheid van drijvend of aangespoeld materiaal, troebelheid, stank, verkleuring, schuim).
- 2.
Eventuele invloed op de in zee levende flora en fauna, de vis- en schaaldierenteelt, de visbanken en visgronden, de algenoogst en -teelt.
- 3.
Eventuele invloed op de andere vormen van gebruik van de zee (zoals aantasting van de kwaliteit van het water voor industriële doeleinden, onderwatercorrosie van de zeewerken, hinder voor de scheepvaart door drijvend materiaal, hinder voor de visserij en de scheepvaart door het storten van afval of vaste voorwerpen op de bodem van de zee) en bescherming van gebieden die van bijzonder belang zijn voor de wetenschap en het natuurbehoud.
- 4.
Praktische beschikbaarheid op land van andere methoden voor verwerking, storting of vernietiging of van methoden van bewerking waardoor de in zee te storten stoffen minder schadelijk worden gemaakt.