Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen [Vertaling]
Artikel IV
Geldend
Geldend vanaf 30-08-1975
- Bronpublicatie:
29-12-1972, Trb. 1973, 172 (uitgifte: 19-12-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-08-1975
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-1977, Trb. 1977, 182 (uitgifte: 23-12-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
1.
Overeenkomstig het bepaalde in dit Verdrag verbiedt elke Verdragsluitende Partij het storten van alle afval of andere stoffen in welke vorm en onder welke omstandigheden dan ook, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen:
- (a)
het storten van alle afval of stoffen genoemd in Bijlage I is verboden;
- (b)
voor het storten van afval of andere stoffen genoemd in Bijlage II is een van tevoren verleende bijzondere vergunning vereist;
- (c)
voor het storten van alle andere afval en stoffen is een van tevoren verleende algemene vergunning vereist.
2.
Een vergunning wordt slechts verleend, nadat een nauwkerig onderzoek is ingesteld naar alle factoren genoemd in Bijlage III, met inbegrip van een voorafgaand onderzoek van de kenmerken van de stortplaats overeenkomstig het bepaalde in de paragrafen B en C van die Bijlage.
3.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag worden uitgelegd als beletsel voor een Verdragsluitende Partij om, wat haar betreft, het storten van afval en stoffen welke niet in Bijlage I zijn genoemd te verbieden. Die Partij geeft de Organisatie kennis van de te dien aanzien genomen maatregelen.