Einde inhoudsopgave
Vrijstellingsregeling Wft
Artikel 35a [Adviseurs over levensverzekeringen of hypothecair krediet]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
21-02-2019, Stcrt. 2019, 11214 (uitgifte: 01-03-2019, regelingnummer: 2019-0000028428)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-02-2019, Stcrt. 2019, 11214 (uitgifte: 01-03-2019, regelingnummer: 2019-0000028428)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Personen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 11 zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge de afdelingen 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3 en 4.3.7. van de wet met betrekking tot beleggingsondernemingen is bepaald, met uitzondering van het bepaalde ingevolge:
- a.
artikel 4:9, eerste lid, van de wet, met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
- b.
artikel 4:9.0a van de wet, met betrekking tot de samenstelling en het functioneren van het bestuur en, indien van toepassing, van het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
- c.
artikel 4:10 van de wet, met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
- d.
artikel 4:13 van de wet met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
- e.
de artikelen 32b, 32c, 35 en 35.0a van het besluit en de artikelen 72, 74 en 76 van de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014;
- f.
de artikelen 4:16, eerste lid, en 4:17, eerste lid, van de wet en artikel 37 van het besluit;
- g.
artikel 4:19 van de wet en artikel 44 gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen;
- h.
artikel 4:20 van de wet, de artikelen 58, 58a en 68c, eerste en tweede lid, van het besluit en de artikelen 46, 47, 48, 50 tot en met 53 van de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen;
- i.
artikel 4:22, eerste lid, van de wet en de artikelen 51a en 68c, derde lid, van het besluit;
- j.
artikel 4:23, eerste, derde en vijfde lid, van de wet en de artikelen 54 en 55 van de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen;
- k.
de artikelen 81 en 82, eerste lid, van het besluit;
- l.
artikel 4:24, eerste tot en met vijfde en zevende lid, van de wet, artikel 80d van het besluit en de artikelen 55 tot en met 57 van de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen;
- m.
artikel 4:88 van de wet, artikel 167 van het besluit en de artikelen 33, 34 en 35 van de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen;
- n.
artikel 4:89, eerste en vijfde lid, van de wet;
- o.
artikel 4:90 van de wet en artikel 168a van het besluit.
2.
In aanvulling op het eerste lid voldoen personen als bedoeld in artikel 11, derde lid, aan het bepaalde ingevolge artikel 4:9, derde lid, van de wet, en voor zover het betreft de vakbekwaamheid van werknemers en andere personen als bedoeld in artikel 4:9, derde lid, aan artikel 5a van het besluit en de artikelen 2 en 3 van de Regeling vakbekwaamheid werknemers van[lees: werknemers] beleggingsondernemingen Wft.
3.
De artikelen 4:9, tweede lid, 4:11, tweede en derde lid, en 4:15, eerste en tweede lid, van de wet, en de artikelen 6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 28, en 29 van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing op personen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, alsmede voor zover het betreft de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, de eindtermen van bijlage 5 van de Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft.
4.
De artikelen 4:11, tweede en derde lid, 4:15, eerste en tweede lid, en 4:83 van de wet en de artikelen 28 en 29 van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing op personen als bedoeld in artikel 11, derde lid.
5.
De vrijstelling van het ingevolge afdeling 4.3.7 bepaalde geldt slechts voor zover de beleggingsonderneming:
- a.
met haar cliënt een overeenkomst sluit die:
- 1°
schriftelijk of anderszins op een duurzame drager wordt vastgelegd;
- 2°
in het dossier als bedoeld in artikel 4:89, eerste lid, van de wet wordt opgenomen;
- 3°
in ieder geval de aard en reikwijdte van de dienstverlening van de beleggingsonderneming in haar relatie met de betreffende cliënt bevat; en
- 4°
door de beleggingsonderneming en de betreffende cliënt uiterlijk aan het einde van de dienstverlening wordt ondertekend;
- b.
elke ontvangen order door haar cliënt laat ondertekenen alvorens deze wordt doorgegeven;
- c.
zich onthoudt van het aanbevelen van transacties of het doorgeven van orders in rechten van deelneming met een zodanige frequentie of van een zodanige omvang dat dit gezien de omstandigheden kennelijk slechts strekt tot bevoordeling van de beleggingsonderneming.