Einde inhoudsopgave
Vrijstellingsregeling Wft
Artikel 11 [Adviseurs over levensverzekeringen of hypothecair krediet]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
21-02-2019, Stcrt. 2019, 11214 (uitgifte: 01-03-2019, regelingnummer: 2019-0000028428)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-02-2019, Stcrt. 2019, 11214 (uitgifte: 01-03-2019, regelingnummer: 2019-0000028428)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld:
- a.
personen die beschikken over een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 2:75 van de wet voor het adviseren over levensverzekeringen of hypothecair krediet;
- b.
personen waaraan het ingevolge artikel 2:76, tweede of vijfde lid, van de wet is toegestaan om te adviseren over levensverzekeringen of hypothecair krediet.
2.
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is slechts van toepassing voor zover de betrokken personen:
- a.
in Nederland beleggingsdiensten verlenen als bedoeld in onderdeel a of d van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet, met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe;
- b.
geen aan hun cliënten toebehorende gelden of effecten aanhouden;
- c.
in Nederland orders doorgeven aan beleggingsinstellingen of icbe's die in Nederland rechten van deelneming mogen aanbieden en aan banken en beleggingsondernemingen die in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen;
- d.
beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening; en
- e.
de Autoriteit Financiële Markten in kennis hebben gesteld van hun voornemen om beleggingsdiensten als bedoeld in onderdeel a te verlenen.
3.
Andere personen dan bedoeld in het eerste lid, indien zij voldoen aan het tweede lid, zijn vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen d, e, g, h, j tot en met m, van de wet. Het ingevolge de artikelen 4:11, tweede en derde lid, 4:15, eerste en tweede lid, en 4:83 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
4.
Artikel 4:75, tweede en derde lid, van de wet, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of de daarmee vergelijkbare voorziening de aansprakelijkheid wegens fouten, verzuimen of nalatigheden voortvloeiend uit de in dit artikel bedoelde beleggingsdiensten dekt en de dekking ten minste € 500.000 per schadegeval en ten minste € 750.000 per jaar voor alle schadegevallen gezamenlijk bedraagt;