Einde inhoudsopgave
Aanwijzing opsporingsbevoegdheden (2014A009)
2.6 Stelselmatige informatie-inwinning door een opsporingsambtenaar
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Inwerkingtreding
01-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Algemeen
Algemeen
Er is sprake van stelselmatige informatie-inwinning door een opsporingsambtenaar indien door het inwinnen van informatie een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen.
Er is geen bevel vereist voor het heimelijk inwinnen van informatie dat het karakter van stelselmatigheid mist en waarbij dus niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen. Volgens vaste rechtspraak kan dergelijk politieoptreden plaatsvinden op grond van art. 2 Politiewet en/of de artt. 141/142 Sv en/of art. 3 Wet op de bijzondere opsporingsdiensten. Deze algemene taakstellende artikelen leveren namelijk een voldoende wettelijke basis op voor die vormen van informatie-inwinning die geen, dan wel slechts een beperkte, inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de persoon over wie informatie wordt ingewonnen. Omdat de mate van misleiding van de betrokken perso(o)n(en) risico’s ten aanzien van de integriteit in de opsporing met zich mee kunnen brengen, kan het in sommige gevallen waarbij er, gelet op de aard van de te verkrijgen informatie, geen sprake is van stelselmatige informatie-inwinning toch gewenst zijn om een bevel af te geven.
De opsporingsambtenaar die uitvoering geeft aan een bevel stelselmatige informatie-inwinning mag zich in die hoedanigheid niet schuldig maken aan of betrokken zijn bij het plegen van strafbare feiten. De opsporingsambtenaar die stelselmatig informatie inwint kan echter in een situatie belanden waarin hij noodgedwongen, bijvoorbeeld in het kader van de instandhouding en opbouw van zijn dekmantel, een strafbaar feit moet plegen. Indien het in dit geval niet mogelijk is dat door de officier van justitie mondeling een bevel pseudokoop of -dienstverlening wordt verleend, is de opsporingsambtenaar in beginsel als verdachte strafrechtelijk aansprakelijk. Hij kan immers geen beroep doen op art. 43 Sr. De officier van justitie zal dan achteraf moeten beoordelen of het verrichten van de strafbare handelingen aanvaardbaar of onontkoombaar was in het licht van de uit te voeren undercoveroperatie. Mocht dit inderdaad het geval zijn geweest, dan kan de officier van justitie besluiten om niet tot vervolging over te gaan.
Procedure
Indien er twijfel bestaat of de in een bepaald onderzoek voorgenomen of aangevangen informatie-inwinning aangemerkt dient te worden als infiltratie, moet voor wat betreft het toetsingstraject worden gekozen voor het infiltratieregime. Dit heeft met name als consequentie dat in de goedkeuringsprocedure, via de CTC, het College moet worden betrokken.
In het bevel moeten ondermeer de feiten en omstandigheden worden vermeld waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden, zoals bedoeld in de artt. 126j/126qa lid 1 Sv. Ook zal in het bevel de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, moeten worden vermeld. Omdat deze vereisten reeds in het aanvraagproces-verbaal van een opsporingsambtenaar zijn beschreven, kan in het bevel worden volstaan met een verwijzing naar dit proces-verbaal.
Ten aanzien van de beschrijving van de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, kan worden gedacht aan het vermelden van de locaties waar de opsporingsambtenaar informatie zal verzamelen, de personen met wie de opsporingsambtenaar in contact zal treden of de inzet van de unit Werken onder Dekmantel (hierna: unit WOD). Gezien het mogelijke afbreukrisico die de uitvoering van deze bevoegdheid met zich mee kan brengen, is vakkundigheid gewenst. In de praktijk worden dan ook veelal opsporingsambtenaren van de unit WOD te worden belast met de uitvoering van een bevel ex artt. 126j/126qa Sv.
Uitvoering door opsporingsambtenaren
Een bevel stelselmatig inwinnen van informatie kan zowel worden gegeven aan opsporingsambtenaren van politie (art. 141 onderdeel b Sv) als aan opsporingsambtenaren van de KMar of de bijzondere opsporingsambtenaren (art. 141, onderdeel c of art. 142 Sv). Deze opsporingsambtenaren kunnen lid zijn van de unit WOD.
Bij voorkeur wordt een bevel stelselmatig inwinnen van informatie uitgevoerd door een functionaris van de unit WOD. Een opsporingsambtenaar die geen lid is van de unit WOD kan alleen worden belast met de uitvoering van een bevel stelselmatige informatie-inwinning indien hij beschikt over de specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van deze bevoegdheid. Voor de opsporingsambtenaren van de KMar of de bijzondere opsporingsdiensten geldt daarnaast de in de artt. 2 en 3 van het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden (Stb. 1999, 549) genoemde voorwaarden. Deze voorwaarden hebben betrekking op de opleiding en samenwerking met opsporingsambtenaren van politie als bedoeld in art. 141 sub b Sv.
In het geval een opsporingsambtenaar die geen lid is van de unit WOD wordt belast met de uitvoering van een bevel stelselmatige informatie-inwinning, dan moet deze opsporingsambtenaar gedurende de uitvoering van het bevel worden begeleid door een begeleider van de unit WOD.
Indien te verwachten valt dat de opsporingsambtenaar die stelselmatig informatie inwint gedurende enige (soms langere) tijd met een aangenomen (valse) identiteit frequent in de omgeving van de verdachte verkeert, is het in beginsel geboden (in verband met mogelijke afbreukrisico’s) om leden van de unit WOD met de uitvoering van een bevel te belasten. De officier van justitie beslist hierover. De inzet van de unit WOD zal in ieder geval geboden zijn wanneer het er naar uitziet dat (na verloop van tijd) het stelselmatig inwinnen van informatie zal overgaan in een infiltratieactie. Zie hieromtrent de Regeling infiltratieteams (Stcrt. 2000, nr. 7).
De opsporingsambtenaar die is belast met de uitvoering van een bevel stelselmatig inwinnen van informatie zal de door hem uitgevoerde opsporingsactiviteiten en de door hem geconstateerde bevindingen moeten vastleggen in een verslag of journaal. Dit is een intern werkdocument van de politie dat niet bij de processtukken hoeft te worden gevoegd. Daarnaast zal de opsporingsambtenaar een proces-verbaal moeten opmaken waarin de voor de zaak relevante gegevens (zowel in ontlastende als belastende zin) staan gerelateerd. Dit proces-verbaal moet wel bij de processtukken worden gevoegd.
Onderscheid met andere bijzondere opsporingsbevoegdheden
Stelselmatige observatie (artt. 126g/126o Sv)
De bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie onderscheidt zich van de bevoegdheid tot stelselmatige observatie doordat de opsporingsambtenaar zich niet beperkt tot het stelselmatig volgen of het waarnemen van het gedrag van een persoon, maar actief interfereert in het leven van de verdachte of de betrokkene van een georganiseerd verband.
Een opsporingsambtenaar die stelselmatig informatie inwint, zal zich op een zodanige wijze in de directe omgeving van de verdachte of de betrokkene ophouden dat hij daardoor met personen contacten onderhoudt uit die directe omgeving. Terwijl een opsporingsambtenaar die stelselmatig observeert slechts heimelijk het gedrag van die personen waarneemt.
Infiltratie (artt. 126h/126p Sv)
De bevoegdheid tot infiltratie onderscheidt zich van de bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie doordat de opsporingsambtenaar in het laatste geval niet bevoegd is om strafbare feiten te plegen. De opsporingsambtenaar die uitvoering geeft aan een bevel stelselmatig inwinnen van informatie zal zich beperken tot het inwinnen van informatie over een verdachte of een persoon waarvan het vermoeden bestaat dat hij betrokken is bij een georganiseerd verband. In dit kader is het toegestaan dat de opsporingsambtenaar contacten onderhoudt met andere personen dan de verdachte of een persoon die betrokken is bij een georganiseerd verband, maar hij zal in dit geval niet meewerken of deelnemen aan een criminele groepering, zoals in geval van infiltratie.
De bevoegdheid tot infiltratie op grond van art. 126h Sv kan slechts worden toegepast in het geval er sprake is van een groep van personen waarbinnen misdrijven worden beraamd of gepleegd. Deze voorwaarde geldt niet bij de toepassing van de bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie op grond van art. 126j Sv. Daarnaast kan de bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie worden toegepast in het belang van het onderzoek. Het onderzoek hoeft het niet dringend te vorderen, zoals in geval van infiltratie.
Tot slot is bij de uitvoering van een bevel stelselmatig inwinnen van informatie de inzet van een infiltratieteam niet verplicht, maar wel gewenst in verband met het afbreukrisico en de veiligheid van de in te zetten opsporingsambtenaren.
Pseudo-koop of -dienstverlening (artt. 126i/126q Sv)
De bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie onderscheidt zich van de bevoegdheid tot pseudo-koop of -dienstverlening doordat de opsporingsambtenaar in geval van pseudo-koop of -dienstverlening bevoegd is om strafbare feiten te plegen. Dit is niet toegestaan bij het stelselmatig inwinnen van informatie. De bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie wordt toegepast met de bedoeling om informatie in te winnen over de verdachte waardoor een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van diens leven wordt verkregen, terwijl de bevoegdheid tot pseudo-koop of -dienstverlening veelal zal worden toegepast ter verkrijging van het bewijs van het aanwezig hebben en/of het afleveren van verboden voorwerpen.
De bevoegdheid tot pseudo-koop of -dienstverlening ex art. 126i Sv kan slechts worden toegepast ten aanzien van een verdachte. De bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie kan daarentegen ook worden toegepast ten aanzien van andere personen dan de verdachte (zoals personen die contacten onderhouden met de verdachte). Door het onderhouden van contacten met deze personen kan er namelijk ook informatie worden ingewonnen over de verdachte.