Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 126q [Pseudokoop of dienstverlening]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2006
- Redactionele toelichting
Een bevel aan een opsporingsambtenaar tot het door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk afnemen van een bepaald persoon van gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, welk bevel is uitgevaardigd voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging, geldt als een bevel als bedoeld in lid 1, onderdeel b, indien het aan de in het toepasselijke artikel gestelde eisen voldoet.
- Bronpublicatie:
01-06-2006, Stb. 2006, 300 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 26671)
- Inwerkingtreding
01-09-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2006, Stb. 2006, 301 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar:
- a.
goederen afneemt van een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven,
- b.
gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk afneemt van zodanig persoon, of
- c.
diensten verleent aan zodanig persoon.
2.
De opsporingsambtenaar mag bij de tenuitvoerlegging van het bevel een persoon niet brengen tot het plegen of beramen van andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.
3.
Het bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening is schriftelijk en vermeldt:
- a.
een omschrijving van het georganiseerd verband;
- b.
de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
- c.
de aard van de goederen, gegevens of diensten;
- d.
de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, daaronder begrepen strafbaar gesteld handelen, en
- e.
het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven.
4.
Onder een opsporingsambtenaar als bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat, die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.
5.
Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.