Daarnaast is onder 2 kort gezegd bewezenverklaard het op 12 maart 2014 te Rotterdam aanwezig hebben van ongeveer 425 hennepplanten.
HR, 25-09-2018, nr. 16/06231
ECLI:NL:HR:2018:1755
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25-09-2018
- Zaaknummer
16/06231
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1755, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:647
ECLI:NL:PHR:2018:647, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1755
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑09‑2018
Inhoudsindicatie
Hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Bewijsklacht pleegperiode. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
25 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/06231
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 12 december 2016, nummer 22/002305-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2018.
Conclusie 26‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie plv. AG. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt (uos). Art. 359.2. Het uos vindt als bewijsverweer in voldoende mate zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. De plv. AG stelt zich op het standpunt dat het beroep in cassatie dient te worden verworpen.
Nr. 16/06231 Zitting: 26 juni 2018 | Mr. D.J.M.W. Paridaens Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 12 december 2016 het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2016, waarbij de verdachte wegens “1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, 2. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en 3. “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking” is veroordeeld, bevestigd, behoudens de opgelegde straf en de motivering daarvan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr.
Namens de verdachte is cassatieberoep ingesteld en mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof niet heeft gereageerd op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging, inhoudende dat de rapportage van netbeheerder Stedin onvoldoende betrouwbaar bewijs biedt voor de bewezenverklaarde pleegperiode van de feiten 1 en 3, terwijl het van dit standpunt is afgeweken.
Op het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2016 heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnotitie. Deze pleitnotitie houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“M.b.t. bewijs
Feit is dat op 12 maart 2014 in de kelder van adres [a-straat 1] te Rotterdam een hennepkwekerij is aangetroffen: 425 hennepplanten (p 29 ev)
Essentieel voor het bewijs zijn
a) Rapportage Stedin diefstal energie (p 47 ev)
b) Dacty-sporenonderzoek
Periode
M.b.t. telen van 425 hennepplanten periode 9 jan 2014 t/m 12 mrt 2014
en diefstal stroom middels braak periode 12 jun 2013 t/m 12 mrt 2014
zijn deze periodes gebaseerd op de rapportage van Stedin
(Rapportage Stedin diefstal energie)
In rapportage valt te lezen:
Aanwezige hennepplanten 63 dagen oud (daaruit volgt periode feit 1: 9 jan 2014 t/m 12 mrt 2014)
En op basis
Stof kappen assimilatielampen
Vervuiling koolstoffilters
Kalkaanslag zeil
Knipscharen met henneprestanten
Komt Stedin op 3 eerdere hennepoogsten à 70 dagen (en plus die 63 dagen op de periode feit 3: 12 jul 2013 t/m 12 mrt 2014)
De rapportage van Stedin biedt hiervoor onvoldoende bewijs:
Er is al eerder gebleken dat met de conclusies van Stedin m.b.t. ouderdom en eerdere oogsten behoedzaam moet worden omgegaan. In eerdere zaken heeft onderzoek uitgewezen dat stof, vervuiling en kalkaanslag nauwelijks een basis bieden om uitspraken te doen over eerdere oogsten (zie overzicht aantal uitspraken Gerechtshof Den Bosch vanaf 24 okt 2012: BY2956)
Hennepafval op knipscharen biedt weliswaar een aanwijzing voor een eerdere knip/oogst, maar of dat van planten op dat adres is geweest staat niet vast.
(ouderdom aanwezige planten)
Stedin zit er aantoonbaar naast waar het gaat om de ouderdom van de aangetroffen planten. Stedin stelt die op 63 dagen (bijna oogstrijp dus)
Maar in het p-v bevindingen 'onderzoek hennepkwekerij ' (p 39) valt te lezen 'planten staan in de knop’
Dit staat ook in het p-v 'aantreffen hennepkwekerij' op p 30: 'na het binnentreden zagen wij een grote ruimte met grote voedingsbodem op de grond met daarin hennepplanten in de knop'
'In de knop' is zeker niet '(bijna) oogstrijp'
De verdediging heeft bij deze pleitnota een 'overzichtje bloeiperiode' bijgevoegd. Daaruit is af te leiden dat als de hennepplant 'in de knop' is, de plant dan niet ouder kan zijn dan 2 weken/14 dagen. De plant zelf groeit alsdan niet meer en na deze 2 weken beginnen zich pas op de knoppen de eerste bloemen te vormen.
Kortom: De aangetroffen planten kunnen niet 63 dagen oud zijn geweest. En dit maakt het rapport en de conclusies van Stedin onvoldoende betrouwbaar voor het bewijs van de ten laste gelegde periode in feit 1 en 3.”
5. Gehecht aan de betreffende pleitnotitie bevindt zich een schermafdruk van de website kweekcursus.nl, over de bloeiperiode van hennepplanten. Op deze pagina staat onder meer vermeld dat na twee of drie dagen knoppen kunnen opduiken, na twee weken met 12 uur belichting en 12 uur donkere periode zich op elke knop de eerste bloemen beginnen te vormen en dat de bloeiperiode ongeveer 8 à 9 weken duurt, maar dat kou de bloei kan vertragen.
6. Het voornoemde proces-verbaal in hoger beroep houdt daarnaast het volgende in:
“De advocaat-generaal krijgt de gelegenheid tot repliek en voert daarbij het volgende aan:
Ten aanzien van de planten in de knop heeft de raadsman gelijk. De periode kan niet zo lang zijn en moet inderdaad korter. Ongeveer 5 weken.”
7. Het hof heeft het vonnis van het gerechtshof zonder aanvulling van gronden bevestigd (behoudens de strafoplegging). Ten laste van de verdachte is onder 1 en 3 bewezenverklaard dat:1.
1.
hij in 9 januari 2014 tot en met 12 maart 2014 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan [a-straat 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 425, althans een groot aantal hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
3.
hij in 12 juni 2013 tot en met 12 maart 2014 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Steding2.Netbeheer BV, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”.
8. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Een als bijlage bij het onder 2 vermeld proces-verbaal gevoegd standaard aangifte formulier diefstal energie van Stedin Netbeheer BV, opgemaakt en op 12 maart 2014 ondertekend door de verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende de tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de aangever [betrokkene 1]:
Ik doe namens Stedin Netbeheer BV aangifte van diefstal van energie door middel van braak betreffende het adres: [a-straat 1] Rotterdam.
Een rapportage diefstal energie als bijlage bij het onder 2 vermeld proces-verbaal gevoegd, opgemaakt door de verbalisant, voor zover inhoudende de tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de aangever [betrokkene 1]:
Ik doe namens Stedin Netbeheer BV aangifte van diefstal van energie al dan niet door middel van braak of verbreking betreffende het adres: [a-straat 1] te Rotterdam. Op woensdag 12 maart 2014 omstreeks 14:55 uur was ik tezamen met politieambtenaren van politie eenheid Rotterdam bij het pand [a-straat 1] te Rotterdam. Nadat de politieambtenaren in de kelder van dat pand een (1) hennepkwekerij hadden aangetroffen werd mij verzocht de elektriciteitsvoorziening te controleren. Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Stedin Netbeheer BV en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Ik zag dat de hoofdzekeringen die bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer BV aangebracht waren door personeel van Joulz BV verzwaard waren van 1x35 Ampère naar 3x50 Ampère. Door deze hoofdzekeringen te verzwaren kan er een grotere hoeveelheid elektrisch vermogen afgenomen worden. Ik zag dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen een vijf (5) aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Deze elektriciteitskabel was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer BV niet in opdracht van Stedin Netbeheer BV geïnstalleerd. Bij het volgen van die elektriciteitskabel zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien. Ik zag dat de kappen van de in de hennepkwekerij aanwezige assimilatielampen onder een dikke laag stof zaten, wat duidt dat deze al een langere tijd aanwezig waren. Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters waren door het gebruik in de hennepkwekerij dermate vervuild op een wijze dat de filters minimaal drie (3) hennepoogsten in werking moeten zijn geweest. Het filtermateriaal van de koolstoffilters waren door het gebruik ter plaatse erg vervuild. Toen ik de koolstoffilters, die op de grond c.q. vloer stonden, verplaatste zag ik dat de vloer daaronder schoner was dan de vloer daar omheen hetgeen aanduidt dat deze koolstoffilters langdurig op dezelfde plaats hebben gestaan en gefunctioneerd. Ik zag dat het zeil dat op de vloer lag voorzien was van een dikke kalkaanslag, wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van de hennepkwekerij. De in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten waren ongeveer 63 dagen oud. Gelet op bovenstaande bevindingen moeten deze hennepkwekerij al een geruime periode in het pand aanwezig zijn. Daarom wordt door Stedin Netbeheer BV een periode van inwerking zijnde hennepkwekerij aangehouden van 273 dagen, te weten de periode van 12 juni 2013 tot en met 12 maart 2014. Ik zag verder dat de elektrische installatie van de hennepkwekerij onveilig was aangelegd en heb hierop een visuele controle uitgevoerd.
Aan niemand werd recht of toestemming verleend tot het plegen van het feit. Het eigendom van de weggenomen energie behoort geheel aan Stedin Netbeheer BV toe.
Een als bijlage bij het onder 2 vermeld proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal van de politie eenheid Rotterdam, nummer PL 17C0-2014109517-5, opgemaakt en op 11 april 2014 ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende de tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 2]:
Ik heb in maart 2003 het pand aan de [a-straat 1] gekocht van een vriend van mijn man. Deze vriend zou ook een huurder aandragen. Dit is ook gebeurd. Ik geef u het huurcontract. De huurder is genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] .
U mag van mij een kopie maken van het huurcontract.
Tot een halfjaar geleden ging het betalen van de huur anders. Ik kreeg toen thuis een briefje in de brievenbus dat [verdachte] vast zit. Op het briefje stond een telefoonnummer. Het nummer is 06- [001] . Dit briefje heb ik bij mij en daar mag u een kopie van maken. Ik heb het nummer ongeveer twee keer gebeld omdat de huur te laat betaald werd. Ik kreeg dan een vrouw aan de telefoon.
Een als bijlage bij het onder 2 vermeld proces-verbaal gevoegd ondertekende, d.d. 20 maart 2003, huurovereenkomst ten name van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , legitimatie [002] ;
Een als bijlage bij het onder 2 vermeld proces-verbaal gevoegde kopie van het identiteitsbewijs [002] ten name van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , [b-straat 1] te Rotterdam;
Een als bijlage bij het onder 2 vermeld proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam, nummer PL 17C0-2014109517-1, opgemaakt en op 13 maart 2014 ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , voor zover inhoudende de bevindingen en verrichtingen van de verbalisanten:
Op 12 maart 2014 hebben wij in de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam een hennepkwekerij met 425 hennepplanten aangetroffen. Wij constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [betrokkene 1] , fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder Stedin, in aanwezigheid van ons. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
Een als bijlage bij het onder 2 vermeld proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam, nummer PL 1700-2014109517-14, opgemaakt en op 9 juni 2014 ondertekend door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5] , voor zover inhoudende de bevindingen en verrichtingen van de verbalisant:
Op woensdag 12 maart 2014, omstreeks 14:30 uur, werd er door personeel van de politie Rotterdam, in een woning gevestigd aan de [a-straat 1] te Rotterdam, een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Tijdens het verhoor van de eigenaresse [betrokkene 2] op vrijdag 11 april 2014 verklaarde zij, dat de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam, eigendom was van haar en dat zij deze woning sinds 2003 had verhuurd aan:
[verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , wonende aan de [c-straat 1] te Rotterdam.
[betrokkene 2] overhandigde na het verhoor een kopie in verband met de betaling van de huur van pand [a-straat 1] te Rotterdam.
Dit betrof een kopie van een consumptiebon, met daarop de naam "Stichting [A] ". Op deze consumptiebon was de navolgende tekst geschreven:
Huur Augustus + September [a-straat 1] € 1500,— betaald. Tot 27 Oktober Tot ziens. Tevens stond er op deze kopie de volgende tekst: Dit is 815,- de maand huur. [verdachte] zit vast. Ik weet niet wanner hij buiten is. Ongeveer 6 maanden. U kunt contact met me opnemen. Ik zal voortaan maandelijks de huur voor hem betalen me telefoonnummer is: 06- [001] . Alvast bedankt voor u begrip.
Een onderzoek naar het telefoonnummer op de genoemde consumptiebon: 06- [001] , bleek volgens het politie bedrijfsprocessensysteem BVH, toe te horen aan een persoon [betrokkene 3] (vrouw), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende [d-straat 1] te Rotterdam.
Bij een door mij nader ingesteld onderzoek in dit genoemde bedrijfsprocessensysteem, bleek deze persoon de vriendin te zijn van de verdachte [verdachte] . Ook bleek dat deze vrouw in dit systeem voor kwam, terzake overtreding van de Opiumwet.
Verder is gebleken dat [betrokkene 3] , op zondag 8 juni 2014 omstreeks 21:03 uur aan bureau district 03 Rotterdam-West, kleding heeft gebracht voor de verdachte [verdachte] voornoemd.”
9. De raadsman van de verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat de hennepplanten die in de kelder van de verdachte zijn aangetroffen niet 63 dagen oud kunnen zijn, zoals in het Stedinrapport wordt vermeld. Uit andere gedingstukken zou blijken dat de hennepplanten ‘in de knop’ zaten, welke omstandigheid niet correspondeert met de in het rapport veronderstelde leeftijd van de planten. Daarbij heeft de raadsman een beschrijving van de groeistadia van hennepplanten overgelegd, die steun zouden geven voor het standpunt van de verdediging. De raadsman heeft geconcludeerd dat het rapport en de conclusies van Stedin onvoldoende betrouwbaar zijn voor het bewijs van de ten laste gelegde periode in feit 1 en 3. Deze stellingname, die wat betreft van de ouderdom van de op 12 maart 2014 aangetroffen planten in de knop is onderschreven door de advocaat-generaal bij het hof, kan bezwaarlijk anders worden verstaan als een duidelijk standpunt, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie die ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht.3.Op grond van art. 359, tweede lid, Sv (in verbinding met art. 415 Sv) dient het hof bij afwijking van een dergelijk uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in zijn arrest in het bijzonder de redenen te geven die daartoe hebben geleid.
10. Het hof heeft het voornoemde verweer kennelijk en niet onbegrijpelijk niet opgevat als een betrouwbaarheidsverweer, maar als een verweer dat gericht is op het ontbreken van wettig bewijs voor de pleegperiode van de feiten 1 en 3.4.Dit standpunt van de raadsman vindt in voldoende mate zijn weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Uit deze bewijsmiddelen volgt namelijk dat de verdachte op 20 maart 2003 een huurovereenkomst heeft gesloten voor de woning aan de [a-straat 1] in Rotterdam. Uit het tot het bewijs gebezigde proces-verbaal van de politie blijkt dat in de betreffende woning op 12 maart 2014 een hennepkwekerij is aangetroffen en dat de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het als bewijsmiddel opgenomen Stedinrapport houdt eveneens in dat illegaal stroom werd afgenomen in de woning en dat er sporen zijn aangetroffen die duiden op het sinds langere tijd aanwezig zijn van een hennepplantage in de woning. Gelet op deze feiten en omstandigheden vindt het verweer dat er onvoldoende bewijs is voor de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte zich ‘in 9 januari 2014 tot en met 12 maart 2014’ (feit 1) en ‘in 12 juni 2013 tot en met 12 maart 2014‘ (feit 3) schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, ook met weglating van het onderdeel van het Stedinrapport dat ziet op de leeftijd van de aangetroffen hennepplanten, zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Daarbij wijs ik erop dat een pleegperiode niet inhoudt dat de verdachte zich gedurende die hele tijd schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten.5.
11. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
12. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 26‑06‑2018
Bedoeld zal zijn: Stedin.
HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393, rov. 3.7.1.
Vgl. in het kader van steunbewijs HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1493, NJ 2010/514.
HR 2 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3728, NJ 2002/536, rov. 3.4.