Einde inhoudsopgave
Beschikking Nr. 406/2009/EG inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen
Artikel 8 Aanpassingen met ingang van de goedkeuring door de Europese Gemeenschap van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering
Geldend
Geldend vanaf 25-06-2009
- Bronpublicatie:
23-04-2009, PbEU 2009, L 140 (uitgifte: 05-06-2009, regelingnummer: 406/2009/EG)
- Inwerkingtreding
25-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-2009, PbEU 2009, L 140 (uitgifte: 05-06-2009, regelingnummer: 406/2009/EG)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Binnen drie maanden na de ondertekening door de Gemeenschap van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering die leidt tot verplichte verminderingen van de broeikasgasemissies met meer dan 20 % in 2020 ten opzichte van 1990, zoals met de reductieverbintenis van 30 % in maart 2007 door de Europese Raad tot uiting is gebracht, dient de Commissie een verslag in waarin zij met name de volgende punten evalueert:
- a)
de aard van de maatregelen die bij de internationale onderhandelingen zijn overeengekomen, alsmede de verbintenissen die andere ontwikkelde landen zijn aangegaan om een met de Gemeenschap vergelijkbare emissiereductie te realiseren, en de verbintenissen die economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden zijn aangegaan om overeenkomstig hun verantwoordelijkheid en respectieve mogelijkheden een adequate bijdrage te leveren;
- b)
de consequenties van de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering en in het verlengde daarvan de op Gemeenschapsvlak vereiste opties om op evenwichtige, transparante en billijke wijze over te gaan tot de reductiedoelstelling van 30 %, rekening houdend met het werk tijdens de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto;
- c)
de concurrentiepositie van de be- en verwerkende industrieën in de Gemeenschap en, in dat verband, het gevaar van een weglekeffect;
- d)
het effect van de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering op andere economische sectoren in de Gemeenschap;
- e)
het effect op de landbouwsector in de Gemeenschap, met inbegrip van het gevaar van een weglekeffect;
- f)
een passende regeling voor het opnemen van emissies en verwijdering van broeikasgassen in verband met landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in de Gemeenschap;
- g)
bebossing, herbebossing, vermeden ontbossing en bosdegradatie in derde landen voor het geval hiervoor een internationaal erkend systeem tot stand komt;
- h)
de behoefte aan bijkomende communautaire beleidsmaatregelen met het oog op de broeikasgasemissiereductieverbintenis van de Gemeenschap en de lidstaten.
2.
Uitgaande van het in lid 1 bedoelde verslag dient de Commissie zo nodig bij het Europees Parlement en de Raad een wetgevingsvoorstel in tot wijziging van deze beschikking, met het oog op inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit bij de goedkeuring van de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering door de Gemeenschap en met het oog op de verbintenis tot emissiereductie die ingevolge die overeenkomst gerealiseerd moet worden.
Dit voorstel stoelt op de beginselen van transparantie, economische efficiëntie en kosteneffectiviteit alsmede op een eerlijke en solidaire verdeling van de inspanningen tussen de lidstaten.
3.
Dat voorstel maakt het eventueel mogelijk dat de lidstaten naast de kredieten waarin deze beschikking voorziet, gebruikmaken van CER's, ERU's of andere goedgekeurde kredieten van projecten in derde landen die de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering hebben geratificeerd.
4.
Het voorstel omvat eventueel ook maatregelen die de lidstaten toestaan het ongebruikte deel van de in lid 3 bedoelde extra bruikbare hoeveelheid in latere jaren te gebruiken of het ongebruikte deel van die hoeveelheid over te dragen aan een andere lidstaat.
5.
Het voorstel omvat tevens eventuele andere maatregelen die nodig zijn om de verplichte verminderingen als bedoeld in lid 1 op een transparante, evenwichtige en billijke wijze te helpen realiseren, en omvat met name uitvoeringsmaatregelen inzake het gebruik van bijkomende soorten projectkredieten door de lidstaten of van andere, op grond van de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering ingestelde mechanismen.
6.
Op basis van de regels die in het kader van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering worden overeengekomen, doet de Commissie zo nodig een voorstel voor het opnemen van emissies en verwijdering van broeikasgassen in verband met landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in de reductieverplichting van de Gemeenschap, volgens geharmoniseerde modaliteiten, waarbij wordt gezorgd voor het permanente karakter en de milieu-integriteit van de bijdrage van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw alsmede voor een nauwkeurige monitoring en boekhouding. De Commissie gaat na of de verdeling van de inspanningen over de afzonderlijke lidstaten dienovereenkomstig moet worden aangepast.
7.
Het voorstel bevat passende overgangsmaatregelen en opschortende maatregelen in afwachting van de inwerkingtreding van de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering.