Rb. Amsterdam, 31-10-2023, nr. 10502930 CV EXPL 23-6916
ECLI:NL:RBAMS:2023:6665
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
31-10-2023
- Zaaknummer
10502930 CV EXPL 23-6916
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2023:6665, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 31‑10‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Verstek)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2023:6663
ECLI:NL:RBAMS:2023:6663, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑08‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Verstek, Tussenuitspraak)
Einduitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2023:6665
Uitspraak 31‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Verstek. Ambtshalve toetsen. Eindvonnis na tussenvonnis. Oneerlijk incassokosten- en rentebeding in de algemene voorwaarden. Daarom geen beroep op de wettelijke varianten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10502930 CV EXPL 23-6916
vonnis van: 31 oktober 2023
fno.: 991
vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
bol.com B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen
Verdere verloop van de procedure
Op 8 augustus 2023 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft eiseres een akte ingediend. Gedaagde heeft hierop, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet gereageerd. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
Gronden van de beslissing
Eiseres is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het in het tussenvonnis geciteerde en als voorshands vermoedelijk oneerlijk gekwalificeerde beding in de toepasselijke algemene voorwaarden.
Eiseres heeft in haar akte te kennen gegeven dat zij de opmerking van de kantonrechter in rechtsoverweging 10 van het tussenvonnis niet kan plaatsen. In dat kader wenst de kantonrechter te benadrukken dat eiseres in totaal vier sets algemene voorwaarden noemt en in het geding brengt, terwijl er slechts twee op de onderhavige overeenkomst met gedaagde van toepassing zijn. Dat betekent dat er twee sets algemene voorwaarden zijn genoemd en overgelegd, die niets met de onderhavige zaak van doen hebben. Anders dan eiseres voor ogen lijkt te hebben, is het niet aan de kantonrechter om in de stukken die als bijlage bij de dagvaarding zijn gevoegd, op zoek te gaan naar het antwoord op de vraag of gedaagde een bestelling bij eiseres heeft geplaatst, dan wel via het platform van eiseres bij een externe verkoper een bestelling heeft geplaatst. Het is aan eiseres om dat in de dagvaarding te stellen. Met andere woorden, de dagvaarding moet worden toegespitst op (uitsluitend) de vordering met betrekking tot de gedaagde, in plaats van een algemene dagvaarding die voor alle mogelijke soort vorderingen op schuldenaren is toe te passen. In dit verband wordt, nu eiseres te kennen heeft gegeven dat het om een zogenoemde pilotdagvaarding gaat, ook nadrukkelijk verwezen naar rechtsoverweging 17 van het tussenvonnis.
Met betrekking tot het in het tussenvonnis geciteerde beding heeft eiseres in haar akte gesteld dat zij het beding eerlijk vindt, omdat zij heeft getracht aansluiting te zoeken bij de wettelijke bepalingen, ook al blijkt dat niet letterlijk uit het beding. Het gaat om de strekking, namelijk bij geen of te late betaling, worden kosten verschuldigd tot aan het maximumbedrag aan incassokosten dat de wetgever heeft toegestaan. Artikel 6:96 BW is immers van dwingend recht. Het getuigt van een verkeerde rechtsopvatting om te veronderstellen dat eiseres met het beding heeft willen afwijken van dwingend recht. De praktijk wijst ook uit dat eiseres heeft bedoeld niet meer in rekening te brengen dan op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten mogelijk is.
Hetgeen eiseres in haar akte heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om terug te komen op het oordeel dat het beding oneerlijk is. In dit kader wordt verwezen naar rechtsoverwegingen 13 en 14 van het tussenvonnis. Aanvullend wordt nog het volgende opgemerkt naar aanleiding van de akte. Weliswaar stelt eiseres dat het haar te doen is geweest aansluiting te zoeken bij, althans niet meer te vorderen dan de kosten waarvoor een wettelijke basis bestaat, maar door deze wijze van formuleren heeft het beding een aanzienlijk bredere strekking dan enkel de kosten die op grond van de wet zijn te vorderen. Incassokosten wordt immers genoemd náást rente, administratiekosten en ‘de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke incassokosten’. Een verwijzing naar de wet ontbreekt in het geheel. Nu eiseres zichzelf met het beding de bevoegdheid heeft gegeven om – naast rente en incassokosten krachtens de wet – bij de consument (meer) kosten in rekening te brengen, zonder dat hiervoor een geldige reden noodzakelijk is en ook zonder maximum, is sprake van een aanzienlijke verstoring van de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst, ten nadele van de consument. Het beding is daarom oneerlijk, zodat het volledig buiten toepassing moet worden gelaten.
Het gevolg hiervan is dat eiseres geen beroep kan doen op het beding, maar ook geen aanspraak kan maken op het aanvullende recht dat zonder het beding van toepassing zou zijn (zie ook rechtsoverweging 16 van het tussenvonnis). Dat betekent dat eiseres geen recht heeft op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Conclusie van het voorgaande is dat uitsluitend de hoofdsom wordt toegewezen.
Gedaagde wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van € 59,00 aan hoofdsom,
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:exploot € 107,84salaris € 39,00griffierecht € 128,00-----------------totaal € 274,84voor zover van toepassing, inclusief btw,
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 19,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw,
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Uitspraak 08‑08‑2023
Inhoudsindicatie
Verstek. Ambtshalve toetsing. Vermoedelijk oneerlijk incassokosten- en rentebeding in de algemene voorwaarden. Voornemen tot vernietiging. Uitlaten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10502930 CV EXPL 23-6916
vonnis van: 8 augustus 2023
fno.: 991
vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
bol.com B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen
Verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde gedagvaard. Gedaagde is niet verschenen. Tegen gedaagde is verstek verleend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
Gronden van de beslissing
Eiseres stelt dat gedaagde via de website van eiseres bij een externe verkoper goederen heeft gekocht. De daarop betrekking hebbende factuur is onbetaald gelaten.
Eiseres is een handelaar. Gedaagde is een consument. In dat geval moet onder meer ambtshalve worden getoetst of eiseres de op haar rustende informatieverplichtingen heeft nageleefd. Ook moeten de bedingen in de van toepassing verklaarde algemene voorwaarden worden getoetst op oneerlijkheid in de zin van Richtlijn 93/13/EG.
Informatieverplichtingen
3. De overeenkomst is online tot stand gekomen en wordt als overeenkomst op afstand gekwalificeerd. In dat geval moet eiseres in de dagvaarding stellen en onderbouwen dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten. Deze staan in artikel 6:230m lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 6:230v BW.
4. Eiseres stelt aan deze informatieplichten te hebben voldaan en verwijst ter onderbouwing naar schermafdrukken van het online bestelproces. De schermafdrukken dateren van hetzelfde jaar als het jaar waarin gedaagde de goederen heeft gekocht. Op grond van de stellingen en de schermafdrukken kan worden vastgesteld dat eiseres heeft voldaan aan de essentiële informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW (verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.11).
5. Over de aanvullende verplichtingen als bedoeld in artikel 6:230v BW wordt in het bijzonder het navolgende overwogen.
6. De knop waarmee het bestelproces wordt afgerond met daarop de bewoordingen ‘bestellen en betalen’ voldoet aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW.
7. Voor wat betreft de bevestiging van de overeenkomst op een duurzame gegevensdrager (artikel 6:230v lid 7 BW) verwijst eiseres naar het persoonlijke account van gedaagde op de website van eiseres. Een account moet volgens eiseres verplicht worden aangemaakt alvorens een bestelling kan worden geplaatst. Een account op een website kan onder bepaalde omstandigheden als duurzame gegevensdrager worden aangemerkt. Er moet dan wel zijn voldaan aan de voorwaarden die door het HvJ EU zijn geformuleerd in HvJ EU 25 januari 2017, C-375/15, ECLI:EU:C:2017:38. De website moet de gebruiker de mogelijkheid bieden om aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een passende termijn kan worden geraadpleegd en ongewijzigd kan worden gereproduceerd, zonder dat de aanbieder of andere professional de inhoud ervan eenzijdig kan wijzigen, en als de gebruiker slechts kennis kan nemen van de informatie door de website te raadplegen, moet de aanbieder, wanneer hij informatie meedeelt, ook een actieve gedraging stellen om de gebruiker op de hoogte te stellen van het feit dat er een bericht voor hem is en dat hij dat op die website kan raadplegen. Op grond van de uitgebreide stellingen van eiseres hierover in de dagvaarding wordt vastgesteld dat aan deze voorwaarden is voldaan, zodat de informatie in het account van gedaagde op een duurzame gegevensdrager is verstrekt.
8. Op grond van de toelichting en de schermafdrukken wordt vastgesteld dat de informatie in het account van eiseres in ieder geval de essentiële informatie van artikel 6:230m lid 1 BW bevat, zodat de conclusie van het voorgaande is dat eiseres aan de op haar rustende (essentiële) precontractuele en contractuele informatieplichten heeft voldaan.
Toetsing van bedingen in de algemene voorwaarden op oneerlijkheid
9. Op de koopovereenkomst zijn volgens eiseres meerdere sets algemene voorwaarden van toepassing, afhankelijk of het product bij eiseres zelf wordt gekocht of bij een externe verkoper:
de ‘Algemene Voorwaarden Thuiswinkel’,
de ‘Algemene voorwaarden kopen bij andere verkopers’,
de ‘Algemene Verkoopvoorwaarden zakelijke verkopen via bol.com’,
e Gebruikersvoorwaarden zakelijke verkopers’.
10. Eiseres stelt weliswaar in de dagvaarding welke sets algemene voorwaarden van toepassing kunnen zijn, maar niet welke sets algemene voorwaarden in het onderhavige geval van toepassing zijn. Nu het in dit geval gaat om een aankoop bij een externe verkoper, zijn, mede gelet op de schermafdrukken van het bestelproces, kennelijk de algemene voorwaarden als hiervoor genoemd bij b. en c. van toepassing. Eiseres zal haar stellingen in de dagvaarding hierover in het vervolg moeten toespitsen op de gedaagde partij.
10. Van de sets algemene voorwaarden hiervoor genoemd bij c. is het beding dat op de vordering betrekking heeft, althans kan hebben, te weten artikel 15, door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
10. In de set algemene voorwaarden hiervoor genoemd onder b. is het volgende artikel van belang, nu het aan de vordering ten grondslag is gelegd, dan wel kan worden gelegd:
Artikel 6 – Vergoeding en betaling
(…)
3. Indien de Klant niet tijdig aan zijn betalingsverplichting(en) voldoet, is deze, nadat hij door bol.com is gewezen op de te late betaling en bol.com de Klant een termijn van 14 dagen heeft gegund om alsnog aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, na het uitblijven van betaling binnen deze 14-dagen-termijn, over het nog verschuldigde bedrag een vertragingsrente en/of administratiekosten verschuldigd, alsmede de incassokosten, onverminderd de bevoegdheid van bol.com om de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te vorderen.
13. Het hiervoor geciteerde beding wordt voorshands als vermoedelijk oneerlijk gekwalificeerd, omdat eiseres op grond van dit beding de vrije hand heeft in het ongelimiteerd in rekening brengen van bedragen aan rente, administratiekosten en incassokosten. De bedongen kosten en rente in het beding zijn niet gespecificeerd, noch wordt toegelicht welke administratiekosten nog in rekening kunnen worden gebracht naast de incassokosten. Eiseres kan op grond van dit beding een door haar zelf te bepalen bedrag aan kosten op de consument verhalen als er als gevolg van een niet nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Op basis van het beding is de consument niet in staat de economische gevolgen van dit beding te begrijpen en met kennis van zaken te beslissen of hij zich contractueel wil verbinden.
13. Bovendien zou het beding tot gevolg kunnen hebben dat de consument belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. De consument is op grond van de wettelijke regeling immers uitsluitend wettelijke rente verschuldigd en buitengerechtelijke incassokosten, indien is voldaan aan artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning ook moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. Met het beding wordt het contractuele evenwicht tussen partijen dan ook onevenredig verstoord, ten nadele van de consument.
13. De kantonrechter is op grond van het voorgaande voornemens het beding ambtshalve te vernietigen.
13. Vernietiging van het beding heeft tot gevolg dat eiseres zich niet op het beding kan beroepen, maar ook dat zij geen aanspraak kan maken op het aanvullende recht dat zonder het beding van toepassing zou zijn. Ook als uitsluitend een beroep wordt gedaan op de wet. Dat volgt uit het Dexia arrest van 27 januari 2021, C-229/19 en het Gupfinger arrest HvJ EU C-625/21 van het Europese Hof van Justitie. Eiseres kan hierdoor dus geen aanspraak maken op wettelijke rente en incassokosten op grond van de wet.
13. Het had op de weg van eiseres gelegen om zich in de dagvaarding uit te laten over zowel de bedingen in de algemene voorwaarden waarop de vordering is gebaseerd als over de bedingen waarop de vordering zou kunnen worden gebaseerd. Dat heeft eiseres slechts gedeeltelijk gedaan, namelijk alleen ten aanzien van de set algemene voorwaarden hiervoor genoemd onder c., maar niet ten aanzien van de set algemene voorwaarden onder b.Eiseres zal in het vervolg direct in de dagvaarding moeten stellen welke sets algemene voorwaarden in het concrete geval van toepassing zijn, welke bedingen uit die sets algemene voorwaarden aan de vordering ten grondslag zijn én kunnen worden gelegd en zich uitlaten over de (on)eerlijkheid van die bedingen, bij gebreke waarvan vorderingen, bij dagvaardingen betekend op of na 1 september 2023, direct worden afgewezen op de stelplicht.
13. Eiseres wordt (nu nog) in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de oneerlijkheid van het hiervoor geciteerde beding. Ook kan zij zich uitlaten over het voornemen tot ambtshalve vernietiging ervan. De zaak wordt hiervoor verwezen naar de rol.
13. Eiseres dient een afschrift van dit vonnis en van de door haar te nemen akte aan gedaagde toe te sturen en gedaagde in de gelegenheid te stellen hierop uiterlijk op de na te melden rolzitting te reageren. Eiseres dient in de akte te vermelden dat zij dit heeft gedaan.
13. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 5 september 2023 te 10.00 uur voor het nemen van een akte door eiseres als bedoeld in overweging 18;
bepaalt dat eiseres de akte aan gedaagde moet sturen en gedaagde in de gelegenheid moet stellen op de akte te reageren, zoals in overweging 19 bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.