Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/57/EG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen
Bijlage II Voorwaarden waaraan het zaaizaad moet voldoen
Geldend
Geldend vanaf 16-02-2020
- Bronpublicatie:
11-02-2020, PbEU 2020, L 41 (uitgifte: 13-02-2020, regelingnummer: 2020/177)
- Inwerkingtreding
16-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-02-2020, PbEU 2020, L 41 (uitgifte: 13-02-2020, regelingnummer: 2020/177)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
I. Basiszaad en gecertificeerd zaad
1
Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn. In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden:
Soorten en categorieën | Minimale mechanische zuiverheid (%) |
---|---|
Arachis hypogaea: | |
— basiszaad | 99,7 |
— gecertificeerd zaad | 99,5 |
Brassica napus, andere dan hybriden, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen; Brassica rapa, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen | |
— basiszaad | 99,9 |
— gecertificeerd zaad | 99,7 |
Brassica napus spp., andere dan hybriden, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen, Brassica rapa, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen, Helianthus annuus andere dan hybriderassen, met inbegrip van de kruisingspartners ervan, Sinapis alba: | |
— basiszaad | 99,7 |
— gecertificeerd zaad | 99,0 |
Glycine max: | |
— basiszaad | 99,5 |
— gecertificeerd zaad | 99,0 |
Linum usitatissimum: | |
— basiszaad | 99,7 |
— gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering | 98,0 |
— gecertificeerd zaad, tweede en derde vermeerdering | 97,5 |
Papaver somniferum: | |
— basiszaad | 99,0 |
— gecertificeerd zaad | 98,0 |
Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
2
Voor hybriden van Brassica napus die geteeld zijn met gebruikmaking van mannelijke steriliteit, moet het zaad aan de normen en voorwaarden in de punten a) tot en met d) voldoen:
- a)
Het zaaizaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van de mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
- b)
De minimale raszuiverheid van het zaaizaad moet als volgt zijn:
- —
basiszaad, vrouwelijke kruisingspartner: 99,0 %;
- —
basiszaad, mannelijke kruisingspartner: 99,9 %;
- —
gecertificeerd zaad van winterkoolzaadrassen: 90,0 %;
- —
gecertificeerd zaad van zomerkoolzaadrassen: 85,0 %.
- c)
Zaaizaad wordt alleen gecertificeerd als gecertificeerd zaaizaad indien naar behoren rekening is gehouden met de resultaten van een officiële nacontrole in het veld met gebruikmaking van officiële monsters van basiszaad, die is verricht tijdens het groeiseizoen van het zaaizaad waarvoor certificering als gecertificeerd zaaizaad is aangevraagd, om na te gaan of het basiszaad voldoet aan de eisen ten aanzien van de identiteit, wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van mannelijke steriliteit, en aan de normen van basiszaad bepaald ten aanzien van de minimale raszuiverheid als bedoeld onder b).
In het geval van basiszaad van hybriden kan de raszuiverheid worden beoordeeld met geschikte biochemische methoden.
- d)
De naleving van de normen ten aanzien van de minimale raszuiverheid voor gecertificeerd zaad van hybriden als bedoeld onder b) moet worden bewaakt door middel van officiële nacontroles met gebruikmaking van een adequaat gedeelte van de officieel genomen zaadmonsters. Geschikte biochemische methoden mogen worden gebruikt.
3
Wanneer niet aan de in bijlage I, punt 3, onder B, b), dd), vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan: wanneer voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Helianthus annuus gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijke steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerd zaad. De verhouding tussen het zaad van de mannelijke steriele kruisingspartner en dat van de mannelijke fertiele kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2:1.
4
Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten (inclusief Orobanche spp.) aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen:
- A.
Tabel:
Mechanische zuiverheid
Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)
Soorten en categorieën
Minimumkiem kracht (% zuiver zaad)
Minimale mechanische zuiverheid (gewichts-%)
Maximumgehalte aan zaad van andere plantensoorten (gewichts-%)
Andere plantensoorten a)
Avena fatua, Avena sterilis
Cuscuta spp.
Raphanus raphanistrum
Rumex spp. andere dan Rumex acetosella
Alopecurus myosuroides
Lolium remotum
Voorwaarden ten aanzien van het gehalte aan zaden van Orobanche
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Arachis hypogaea
70
99
—
5
0
0(c)
Brassica spp.
— basiszaad
85
98
0,3
—
0
0 (c) (d)
10
2
— gecertificeerd zaad
85
98
0,3
—
0
0 (c) (d)
10
5
Cannabis sativa
75
98
—
30 (b)
0
0(c)
(e)
Carthamus tinctorius
75
98
—
5
0
0(c)
(e)
Carum carvi
70
97
—
25 (b)
0
0 (c) (d)
10
3
Glycine max
80
98
—
5
0
0(c)
Gossypium spp.
80
98
—
15
0
0(c)
Helianthus annuus
85
98
—
5
0
0(c)
Linum usitatissimum:
— vlas
92
99
—
15
0
0 (c) (d)
4
2
— lijnzaad
85
99
—
15
0
0 (c) (d)
4
2
Papaver somniferum
80
98
—
25 (b)
0
0 (c) (d)
Sinapis alba:
— basiszaad
85
98
0,3
—
0
0 (c) (d)
10
2
— gecertificeerd zaad
85
98
0,3
—
0
0 (c) (d)
10
5
- B.
Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wanneer daarnaar wordt verwezen in de in deel I, punt 4, onder A, van deze bijlage opgenomen tabel:
- a)
het in kolom 5 vastgestelde maximumgehalte aan zaden omvat ook de zaden van de in de kolommen 6 tot en met 11 genoemde soorten;
- b)
het totale aantal zaden van andere plantensoorten wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 vastgestelde voorwaarden is voldaan;
- c)
het aantal zaden van Cuscuta spp. wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde voorwaarden is voldaan;
- d)
de aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp.;
- e)
het zaad moet volledig vrij zijn van Orobanche spp.; de aanwezigheid van één zaadkorrel van Orobanche spp. in een monster van 100 g geldt evenwel niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van 200 g volledig vrij is van Orobanche spp.
5
Het zaad moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het teeltmateriaal verminderen.
Het zaad moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, lid 1, van die verordening vastgestelde maatregelen.
De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het zaad en de respectieve categorieën moet voldoen aan de eisen in de onderstaande tabel:
Schimmels en oömyceten | ||||
---|---|---|---|---|
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen | Voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) | Drempelwaarden voor prebasiszaad | Drempelwaarden voor basiszaad | Drempelwaarden voor gecertificeerd zaad |
Alternaria linicola Groves & Skolko [ALTELI] | Linum usitatissimum L. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. |
Boeremia exigua var. linicola (Naumov & Vassiljevsky) Aveskamp, Gruyter & Verkley [PHOMEL] | Linum usitatissimum L. — vezelvlas | 1 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 1 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 1 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. |
Boeremia exigua var. linicola (Naumov & Vassiljevsky) Aveskamp, Gruyter & Verkley [PHOMEL] | Linum usitatissimum L. — lijnzaad | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. |
Botrytis cinerea de Bary [BOTRCI] | Helianthus annuus L., Linum usitatissimum L. | 5 % | 5 % | 5 % |
Colletotrichum lini Westerdijk [COLLLI] | Linum usitatissimum L. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. |
Diaporthe caulivora (Athow & Caldwell) J.M. Santos, Vrandecic & A.J.L. Phillips [DIAPPC] Diaporthe phaseolorum var. sojae Lehman [DIAPPS] | Glycine max (L.) Merr | 15 % voor besmetting met het Phomopsis-complex | 15 % voor besmetting met het Phomopsis-complex | 15 % voor besmetting met het Phomopsis-complex |
Fusarium (anamorf geslacht) Link [1FUSAG] met uitzondering van Fusarium oxysporum f. sp. albedinis (Kill. & Maire) W.L. Gordon [FUSAAL] en Fusarium circinatum Nirenberg & O'Donnell [GIBBCI] | Linum usitatissimum L. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. | 5 % 5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp. |
Plasmopara halstedii (Farlow) Berlese & de Toni [PLASHA] | Helianthus annuus L. | 0 % | 0 % | 0 % |
Sclerotinia sclerotiorum (Libert) de Bary [SCLESC] | Brassica rapa L. var. silvestris (Lam.) Briggs, | Niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat | Niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat | Niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat |
Sclerotinia sclerotiorum (Libert) de Bary [SCLESC] | Brassica napus L. (partim), Helianthus annuus L. | Niet meer dan tien sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat | Niet meer dan tien sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat | Niet meer dan tien sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat |
Sclerotinia sclerotiorum (Libert) de Bary [SCLESC] | Sinapis alba L. | Niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat | Niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat | Niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratoriumonderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, bij Richtlijn 2002/57/EG aangegeven formaat. |
II. Handelszaad
Voor handelszaad gelden de in deel I van deze bijlage genoemde eisen met uitzondering van punt 1.