Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/5.3.2.5:5.3.2.5 Deelnemerschapslening naast hybride lening?
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/5.3.2.5
5.3.2.5 Deelnemerschapslening naast hybride lening?
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS590996:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vergelijk in dit verband tevens Van der Linden, M.H.G.M. & Hu, H.L.; De deelnemerschapslening heeft de broedermoord van art. 10-1-d Wet VPB 1969 overleefd, WFR 2004/1156.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Mijns inziens is het niet mogelijk om na de invoering van de hybride leningwetgeving een lening aan te gaan die voldoet aan de voorwaarden voor een deelnemerschapslening (BNB 1998/208), maar die niet voldoet aan de toepassingsvoorwaarden van art. 10, lid 2. Het omgekeerde is daarentegen wel mogelijk. Dit roept de vraag op of er na de invoering van de hybride leningwetgeving nog wel zelfstandige betekenis toekomt aan de deelnemerschapslening.1 Voor overgangssituaties wil ik deze vraag zonder meer bevestigend beantwoorden. Voor oude deelnemerschapsleningen die (in ieder geval) vanwege toepassing van het overgangsrecht niet onder het bereik van art. 10, lid 1, onderdeel d vallen, blijft de uitzondering deelnemerschap van toepassing en is de rente niet aftrekbaar op het niveau van de debiteur. Voor leningen die zijn aangegaan ná de invoering van de hybride leningwetgeving zou dit niet anders moeten zijn. De herkwalificatie van een lening tot kapitaal ex BNB 1988/217 dient mijns inziens namelijk vooraf te gaan aan toepassing van art. 10, lid 1, onderdeel d. Dit betekent dat deze bepaling naar de ratio en naar de letterlijke tekst niet van toepassing kan zijn, omdat de betalingen op bijvoorbeeld een deelnemerschapslening niet kwalificeren als ‘vergoedingen op een geldlening’ maar als vergoedingen op een kapitaalverstrekking. Art. 10, lid 1, onderdeel d c.s. vormt als zodanig dan ook geen codificatie van de deelnemerschapslening, maar een wettelijke bepaling die de gevolgen van de BNB 1998/208 moet mitigeren.