Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 26-06-2000
- Bronpublicatie:
18-05-1999, PbEG 1999, L 176 (uitgifte: 10-07-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-06-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2000, PbEG 2000, L 149 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overeenkomst van 18 mei 1999 tussen de Raad van de Europese Unie de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
en
DE REPUBLIEK IJSLAND EN
HET KONINKRIJK NOORWEGEN,
OVERWEGENDE dat sedert de ondertekening van de Overeenkomst van Luxemburg op 19 december 1996 tussen de dertien lidstaten van de Europese Unie die de Schengenovereenkomsten hebben ondertekend en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, laatstgenoemde twee staten hebben deelgenomen aan de besprekingen over de toepassing, de uitvoering en de verdere ontwikkeling van de Schengenovereenkomsten en daarmee samenhangende bepalingen;
OVERWEGENDE dat, ingevolge het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat bij het Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht (hierna te noemen ‘het Schengenprotocol’), de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie die partij zijn bij de Schengenovereenkomsten, binnen de werkingssfeer van die overeenkomsten en de daarmee samenhangende bepalingen plaatsvindt binnen het institutionele en juridische kader van de Europese Unie en met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
MEMOREREND dat de Overeenkomst van Luxemburg als voorwerp en ten doel had de bestaande regeling tussen de vijf Noordse staten overeenkomstig de op 12 juli 1957 te Kopenhagen ondertekende Overeenkomst betreffende de afschaffing van de paspoortcontrole aan de gemeenschappelijke Noordse grenzen, waarbij de Noordse Paspoortunie is ingesteld, te handhaven wanneer de Noordse staten die lid zijn van de Europese Unie deelnemen aan de in de Schengenovereenkomsten vastgestelde regeling betreffende de afschaffing van de personencontroles aan de binnengrenzen;
INDACHTIG de bepalingen van de Overeenkomst van Luxemburg;
ERKENNEND evenwel dat de opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie betekent dat de besluitvorming inzake de verdere ontwikkeling van de bepalingen die het Schengenacquis vormen, een zaak is geworden van de Europese Unie, waaronder begrepen de Europese Gemeenschap;
OVERWEGENDE dat, overeenkomstig artikel 6, eerste alinea, van het Schengenprotocol, de Europese Unie, waaronder begrepen de Europese Gemeenschap, het voorwerp en doel van de Overeenkomst van Luxemburg wenst te eerbiedigen, respectievelijk na te streven, door een overeenkomst te sluiten waarmee de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, op basis van de Overeenkomst van Luxemburg bij de uitvoering van het Schengenacquis en de verdere ontwikkeling daarvan worden betrokken, om zodoende het gemeenschappelijk doel te verwezenlijken dat deze twee staten bij die werkzaamheden betrokken blijven;
OVERTUIGD van de noodzaak om alle partijen die de bepalingen van het Schengenacquis toepassen en waarvoor die bepalingen en de verdere ontwikkeling ervan uiteindelijk wellicht van toepassing zullen worden, waaronder de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, op passende wijze te betrekken bij de besprekingen op alle niveaus over de praktische toepassing, de uitvoering en de voorbereiding van de verdere ontwikkeling ervan;
OORDELEND dat het, teneinde de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen bij het besluitvormingsproces op deze gebieden te betrekken en door middel van een Gemengd Comité de deelneming van deze landen aan de betreffende werkzaamheden mogelijk te maken, noodzakelijk is een organisatiestructuur op te zetten die buiten het institutionele kader van de Europese Unie staat,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER HETGEEN VOLGT:
Verdragpartijgroep