Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het Energiehandvest
Artikel 14 Overmakingen van gelden in verband met investeringen
Geldend
Geldend vanaf 21-01-2010
- Bronpublicatie:
24-04-1998, Trb. 2010, 149 (uitgifte: 06-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-1998, Trb. 2010, 149 (uitgifte: 06-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
Elke Verdragsluitende Partij waarborgt met betrekking tot investeringen op haar grondgebied door investeerders van een andere Verdragsluitende Partij het vrij verrichten van overmakingen van gelden naar en van haar grondgebied, waaronder de overmaking van:
- a.
aanvangskapitaal en aanvullend kapitaal voor de instandhouding en ontwikkeling van een investering;
- b.
opbrengsten;
- c.
betalingen uit hoofde van een contract, met inbegrip van de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente ingevolge een leningsovereenkomst;
- d.
onuitgegeven inkomsten en andere bezoldigingen van personeel dat in verband met die investering uit het buitenland aangeworven is;
- e.
opbrengsten uit de volledige of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van een investering of een deel daarvan;
- f.
betalingen die voortvloeien uit de beslechting van een geschil; en
- g.
compensatiebetalingen overeenkomstig de artikelen 12 en 13.
2.
De in het eerste lid genoemde overmakingen geschieden onverwijld en in een vrij inwisselbare valuta.
3.
Overmakingen worden verricht tegen de op de datum van de overmaking geldende wisselkoers voor spottransacties in de over te maken valuta. Bij ontstentenis van een deviezenmarkt is de toe te passen koers de meest recente koers die wordt toegepast op investeringen vanuit het buitenland of de meest recente wisselkoers die wordt toegepast voor de omrekening van valuta's in bijzondere trekkingsrechten, al naar gelang welke koers voor de investeerder het gunstigst is.
4.
Ongeacht het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid kan een Verdragsluitende Partij de rechten van crediteuren beschermen of naleving van wetten betreffende de uitgifte van en de handel in waardepapieren en van beslissingen in civiel-, bestuurs- en strafrechtelijke arbitrageprocedures waarborgen, door het op billijke, niet discriminerende wijze en te goeder trouw toepassen van haar wetten en voorschriften.
5.
Ongeacht het bepaalde in het tweede lid kunnen Verdragsluitende Partijen die staten zijn die deel uitmaakten van de voormalige Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, in onderling gesloten overeenkomsten bepalen dat overmakingen van betalingen worden uitgevoerd in de valuta's van die Partijen, mits dergelijke overeenkomsten er niet toe leiden dat investeringen op hun grondgebied van investeerders van andere Verdragsluitende Partijen minder gunstig worden behandeld dan investeringen van investeerders van de Verdragsluitende Partijen die een dergelijke overeenkomst zijn aangegaan of investeringen van investeerders van een derde staat.
6.
Ongeacht het bepaalde in het eerste lid, letter b), kan een Verdragsluitende Partij de overbrenging van opbrengsten in natura beperken in gevallen waarin die Verdragsluitende Partij krachtens artikel 29, tweede lid, letter a), of de WTO-Overeenkomst gemachtigd is om de uitvoer of de verkoop voor uitvoer van het produkt waarin de opbrengst in natura bestaat te beperken of te verbieden, met dien verstande dat de betrokken Verdragsluitende Partij toestaat opbrengsten in natura uit te keren zoals goedgekeurd of aangegeven in een investeringsovereenkomst, investeringsvergunning of andere schriftelijke overeenkomst tussen de Verdragsluitende Partij en een investeerder van een andere Verdragsluitende Partij of diens investering.