Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het Energiehandvest
Artikel 29 Voorlopige bepalingen inzake de met handel verband houdende aangelegenheden
Geldend
Geldend vanaf 21-01-2010
- Bronpublicatie:
24-04-1998, Trb. 2010, 149 (uitgifte: 06-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-1998, Trb. 2010, 149 (uitgifte: 06-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
Zolang een of meer Verdragsluitende Partijen geen lid zijn van de WTO, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op de handel in energiegrondstoffen, energieproducten en uitrusting op energiegebied.
2
a.
De handel in energiegrondstoffen, energieproducten en uitrusting op energiegebied tussen Verdragsluitende Partijen waarvan ten minste één geen lid is van de WTO, wordt geregeld, behoudens het bepaalde onder letter b) en de uitzonderingen en voorschriften van bijlage W, door de bepalingen van de WTO-Overeenkomst zoals deze worden toegepast en ten aanzien van energiegrondstoffen, energieproducten en uitrusting op energiegebied door de leden van de WTO onderling worden gehanteerd, alsof al die Verdragsluitende Partijen lid zijn van de WTO.
b.
De handel door een Verdragsluitende Partij die een staat is die deel uitmaakte van de voormalige Unie van Socialistische Sovjetrepublieken kan in plaats daarvan, behoudens de bepalingen van bijlage TFU, tot 1 december 1999 of totdat de betrokken Verdragsluitende Partij tot de WTO wordt toegelaten, al naargelang wat het eerste plaatsvindt, door een overeenkomst tussen twee of meer van dergelijke staten worden geregeld.
3
a.
Elke Ondertekenende Partij bij dit Verdrag en elke staat of regionale organisatie voor economische integratie die voor 24 april 1998 tot dit Verdrag toetreedt, deponeert op de datum van ondertekening of van nederlegging van zijn akte van toetreding bij het Secretariaat een lijst van alle douanerechten en andersoortige heffingen welke terzake van of in verband met de in- of uitvoer van energiegrondstoffen en energieproducten op die datum worden geheven, met kennisgeving van de hoogte daarvan. Elke Ondertekenende Partij bij dit Verdrag en elke staat of regionale organisatie voor economische integratie die voor 24 april 1998 tot dit Verdrag toetreedt, deponeert op die datum bij het Secretariaat een lijst van alle douanerechten en andersoortige heffingen welke terzake van of in verband met de in- of uitvoer van uitrusting op energiegebied op die datum worden geheven, met kennisgeving van de hoogte daarvan.
b.
Elke staat of regionale organisatie voor economische integratie die voor of na 24 april 1998 tot dit Verdrag toetreedt, deponeert op de datum van nederlegging van zijn akte van toetreding bij het Secretariaat een lijst van alle douanerechten en andersoortige heffingen welke terzake van of in verband met de in- of uitvoer van energiegrondstoffen, energieproducten en uitrusting op energiegebied op die datum worden geheven met kennisgeving van de hoogte daarvan.
Van alle wijzigingen van die douanerechten of andersoortige heffingen welke terzake van of in verband met de in- of uitvoer worden geheven, moet worden kennisgegeven aan het Secretariaat, dat de Verdragsluitende Partijen over die wijzigingen inlicht.
4.
Elke Verdragsluitende Partij streeft ernaar douanerechten of andersoortige heffingen welke terzake van of in verband met de in- of uitvoer worden geheven niet te verhogen:
- a.
wat betreft de invoer van energiegrondstoffen en energieproducten als vermeld in bijlage EM I of uitrusting op energiegebied als vermeld in bijlage EQ I en omschreven in Deel I van de in artikel II van de GATT 1994 bedoelde, op de Verdragsluitende Partij betrekking hebbende lijst, boven het in die lijst vermelde niveau, indien de Verdragsluitende Partij lid is van de WTO;
- b.
wat betreft de uitvoer van energiegrondstoffen en energieproducten als vermeld in bijlage EM I of uitrusting op energiegebied als vermeld in bijlage EQ I en de invoer daarvan indien de Verdragsluitende Partij geen lid is van de WTO, boven het meest recent aan het Secretariaat kennisgegeven niveau, behalve wanneer dit is toegestaan krachtens de uit hoofde van het tweede lid, letter a), geldende bepalingen.
5.
Een Verdragsluitende Partij kan een dergelijk douanerecht of andere heffing alleen dan boven het in het vierde lid bedoelde niveau verhogen indien:
- a.
ingeval het een terzake van of in verband met de in- of uitvoer geheven douanerecht of andere heffing betreft, een dergelijke handeling niet onverenigbaar is met de toepasselijke bepalingen van de WTO-Overeenkomst, niet zijnde de in bijlage W genoemde bepalingen van de WTO-Overeenkomst; of
- b.
zij, in zo ruim mogelijke mate binnen de grenzen van haar wetgevingsprocedures, het Secretariaat in kennis heeft gesteld van haar voorstel voor een dergelijke verhoging, andere belanghebbende Verdragsluitende Partijen een redelijke gelegenheid heeft gegeven tot overleg over haar voorstel en eventuele opmerkingen van die Verdragsluitende Partijen in beschouwing heeft genomen.
6.
Ten aanzien van handel tussen Verdragsluitende Partijen waarvan ten minste één geen lid is van de WTO, verhoogt die Verdragsluitende Partij geen douanerechten of andersoortige heffingen, welke terzake van of in verband met de in- of uitvoer van energiegrondstoffen en energieproducten vermeld in bijlage EM II of van uitrusting op energiegebied vermeld in bijlage EQ II worden geheven, boven het laagste van de niveaus toegepast op de datum waarop de Conferentie over het Energiehandvest besluit de bedoelde post in de desbetreffende bijlage op te nemen.
Een Verdragsluitende Partij mag een dergelijk douanerecht of andere heffing alleen dan boven dat niveau verhogen, indien:
- a.
ingeval het een terzake van of in verband met de invoer geheven douanerecht of andere heffing betreft, een dergelijke handeling niet in strijd is met de toepasselijke bepalingen van de WTO-Overeenkomst, niet zijnde de in bijlage W genoemde bepalingen van de WTO-Overeenkomst; of
- b.
in buitengewone omstandigheden die niet elders in dit Verdrag worden behandeld, de Conferentie over het Energiehandvest besluit een Verdragsluitende Partij te ontslaan van de haar anders uit hoofde van dit lid opgelegde verplichting en instemt met de verhoging van een douanerecht, afhankelijk van de voorwaarden die de Conferentie daaraan kan verbinden.
7.
Onverminderd het zesde lid verhogen, in het geval van in dat lid bedoelde handel, de Verdragsluitende Partijen vermeld in bijlage BRwat betreft de in bijlage EM II opgenomen energiegrondstoffen en energieproducten, of in bijlage BRQwat betreft de in bijlage EQ II opgenomen uitrusting op energiegebied, de douanerechten of andere heffingen niet boven het niveau voortvloeiend uit hun verplichtingen of de uit hoofde van de WTO-Overeenkomst voor hen geldende bepalingen.
8.
Andere rechten en heffingen welke terzake van of in verband met de in- of uitvoer van energiegrondstoffen, energieproducten of uitrusting op energiegebied worden geheven, zijn onderworpen aan de bepalingen van de Afspraak ten aanzien van de interpretatie van artikel II, eerste lid, letter b, van de GATT 1994 als gewijzigd overeenkomstig bijlage W.
9.
bijlage D is van toepassing op:
- a.
geschillen met betrekking tot het naleven van bepalingen die van toepassing zijn op handel bedoeld in dit artikel;
- b.
geschillen met betrekking tot het toepassen door een Verdragsluitende Partij van maatregelen, al dan niet strijdig met de bepalingen van dit artikel, die volgens een andere Verdragsluitende Partij enig voordeel dat voor haar rechtstreeks of middellijk uit dit artikel voortvloeit teniet doen of aantasten; en
- c.
tenzij de Verdragsluitende Partijen die partij zijn bij het geschil dit anders overeenkomen, geschillen met betrekking tot het naleven van artikel 5 tussen Verdragsluitende Partijen waarvan ten minste één geen lid is van de WTO,
met dien verstande dat bijlage D niet van toepassing is op geschillen tussen Verdragsluitende Partijen die in hoofdzaak rijzen in verband met een overeenkomst:
- i.
waarvan kennis is gegeven overeenkomstig de andere eisen van het tweede lid, letter b), en van bijlage TFU, en die daaraan voldoet, of
- ii.
waarbij een vrijhandelszone of een douane-unie wordt ingesteld als omschreven in artikel XXIV van de GATT 1994.