Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 3.37g
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2015
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 3.37e.
- Bronpublicatie:
13-07-2015, Stcrt. 2015, 20705 (uitgifte: 17-07-2015, regelingnummer: 666060)
- Inwerkingtreding
20-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2015, Stcrt. 2015, 20705 (uitgifte: 17-07-2015, regelingnummer: 666060)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
Bij de beoordeling of een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet, wordt ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, onder c, van de Wet, of de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt afgewezen op die grond, wordt in aanmerking genomen of de wijziging van de omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft om de gegronde vrees voor vervolging dan wel het reële risico op ernstige schade weg te nemen. De rechtsgrond voor verlening van de desbetreffende verblijfsvergunning heeft niet opgehouden te bestaan indien de vreemdeling dwingende redenen kan aanvoeren die voorvloeien uit vroegere vervolging dan wel uit vroegere ernstige schade, om te weigeren de bescherming in te roepen van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, of, in het geval van een staatloze, van het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfsplaats had.