HR 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2698
HR, 05-02-2021, nr. 20/01353
20/01353
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-02-2021
- Zaaknummer
20/01353
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:168, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑02‑2021; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2020:575
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑02‑2021
- Vindplaatsen
V-N 2021/8.20 met annotatie van Redactie
Belastingblad 2021/99 met annotatie van Redactie
NLF 2021/0366 met annotatie van Jeannette van der Vegt
NTFR 2021/513 met annotatie van mr. N. Kolste
Uitspraak 05‑02‑2021
Inhoudsindicatie
proceskostenvergoeding; art. 2, lid 1, letter a, Besluit proceskosten bestuursrecht; punt voor conclusie van repliek
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01353
Datum 5 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 maart 2020, nr. BK-19/00652 betreffende een door belanghebbende gedaan verzoek om een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 2019, nr. 19/00550, ECLI:NL:HR:2019:1614, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (nr. 18/00166), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd, waartegen hij in rechte is opgekomen.
3.1.2
Na eerdere verwijzing van de zaak door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:1614) heeft het Hof het hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard en belanghebbende op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) en de daarbij behorende bijlage, een proceskostenvergoeding toegekend vanwege de kosten van beroepsmatig verleende bijstand. Daarbij is het Hof ten aanzien van de procedure voor de Rechtbank en voor het Gerechtshof Amsterdam uitgegaan van in totaal twee punten zoals bedoeld in het Bpb.
3.2
Het middel houdt in dat het Hof bij berekening van de hiervoor in 3.1.2 bedoelde proceskostenvergoeding ten onrechte geen halve punt heeft toegekend voor de door belanghebbende in de procedure voor het Gerechtshof Amsterdam ingediende conclusie van repliek van 20 juni 2018.
3.3
Het middel slaagt. Blijkens de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam is het op 20 juni 2018 door belanghebbende ingediende processtuk aangemerkt als een conclusie van repliek. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat de heffingsambtenaar kennelijk door het Gerechtshof Amsterdam gelegenheid is geboden te dupliceren. Het Hof had daarom bij de berekening van de proceskostenvergoeding een half punt moeten toekennen voor de conclusie van repliek.
3.4
De Hoge Raad zal de proceskostenvergoeding voor de procedure bij Gerechtshof Amsterdam opnieuw berekenen. De vergoeding per punt moet worden berekend naar het tarief zoals dat geldt ten tijde van dit arrest.1.De proceskostenvergoeding voor die procedure wordt vastgesteld op 1,5 x 1 x € 534 = € 801. De totale proceskostenvergoeding voor de procedure in bezwaar, bij de Rechtbank en bij Gerechtshof Amsterdam wordt dan € 1.587.
4. Proceskosten
Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissing omtrent de vergoeding van de voor de bezwaarfase, de procedure bij de Rechtbank en de procedure bij het Gerechtshof Amsterdam gemaakte proceskosten,
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam in de kosten van belanghebbende voor de bezwaarfase, de procedure bij de Rechtbank en de procedure bij het Gerechtshof Amsterdam, in totaal vastgesteld op € 1.587 voor beroepsmatig verleende bijstand,
- draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 131, en
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.136 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑02‑2021
Beroepschrift 05‑02‑2021
Geachte heer, mevrouw,
Namens [X] (hierna: belanghebbende) woonachtig te [Z], stel ik hierbij beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 maart 2020 (zaaknr. BK-19/00652) hier als bijlage overgelegd. Een afschrift van de volmacht wordt eveneens meegezonden.
Cassatiemiddel
Strijd met het Bpb (r.o. 6.1 van 's Hofs uitspraak)
Het Hof heeft beslist dat de heffingsambtenaar veroordeeld dient te worden in de door belanghebbende gemaakte proceskosten van de procedure bij de Rechtbank en het Gerechtshof Amsterdam. Hierbij heeft het Hof ten onrechte geen punten toegekend voor de namens belanghebbende ingediende conclusie van repliek van 20 juni 2018.
Volgens vaste rechtspraak wordt een stuk dat in reactie op het verweerschrift inkomt na het verweerschrift en vóór de uitnodiging voor de zitting, aanvaard als conclusie van repliek en doorgestuurd voor dupliek naar de wederpartij. Het stuk is door het Hof blijkens de gedingstukken ook daadwerkelijk als conclusie van repliek aangemerkt en de wederpartij is in de gelegenheid gesteld op dat stuk te dupliceren.1.
Bij het berekenen van de proceskostenvergoeding heeft het Hof het puntenstelsel opgenomen in de bijlage bij het Bpb toegepast. Daarbij is het Hof uitgegaan van één punt voor het beroepschrift en één punt voor het hoger beroepschrift.
Op grond van onderdeel A1, punt 3, van de bijlage bij het Bpb wordt voor de conclusie van repliek een half punt toegekend. Het Hof heeft daarom ten onrechte voor die handeling geen proceskostenvergoeding toegekend.
Ter afronding
De uitspraak van het Hof is onjuist, althans in strijd met het recht, ontoereikend en onbegrijpelijk gemotiveerd. Ik verzoek uw Raad daarom om deze uitspraak te vernietigen en, doende hetgeen het Hof zou behoren te doen, zelf in de zaak te voorzien.
Tevens wordt verzocht om vergoeding van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand.
Hoogachtend,
[…]
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 05‑02‑2021
Vgl. Hof 's Hertogenbosch van 15 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4638.