Einde inhoudsopgave
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
Artikel 14.02 Bescherming tegen vallen
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2018
- Bronpublicatie:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Inwerkingtreding
07-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Dekken en gangboorden moeten vlak zijn en moeten vrij zijn van obstakels waarover men kan struikelen; ze moeten zodanig zijn uitgevoerd dat er geen water op kan blijven staan.
2.
Dekken alsmede gangboorden, machinekamervloeren, bordessen, trappen en de bolderdeksels in de gangboorden moeten veiligheid bieden tegen uitglijden.
3.
Bolderdeksels in de gangboorden en hindernissen in de verkeerswegen, zoals bijvoorbeeld randen van traptreden, moeten in een met het omgevende dek contrasterende kleur zijn geverfd.
4.
De buitenkanten van de dekken, de gangboorden en de werkplekken, waarbij de valhoogte meer dan 1 m kan bedragen, moeten zijn voorzien van een verschansing of denneboom van elk ten minste 0,90 m hoogte of van doorlopende relingen die voldoen aan de Europese norm EN 711 : 2016. Indien het gangboord een neerklapbare reling bezit, dan moeten
- a)
aan de denneboom tevens doorlopende handrelingen met een diameter van 0,02 tot 0,04 m op een hoogte tussen 0,7 en 1,1 m, en
- b)
op goed zichtbare plaatsen aan het begin van het gangboord tekens overeenkomstig Bijlage 4, schets 10, met een diameter van ten minste 15 cm zijn aangebracht.
5.
In afwijking van het vierde lid hoeven bij duwbakken en sleepschepen zonder verblijven geen verschansingen of relingen aanwezig te zijn, indien
- a)
aan de buitenkanten van de dekken en gangboorden voetlijsten;
- b)
aan de dennebomen handrelingen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, en
- c)
op goed zichtbare plaatsen op het dek tekens overeenkomstig Bijlage 4, schets 10, met een diameter van ten minste 15 cm zijn aangebracht.
6.
In afwijking van het vierde lid hoeven bij schepen met een glad- of trunkdek de relingen niet onmiddellijk aan de buitenkanten van dat dek of in de gangboorden te zijn aangebracht, indien
- a)
de verkeerswegen over deze dekken lopen;
- b)
de verkeerswegen en werkgebieden op deze dekken door vaste relingen overeenkomstig de Europese norm EN 711 : 2016 zijn omgeven, en
- c)
op goed zichtbare plaatsen op de passages naar de niet door relingen beschermde gebieden tekens overeenkomstig Bijlage 4, schets 10, met een diameter van ten minste 15 cm zijn aangebracht.
7.
Voor werkplekken, waar de valhoogte meer dan 1 m bedraagt, kan de Commissie van deskundigen geschikte inrichtingen en uitrustingen ten behoeve van het veilig werken eisen.