Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/11.4
11.4 Landen waar het draagmoederschap is toegestaan of zelfs gelegaliseerd
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS399190:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Voetnoten
Voetnoten
Boele-Woelki 2011, p. 281-289.
Opolion 2012, p. 1-3.
Kievits 2001, p. 1171.
Deze gegevens uit het UCERF-rapport komen niet overeen met de inhoud van de twee TV-uitzendingen waarin uitgebreid het voorkomen van draagmoederschappen in Spanje werd besproken. In de uitzending werd zelfs de aandacht gevestigd op de uitgebreide werving van cliënten, iets wat in Nederland bij wet verboden is (art. 151b Sr).
‘Zelfbeschikking bij het begin van het leven: Draagmoederschap’, p. 2 (internetdocument van de Belgische Humanistische Vrijzinnige Vereniging). Bron: www.h-vv.be/hvw-dossiers/zelfbeschikking-bij-het-begin-vanhet- leven-draagmoederschap.
Belgische Senaat, zitting 2010-2011, ‘Voorstel van resolutie betreffende de internationale regeling van draagmoederschap’, Wetgevingsstuk nr. 5-1075/1, 9 juni 2011, ingediend door E. Sleurs en I. Faes.
Belgisch Hof van Cassatie AR 7907, 29 januari 1993 (procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent/S), Arr. Cass., 1993, 129, in: ‘Afstamming. Algemene praktische rechtsvergelijking’, nr. 103, G. Verschelden, Mechelen: Kluwer uitgevers 2004.
Voordat met gebruikmaking van het UCERF-rapport de status van het draagmoederschap en de juridische consequenties daarvan voor het juridisch ouderschap in vooral West-Europa wordt besproken, volgt hier nu eerst een summiere opsomming van staten waarvan bekend is dat zij op de een of andere wijze draagmoederschappen toestaan.1 In de volgende staten van de Verenigde Staten is het draagmoederschap min of meer juridisch geaccepteerd: Texas, Californië, Virginia, Washington, Arkansas, Illinois, Florida, Noord-Dakota, Nevada en New Hampshire. Met de beperking ‘min of meer’ wordt aangegeven dat in individuele gevallen een lokale rechter altijd nog een afwijkend oordeel kan vellen. Ook in bepaalde provincies in Canada en enkele staten in Mexico is het draagmoederschap geregeld.
In India is het in negatieve zin zo goed geregeld, dat men daar het draagmoederschap zelfs als een serieuze inkomstenbron voor arme vrouwen beschouwt. Het vaak opgeroepen angstbeeld van uitbuiting van de sociaal zwakkeren wordt helaas in India bevestigd.
Hoewel sinds 1996 in Israël het draagmoederschap wettelijk is geregeld, worden toch nog veel geïnteresseerden doorverwezen naar instituten in de Verenigde Staten. Dit heeft volledig te maken met de wijze waarop dit draagmoederschap als legaal wordt aangemerkt. Het feit dat een speciale commissie van het ministerie van Volksgezondheid de aanvragen en de contracten voor een draagmoederschap moet beoordelen en goedkeuren, is niet uitzonderlijk. Wel is bijzonder dat het draagmoederschap alleen wordt toegestaan door middel van een embryotransfer, nadat in-vitrofertilisatie heeft plaatsgevonden met de geslachtscellen van beide wensouders. Het laagtechnologisch draagmoederschap is in Israël derhalve niet mogelijk, omdat de joodse wet bij draagmoederschap geen kunstmatige inseminatie toestaat. Een dan ontstaan kind is onwettig (‘mamzerut’). Overigens staat ‘The Law of Agreements to Carry Embryos-Authorization of the Agreement and the Status of the Child’ wel toe dat gebruik gemaakt wordt van een aan de wensmoeder gedoneerde eicel. In sectie 2 van deze wet wordt eveneens bepaald dat alleen Israëlische ingezetenen en zij die gehuwd zijn (heteroseksueel, maar niet homoseksueel), voor een goedkeuring van de aanvraag in aanmerking komen.2 Een andere complicerende factor die het draagmoederschapstoerisme naar de Verenigde Staten mogelijk verklaart, is het feit dat volgens de joodse wet de religie van het kind wordt bepaald door de moeder die het kind baart. Joodse wensouders kunnen derhalve alleen gebruik maken van ongehuwde joodse draagmoeders.3 Het moge duidelijk zijn dat hier sprake is van een conflict tussen wet en geloof. De genetische wensouders worden uiteindelijk de juridische ouders, maar de barende vrouw bepaalt het geloof van het kind.
In Europa is bekend dat in Rusland, Oekraïne, Griekenland en Cyprus het draagmoederschap juridisch is geregeld. Turkije en de Baltische staten werken mee aan het tot stand komen van draagmoederschappen bij buitenlandse draagmoeders.
Misschien overbodig is hier de herhaling dat het acceptatiebeleid in Nederland voor de participanten in een draagmoederschapsconstructie zeer streng is. Dit geldt zowel voor de potentiële draagmoeder als voor de toekomstige (wens)ouders. Dit wat starre beleid maakt dat soms het hele driespan (en bij een eiceldonatie zelfs het vierspan) naar een land verhuist waar minder strenge eisen gelden. De bezwangerde Nederlandse vrouw bevalt in Nederland. Via de gangbare afstand/adoptieprocedure kunnen de wensouders de juridische ouders worden. Kortom, bij het beschikbaar zijn van een mogelijke Nederlandse draagmoeder is dit de gemakkelijkste weg. In de andere gevallen is men aangewezen op buitenlandse draagmoeders met alle juridische consequenties van dien.
De auteurs van het UCERF-rapport hebben ‘in opdracht van het WODC op verzoek van de Directie Justitieel Beleid’ o.a. een onderzoek uitgevoerd naar de aard en omvang van het commercieel draagmoederschap in Nederland. In dit onderzoek is ook naar de status en begeleidende omstandigheden van dit draagmoederschap in de Nederland omringende landen gekeken. Uit de gepresenteerde tabellen met apart verzamelde aanvullingen is duidelijk geworden dat:
eigenlijk alleen in Groot-Brittannië het draagmoederschap is geregeld en toegestaan;
in België en Polen het draagmoederschap niet wettelijk is geregeld;
in Duitsland en Zweden een restrictief beleid bestaat zonder wettelijke regeling;
ook in Noorwegen sprake is van een restrictief beleid (voor de auteurs van het rapport was het onduidelijk of al dan niet enige regeling bestond);
in Frankrijk en Spanje het absolute verbod op draagmoederschap wettelijk zeer goed is geregeld wegens strijd met de openbare orde, maar dat met name in Spanje dit verbod niet stringent wordt nageleefd;4
in Oostenrijk met de invoering van het Fortpflantzungsmedizingesetz van 1992 draagmoederschap juridisch is geregeld.5
Naast Nederland met art. 151b Sr kennen ook Duitsland, Zwitserland, Italië, Engeland en Frankrijk strafrechtelijke bepalingen die op het draagmoederschap betrekking hebben. Merkwaardig is dus dat Spanje, het andere West-Europese land in de tabellen dat draagmoederschap formeel niet toestaat, geen specifieke bepalingen hierover in het strafrecht heeft opgenomen. In de landen die geen specifieke strafrechtelijke bepalingen hebben, gelden echter wel indirecte strafrechtelijke bepalingen, zoals o.a. de illegale plaatsing van het kind, de valse geboorteaangifte of het medewerken aan het tot stand komen van een commerciële draagmoederschapsovereenkomst. Dat de realiteit niet volledig gedekt wordt door de informatie in de tabellen, blijkt uit het wetgevingsstuk van de Belgische Senaat.6 De schrijfsters refereren aan het arrest van het Belgische Hof van Cassatie, waarin de erkenning door een vader na het anoniem bevallen in Frankrijk niet strijdig werd geacht met de openbare orde, dit in tegenstelling tot de situatie in Nederland, waar een geboorteakte na een anonieme bevalling in Frankrijk wel wordt geweigerd wegens strijd met de interne openbare orde.7 De aansluitende zin: ‘Er zijn nochtans sterke vermoedens dat commercieel draagmoederschap wordt gefaciliteerd door de Franse wetgeving op het anoniem bevallen’ invalideert de mededeling dat in Frankrijk iedere vorm van draagmoederschap (en dus zeker commercieel draagmoederschap) bij wet verboden is.