Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG
Artikel 4 Organisatie
Geldend
Geldend vanaf 11-03-2011
- Bronpublicatie:
15-02-2011, PbEU 2011, L 64 (uitgifte: 11-03-2011, regelingnummer: 2011/16/EU)
- Inwerkingtreding
11-03-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-02-2011, PbEU 2011, L 64 (uitgifte: 11-03-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht (V)
1.
Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk één maand na 11 maart 2011 mee welke de bevoegde autoriteit is in de zin van deze richtlijn, en stelt de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging.
De Commissie stelt de informatie beschikbaar voor de andere lidstaten en maakt de lijst van de autoriteiten van de lidstaten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.
2.
De bevoegde autoriteit wijst één centraal verbindingsbureau aan. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie en de lidstaten van de aanwijzing in kennis te stellen.
Het centrale verbindingsbureau kan tevens worden aangewezen als zijnde belast met de contacten met de Commissie. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie van de aanwijzing in kennis te stellen.
3.
De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan verbindingsdiensten met de volgens de nationale wetgeving of het nationale beleid toegedeelde bevoegdheid aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van de verbindingsdiensten bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere lidstaten en de Commissie.
4.
De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan bevoegde ambtenaren aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van bevoegde ambtenaren bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere lidstaten en de Commissie.
5.
De ambtenaren die bij de administratieve samenwerking in de zin van deze richtlijn zijn betrokken, worden in elk geval geacht daartoe overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde regelingen bevoegd te zijn.
6.
De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek of een antwoord op een verzoek om samenwerking verzendt of ontvangt, stelt volgens de procedures van zijn lidstaat het centrale verbindingsbureau van deze lidstaat hiervan in kennis.
7.
De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek om samenwerking ontvangt dat een optreden vereist buiten de hem krachtens de nationale wetgeving of het nationale beleid verleende bevoegdheid, geeft het verzoek onverwijld door aan het centrale verbindingsbureau van zijn lidstaat en stelt de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval gaat de in artikel 7 gestelde termijn in op de dag nadat het verzoek om samenwerking aan het centrale verbindingsbureau is doorgezonden.