Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/111
111 De in het (on)gelijk gestelde partij
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS582618:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HR 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3477 (LMR Advocaten/LR Advocaten). Indien een vordering in appel wordt afgewezen in verband met gewijzigde omstandigheden waardoor het belang aan de vordering is komen te ontvallen, moet de appelrechter met het oog op de kosten van de eerste aanleg beoordelen of de vordering naar de toenmalige stand van zaken terecht is toegewezen; Asser Procesrecht/Bakels Hammerstein & Wesseling-Van Gent 4 2012/249.
Vgl. A-G Verkade (ECLI:NL:PHR:2013:BY8661) in zijn conclusie bij HR 29 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8661 (Broeren/Duijsens), sub 3.39.
Zie bijv. Hof Den Bosch 25 januari 2011, IEPT 20110125 (Zijlstra/Klotz); Hof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2013, IEPT 20131015 (Loendersloot/Prins).
Hof Den Haag 6 mei 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1583 (Prae/Artiestenverloning).
Voor de bepaling van ‘het gelijk’ in hoger beroep geldt dezelfde maatstaf als in eerste aanleg. Het gelijk dient in beginsel te worden vastgesteld aan de hand van een petitum/dictum-vergelijking (par. 5.5). Art. 353 lid 1 Rv verklaart art. 237 Rv van toepassing op de procedure in appel. Op grond daarvan dient ook in appel de in het ongelijk gestelde partij in de kosten te worden veroordeeld. Bij gedeeltelijk (on)gelijk kunnen de kosten worden gecompenseerd. Deze regels gelden onverminderd bij toepassing van art. 1019h Rv.
Zoals in par. 5.5. aan de orde is gekomen, dient bij toepassing van art. 1019h Rv zoveel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij art. 237 Rv. De gangbare uitleg van deze regel is dat het winnen van een procedure in hoger beroep meebrengt, dat de in appel verliezende partij in de kosten het hoger beroep en van de eerste instantie wordt veroordeeld. Dat geldt in beginsel ook indien het in appel aangenomen ‘gelijk’ berust op andere gronden dan aangevoerd in eerste instantie.1 Deze uitleg is gestoeld op het beginsel dat het appel mede mag dienen om de eigen tekortkomingen in de eerste instantie te herstellen.2 Een en ander is met name van belang voor de hierna te bespreken meeromvattende geschillen.
Meeromvattende geschillen
De vernietiging van een vonnis in eerste aanleg brengt ook in een meeromvattende zaak mee dat opnieuw een beslissing dient te worden genomen over de proceskosten in eerste aanleg, althans – waar het proceskosten van art. 1019h Rv betreft – voor zover tegen de proceskostenbeslissing gegriefd is. Zijn in beide instanties de vorderingen gebaseerd op zowel IE-rechten als het gemene recht, dan volgt doorgaans voor beide instanties een proceskostenveroordeling met (evenredige) toepassing van art. 1019h Rv en art. 237 Rv. Is het hoger beroep uitsluitend gebaseerd op de OD-grondslag, terwijl in eerste aanleg is beslist op zowel de IE- als de OD-grondslag, dan zullen de proceskosten in eerste aanleg worden begroot en vastgesteld met (evenredige) toepassing van art. 1019h Rv en art. 237 Rv of worden gecompenseerd. Voor het hoger beroep zal evenwel uitsluitend een veroordeling in de geliquideerde kosten volgen. Wordt het vonnis in eerste aanleg bekrachtigd en staan in de appelprocedure enkel of ook niet-IE-rechtelijke of procesrechtelijke aspecten van het geschil ter discussie, dan ligt het evenzeer in de rede voor het hoger beroep een (evenredige) proceskostenveroordeling op basis van het liquidatietarief uit te spreken.3 Indien in de appelprocedure door de devolutieve werking van het appel de IE-rechtelijke grondslag aan de orde komt, dan kunnen de betreffende kosten slechts dan met toepassing van art. 1019h Rv worden toegewezen indien daarvoor daadwerkelijk kosten zijn gemaakt in hoger beroep.4 Hiervoor zij nader verwezen naar hoofdstuk 6, waarin (ook) de taakverdeling tussen rechter en partijen in hoger beroep nader aan de orde zal komen.