Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/150:150 Rechtsbijstand en procesfinanciering
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/150
150 Rechtsbijstand en procesfinanciering
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS577814:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hess & Hübner 2010, p. 349
Faure, Fernhout & Philipsen 2009, p. 55; Wagner 2009, p. 379.
Art. 49b lid 2 BRAO.
Wagner 2009, p. 374; Jackson 2009, p. 561.
Bundesverfassungsgericht 12 december 2006 (1 BvR 2576/04).
Art. 4a RVG; Wagner 2009, p. 375.
Art. 4a lid 3 RVG.
Art. 398-399 BGB; Hess & Hübner 2010, p. 360; Van Boom 2017, p. 15-16.
Zie ook Van Boom 2017, p. 15-16.
Wagner 2009, p. 379.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In lijn met het uitgangspunt, dat de rechtspleging toegankelijk moet zijn voor iedereen, kent het Duitse recht verschillende mogelijkheden om civiele procedures te financieren. Aan partijen die voldoen aan de criteria van art. 114 ZPO, kan rechtsbijstand worden verleend.1 De voornaamste criteria zijn, dat de rechtzoekende in kwestie kan aantonen over te weinig financiële middelen te beschikken om de procedure zelf te kunnen bekostigen, dat de vordering een substantiële kans van slagen heeft en dat deze niet mutwillig wordt ingesteld. Vaker echter wordt op basis van een rechtsbijstandsverzekering geprocedeerd, waarbij zowel de eigen kosten als het risico op een proceskostenveroordeling worden gedekt. Door de hoge mate van voorspelbaarheid van de totale kosten van de civiele procedure kan tegen relatief lage premies een rechtsbijstandsverzekering worden afgesloten. De verzekeringsbranche in Duitsland vaart dan ook wel bij het systeem.2
Procesfinanciering door advocaten komt zeer weinig voor. Lange tijd was het onder Duits recht namelijk verboden contingency fees overeen te komen met de advocaat.3 Dergelijke afspraken zouden perverse prikkels genereren en niet te verenigen zijn met de positie van de advocaat als onafhankelijke hoeder van het recht.4 Het Bundesverfassungsgericht oordeelde in 2006 dat een volledig en rigide verbod op de resultaatgerelateerde beloning in strijd is met de Berufsfreiheit.5 Sinds 2008 is het in zeer specifieke omstandigheden toegestaan dergelijke afspraken te maken, namelijk indien de cliënt in verband met de financiële positie en risicohouding ervan zou afzien te procederen tenzij dat op basis van een contingency fee zou gebeuren.6 Op de proceskostenveroordeling heeft het bestaan van een dergelijke afspraak overigens geen enkele invloed.7
Voorts kan de vordering in het kader van een gerechtelijke procedure worden verkocht en overgedragen, tenzij partijen de niet-overdraagbaarheid zijn overeengekomen.8 Procesfinanciering door derden (investeerders, financieringsmaatschappijen) is ook toegestaan en lijkt in opkomst te zijn. Daarbij verplicht de procesfinancier zich tegenover de eisende partij op basis van een Prozessfinanzierungsvertrag om de kosten van de advocaat, deskundigen, griffierechten, eventuele andere kosten én de eventuele proceskostenveroordeling te vergoeden. Uitsluitend in geval van winst is de eiser gehouden de procesfinancier een deel van de opbrengst van de toegewezen vordering te betalen.9 In verband met de strikte toepassing van de tarieven bij de proceskostenveroordeling zijn de risico’s zeer nauwkeurig te calculeren. De omstandigheden in het Duitse stelsel lijken dan ook zeer geschikt voor procesfinanciering door derden.10