Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.8.3
7.8.3 Betekenis van het begrip gewichtige reden
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS374667:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo Bart, p. 157.
Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo Bart, p. 155.
HR 22 juli 1986, NJ 1986, 823, r.o. 3.2(Hillegom/Hillenius) over de vraag of het hoofd van de accountantsdienst van DNB vragen moest beantwoorden naar vertrouwelijk verstrekte inlichtingen; HR 22 december 1989, NJ 1990, 779, r.o. 3.5(Algemene Bank Nederland/Fraterman c.s.); HR 4 januari 2000, NJ 2000, 537, r.o. 5.4.2.
HR 29 juni 2007, NJ 2007, 638, r.o. 3.6.2(Dexia Bank Nederland/Van Steenoven).
HR 11 juli 2008, NJ 2009, 451, r.o. 3.4.6 (De Telegraaf c.s./Staat).
HR 10 april 2009, LJN BG9470, r.o. 3.6.3 (X/Y).
HR 23 februari 1990, NJ 1990, 664, r.o. 3(Hameco/Smith Kline & French).
Dat een beroep op een gewichtige reden gedaan kan worden, maakt nog niet duidelijk, hoe belangenafweging vervolgens zal moeten plaatsvinden. De parlementaire geschiedenis bij art. 22 en art 843a Rv is hier weinig behulpzaam. Die laat de invulling van de afweging in feite over aan de rechter en geeft zelfs niet uitdrukkelijk aan, of belangen (zeer) zwaarwichtig moeten zijn willen zij aan verstrekking van bescheiden in de weg staan. De parlementaire geschiedenis heeft immers niet veel meer om het lijf dan het volgende:
"Bij het criterium gewichtige redenen moet in de eerste plaats gedacht worden aan vertrouwelijke gegevens, zoals, bijvoorbeeld, gegevens betreffende de seksuele geaardheid, de medische status of financiële positie. Ook kan het gaan om vertrouwelijke bedrijfsgegevens. Een nadere invulling van dit criterium kan het beste worden overgelaten aan de rechtspraak."1
".. .zij opgemerkt dat niet nauwkeurig kan worden aangegeven hoe ruim de mogelijkheid is dat bepaalde feiten of stellingen wegens gewichtige redenen niet hoeven te worden weergegeven. Het oordeel hierover is immers overgelaten aan de rechter, die daarbij het gewicht van de reden voor de weigering moet afwegen tegen het belang dat recht kan worden gedaan mede op grond van de gevraagde gegevens."2
De parlementaire geschiedenis verwijst niet naar rechtspraak die van betekenis kan zijn. Die rechtspraak is er echter wel. Voor de hand ligt immers om aansluiting te zoeken bij de rechtspraak die is gewezen bij een beroep op een wettelijke geheimhoudingsplicht, waarin geen verschoningsrecht ligt besloten. Voor die situatie heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat het zwaarwegende belang bij waarheidsvinding moet worden afgewogen tegen de door de betrokken bepaling beschermde belan-
gen.3
Bij de eerste gelegenheid waarbij de Hoge Raad het begrip gewichtige reden in de mond nam, werd niet op die eerdere uitspraak aangesloten. In dat eerste arrest van de Hoge Raad uit 2007 over het begrip gewichtige reden bleek dat voor een beroep op een gewichtige reden slechts plaats is op grond van een bijzondere reden zoals bijvoorbeeld een beroep op vertrouwelijkheid ter bescherming van de rechten of belangen van derden.4 Het gebruik van het woord "bijvoorbeeld" liet reeds zien, dat geen sprake is van een limitatieve reeks mogelijkheden om een beroep te doen op een gewichtige reden.
Een jaar later volgde echter de volgende meer algemene formulering over het begrip gewichtige reden die wel aansluit op de eerder gewezen rechtspraak over wettelijke geheimhoudingsplichten:
"omdat slechts van gewichtige redenen sprake kan zijn indien in de concrete omstandigheden van het geval de belangen waarop de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de verlangde inlichtingen of stukken zich in het bijzonder richt, zwaarder wegen dan het zwaarwegende maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt."5
waarna die formulering als volgt in 2009 werd herhaald in vergelijkbare bewoordingen:
"De rechter zal, indien de mediator met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht verzoekt een bepaalde vraag onbeantwoord te mogen laten, zijn beslissing dienaangaande moeten baseren op een afweging van het zwaarwegende maatschappelijke belang bij de waarheidsvinding in rechte en het belang dat wordt of de belangen die worden gediend met de geheimhoudingsplicht waarop de mediator zich beroept."6
Plezierig is dat de aansluiting bij de rechtspraak over wettelijke geheimhoudingsplicht het vereenvoudigt om een innerlijk consistent systeem van weigeringsgronden te creëren. Van belang is dat daarbij door het benadrukken van het zwaarwegende belang van de waarheidsvinding ook een rangorde tussen de af te wegen belangen is aangebracht. Dat afweging vereist is tussen de belangen bij informatieverstrekking en de belangen bij het onthouden van medewerking daaraan is immers op zichzelf natuurlijk niet bijzonder. Eerder werd al uitgemaakt dat die moest plaatsvinden bij de beoordeling van een vordering tot verstrekking van een klantenlijst bij inbreuk op intellectuele eigendomsrechten. Daarover overwoog de Hoge Raad:
"De rechter zal bij zijn beslissing omtrent zulk een vordering moeten letten op de wederzijdse belangen en de verdere omstandigheden van het geval, zoals de aard en de ernst van de onrechtmatige daad en het belang van de aansprakelijke persoon zijn commerciële gegevens niet aan de concurrentie ter beschikking te stellen."7