Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/44:44 Erkenning met beperkende toevoeging
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/44
44 Erkenning met beperkende toevoeging
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691484:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Voor de leesbaarheid wordt verder uitsluitend gerefereerd aan een erkenning.
De rechtbank Rotterdam kwalificeerde het verweer m.i. ten onrechte als een bevrijdend verweer (Rb. Rotterdam 12 december 2012, zaak/rolnummer 396232/HA ZAQ 12-167 (niet gepubliceerd)). In appel ging het geschil uitsluitend over conflicterende onderhandse akten (Hof Den Haag 8 december 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3316).
Star Busmann 1948, nr. 218.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Verweerder erkent c.q. betwist niet bepaalde feiten zoals gesteld door eiser, maar voegt aan deze erkenning of niet-betwisting1 een clausulering of een nadere precisering toe.
De verleiding is groot de erkende feiten als vaststaand aan te nemen en de toevoeging na de erkenning te kwalificeren als een bevrijdend verweer. Verweerder krijgt dan het bewijsrisico toegeschoven van de toevoeging. Het splitsingsverbod houdt in dat bij een erkenning gevolgd door een beperkende toevoeging, de toevoeging niet geïsoleerd mag worden van de erkenning. Op grond van het splitsingsverbod mogen bij een gedeeltelijke erkenning de erkende feiten niet als vaststaand worden aangemerkt. Van verweerder kan niet worden verlangd dat hij de stellingen, in zoverre die afwijken van die van eiser, aantoont.
Voorbeeld
Wanneer een koper een verklaring voor recht vordert dat de koopprijs (van een slijterij) € 20.000,- bedraagt, terwijl de verkoper het verweer voert dat de koopprijs € 50.000,- bedraagt, zal de koper, gelet op de gemotiveerde betwisting door de verkoper, de feiten die zijn standpunt ondersteunen moeten stellen en zo nodig bewijzen. De koper roept het rechtsgevolg in dat hij zich tot niet meer dan € 20.000,- heeft verbonden; het antwoord van verweerder is een grondslagverweer.2
Gaat het om stellingen van verweerder die ertoe strekken te betogen dat de overeenkomst waarop eiser zijn vordering baseert een heel andere inhoud had dan uit het relaas van eiser valt te distilleren, dan is het verweer van verweerder te kwalificeren als een grondslagverweer. Omdat verweerder een verweer voert dat onverenigbaar is met de stellingen van eiser, kan men niet anders oordelen dan dat de gedeeltelijke erkentenis een ontkenning is van een deel van de grondslag van de eis en daarom moet de waarheid daarvan door eiser worden aangetoond.3 Verweerder voert dus een grondslagverweer.
Wanneer een onderdeel van een gestelde verbintenis wordt ontkend, wordt daarmee de grondslag van de vordering bestreden. Dan mag niet de conclusie worden getrokken dat de grondslag van de vordering gedeeltelijk vaststaat. De rechter doet dan geen recht aan het partijdebat. Het splitsen van bepaalde feitelijke elementen van het verweer leidt tot een verkeerde verdeling van het bewijsrisico ten nadele van verweerder. De clausulering mag niet op het bord van verweerder worden geschoven. Wanneer de toevoeging van verweerder betrekking heeft op een onderdeel van de grondslag van de vordering van eiser, doet hij daarmee afbreuk aan de feitelijke grondslag. Bij gedeeltelijk niet weerspreken door verweerder mogen de (niet weersproken) stellingen van eiser niet als vaststaand worden aangemerkt en is het onjuist te verlangen, dat verweerder de waarheid van zijn voorstelling van zaken, in zover ze afwijkt van die van eiser, aannemelijk zal maken.