Einde inhoudsopgave
Wet op het primair onderwijs
Artikel 141 Splitsing van de gemeente
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 155.
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Het college van burgemeester en wethouders kan, indien elk bevoegd gezag dat een of meer scholen in de gemeente in stand houdt schriftelijk heeft verklaard daarmee in te stemmen, besluiten dat het grondgebied van de gemeente in twee bij dat besluit vastgestelde delen wordt gesplitst in verband met aanzienlijke verschillen in bebouwingskarakter en bevolkingsdichtheid tussen die delen. De grenzen van de delen van de gemeente die zijn ontstaan als gevolg van toepassing van de eerste volzin, vallen samen met grenzen van gebieden in die gemeente die zijn opgenomen in de jaarlijkse publikatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek ‘De landelijke wijk- en buurtindeling’. Het besluit is gedurende 20 jaar van kracht behoudens het gestelde in het vijfde lid.
2.
Het college van burgemeester en wethouders brengt Onze Minister binnen vier weken na het nemen van het besluit, bedoeld in het eerste lid, op de hoogte van dat besluit, waarbij tevens mededeling wordt gedaan van de begrenzing van de beide gebiedsdelen, de oppervlakte daarvan en het aantal 4- tot en met 11-jarigen dat daarbinnen woonachtig is. Na ontvangst van een mededeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij ministeriële regeling voor de beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm vastgesteld. De opheffingsnorm voor elk deel wordt vastgesteld op de wijze als aangegeven in artikel 140, met dien verstande dat bij het bepalen van de leerlingdichtheid wordt uitgegaan van het aantal km 2 grondoppervlakte van het desbetreffende deel en dat de vijfde volzin van artikel 140 niet van toepassing is. De ministeriële regeling wordt overeenkomstig artikel 139, tweede lid, bekendgemaakt en is voor de eerste maal van toepassing met ingang van 1 augustus, volgend op die bekendmaking.
3.
Indien niet elk bevoegd gezag een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid eerste volzin wenst te verstrekken, kan het college van burgemeester en wethouders Onze Minister verzoeken een besluit tot splitsing als bedoeld in het eerste lid te nemen. Met betrekking tot de aanvraag is het tweede lid eerste volzin van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders eveneens de ontvangen instemmende verklaringen overlegt, alsmede een opgave van de scholen waarvan het bevoegd gezag geen instemmende verklaring wenste te verstrekken. Indien Onze Minister tot splitsing van de gemeente besluit zijn op dit besluit de tweede tot en met vierde volzin van het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4.
Van een besluit van het college van burgemeester en wethouders inhoudende een weigering om tot splitsing van de gemeente, als bedoeld in het eerste lid, over te gaan en van een besluit van het college van burgemeester en wethouders, inhoudende een weigering om een aanvraag tot een zodanige splitsing bij Onze Minister in te dienen, kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die daardoor rechtstreeks in zijn belang is getroffen, bij de Kroon in beroep komen. Met een weigering om tot splitsing van de gemeente over te gaan, wordt gelijk gesteld het niet nemen van een besluit met betrekking tot splitsing binnen 6 maanden na verzending van de laatste instemmende verklaring van de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in het eerste lid. Met een weigering om een aanvraag tot splitsing bij Onze Minister in te dienen, wordt gelijkgesteld het niet nemen van een besluit binnen 6 maanden na verzending van een aanvraag daartoe aan het college van burgemeester en wethouders door een bevoegd gezag dat een of meer scholen in de gemeente in stand houdt. Het beroep wordt ingesteld binnen 30 dagen nadat het besluit openbaar is gemaakt of ter kennis is gebracht van degene jegens wie het besluit is genomen dan wel binnen 30 dagen na het verstrijken van de termijn van 6 maanden bedoeld in de tweede of derde volzin.
5.
Op grond van bijzondere omstandigheden die voortvloeien uit de ruimtelijke ordening en die op het moment dat het besluit tot splitsing als bedoeld in het eerste of derde lid werd genomen niet voorzienbaar waren, kan de gemeenteraad binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van 20 jaar een besluit nemen tot wijziging of beëindiging van de splitsing. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Een besluit van de gemeenteraad tot wijziging of beëindiging van de splitsing behoeft de goedkeuring van Onze Minister.